Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen
Afbeelding van Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongenToon afbeelding van titelpagina van Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.08 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Rinke



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Pietje Bell, of de lotgevallen van een ondeugenden jongen

(1914)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 90]
[p. 90]

Achtste Hoofdstuk.
Meester Ster. - Ondankbare menschen.

Het was al door de heele stad bekend geworden, welk een deugniet Pietje Bell was. De menschen zeiden, dat het zijn vaders eigen schuld was, omdat de schoenmaker de grappen van zijn jongen zoo ontzettend aardig vond en er steeds om lachte. De drogist had van zijn zoon gehoord, hoe Pietje zich gedragen had en daarover had Geelman bij den schoenmaker weer een heele boetpredikatie gehouden. Niettegenstaande de ernstige woorden van den drogist had Jan Plezier weer de beenen in de lucht gegooid en gelachen, dat buren nieuwsgierig kwamen aanloopen om de aardigheid óók te hooren.

Het werd een verbazende vroolijkheid onder de buurtgenooten en dadelijk ging het verhaal van Pietje

[pagina 91]
[p. 91]

op de Zondagsschool als een loopend vuurtje door de stad.

Pietje zat nu in de tweede klasse. Daar was geen juffrouw, maar een onderwijzer, die zeer streng was en meester Ster heette.

Hij was al meer dan veertig jaren onderwijzer en had weinig haren meer op het hoofd. Het haar, dat hij nog bezat, hing aan zijn achterhoofd in korte krullen omlaag. In plaats van een boord droeg hij een witten halsdoek en door zijn bril keken zijn oogen streng en bestraffend. Hij liep meest met de handen op den rug, waarin hij steeds een langen stok hield, die hij gebruiken moest bij de landkaart. Maar omdat in de tweede klasse nog geen landkaart gebruikt werd, bezigde meester Ster den stok maar om er mee door de lucht te zwaaien.

Den eersten dag reeds, toen Pietje Bell was verhoogd, nam meester Ster hem bij zich en zei op ernstigen toon:

‘Pieter Bell, je bent nu aan mijn zorgen toevertrouwd en zult verder van mij onderwijs ontvangen, Ik weet, dat je een lastige en ondeugende leerling bent, trouwens de heele stad weet dat, maar ik wil je even zeggen, dat er bij mij in de klas geen grappen gemaakt worden.’

Pietje vond dit een vreemde ontvangst.

‘Ja meester,’ zei hij, ‘maar ze moeten ook altijd mij hebben. Ik kan nooit eens een grapje maken of de heele straat staat er van overeind. Ze denken, dat ik alles expres doe, maar ik ben juist heelemaal niet

[pagina 92]
[p. 92]

ondeugend. Ik heb moeder beloofd, een brave jongen te worden, maar ik heb altijd ongelukjes.’

Nu dat ondervond meester Ster dienzelfden middag.

Hij had de gewoonte, elken middag van drie tot vier uur, wanneer de kinderen aan hun sommen waren, zijn middagdutje te doen. Hij zat dan in zijn stoel nabij de voorste bank. Dat deed hij ook dien middag.

Pietje, die den heelen dag vrij kalm was geweest, keek eerst met verbazing naar zijn slapenden meester. Hij wist wel, dat de man niet zoo jong meer was en dus 's middags wel moe werd. Meester had best een uurtje rust noodig. Daarom vond Pietje het ook niet goed, dat er telkens een lastige vlieg om meesters hoofd gonsde, zich nu eens op zijn wang, dan weer op zijn voorhoofd of zijn neus zette. Meester zou er door gestoord worden in zijn rustig slaapje en dat vond Pietje niet noodig.

Toen nu de halsstarrige vlieg zich boven op het gladde hoofd van meester Ster zette, stond Pietje zachtjes op uit de bank, deed een stap nader, hief zijn vlakke hand omhoog en...

‘Klets!’ Dood was de vlieg... plat als een dubbeltje.

Hevig ontsteld vloog meester Ster op.

‘Wie... wie waagt het... Jij? Jij? Jij?’

‘Och meester, ik sloeg alleen maar een vlieg dood.’

‘Wat zeg je, raddraaier, belhamel, wàt sla jij dood? Ik sla jou dood!’

De stok zwaaide zwiepend door de lucht en Pietje kreeg een fermen tik. En toen werd hij in 't kolenhok gestopt.

[pagina 93]
[p. 93]

Na schooltijd was meester Ster weer heelemaal gekalmeerd. Hij ging voor Pietje staan en las hem geducht de les. Pietje keek meester droevig aan, maar ontdekte op hetzelfde oogenblik, dat de platgeslagen vlieg nog op diens hoofd zat.



illustratie

En terwijl de meester hem nog eens geducht onderhanden nam, draaide Pietje zich half om, kneep een oog dicht en dacht:

‘Niks zeggen... Laat zitten.’

[pagina 94]
[p. 94]

Als gewoonlijk dischte Pietje thuis weer een prachtig verhaal op van het avontuur met meester Ster, waarbij zijn vader zich zoo geducht in een heeten aardappel verslikte, dat Martha en moeder er aan te pas moesten komen en vader op den rug kloppen.

En wat anders nooit gebeurde; moeder en zus Martha gierden het nu zelf uit van het lachen, terwijl Pietje maar even glimlachte en zei, dat hij meester Ster toch wel een besten man vond, precies 'n grootvader.

Den volgenden morgen was Pietje weer tijdig present. Hij begon met aan meester Ster, die in zijn stoel voor schooltijd een pijpje rookte, te vertellen, dat zijn vader en moeder en Martha zich gisteravond half ziek gelachen hadden om de vlieg, die hij op meesters hoofd had doodgeslagen en dat vader zich leelijk in een aardappel verslikt had. De meester fronste het voorhoofd en zei niets. Toen gaf Pietje meester den raad een pruik op het kale hoofd te dragen, want tante Cato droeg er ook een. Kende meester tante Cato niet, die met den grooten pukkel op haar neus? Hij vond het wel aardig, dat tante Cato in huis was, maar vader was blij, toen ze wegging. Had meester ook een tante? Mocht hij even meesters bril schoonmaken?

En zonder verdere toestemming trok hij meester den bril van 't gezicht, nam zijn zakdoek, likte even aan de glazen en begon te poetsen. Maar meester nam hem den bril weer af. Pietje lachte. Hij zei, dat

[pagina 95]
[p. 95]

er een meester op de Zondagsschool was, die veel dikkere glazen in zijn bril had. Maar die had ook zulke bolle oogen, net koeie-oogen. Er kwam zoowaar een glimlach op het ernstige gezicht van den ouden schoolmeester.

Pietje wou nog even vertellen van de muis, die hij met zijn laars wou doodgooien, maar de bel werd geluid en meester zei: ‘houd je mond!’

De oude onderwijzer leerde zoo langzamerhand zijn Pietje meer en meer kennen. De jongen babbelde graag met hem en vertelde al zijn avonturen. De andere kinderen waren een beetje bang voor de strengheid en de ernstige oogen van meester Ster. Pietje Bell trok zich daar weinig van aan. Hij drong zijn vriendschap en hulp aan den meester op, en 't kon hem weinig schelen, of deze daar al of niet van gediend was.

Bij het leeren deed hij in de nieuwe klasse wat hij kon. Hij had een vlug verstand en begreep de sommen eerder dan iemand van de anderen. Daarom was hij ook het eerste van de klasse er mee klaar; en teekende op zijn lei het welgelijkend portret van den meester met het onderschrift: dit is de lieve meester Ster.

De onderwijzer veegde het dadelijk uit, trok Pietje aan een oor en gaf hem een goedkeuring in het boek.

Pietje raapte toen zijn griffel op van onder de bank en maakte van die gelegenheid gebruik om onder alle banken door te kruipen en iederen jongen met een speld een prik in de beenen te geven.

[pagina 96]
[p. 96]

Bij 't naar huis gaan vroeg Piet aan Annetje Blom, een zevenjarig klassegenootje, of zij bij hem thuis wilde spelen. Dat vond Annetje best en Pietje stelde haar voor, broertjes met elkander te worden.

Piet vond het veel aardiger als Annetje een jongen was en daarom zei hij haar, dat ze haar schooljurk moest uittrekken en een pakje van hem aandoen. Zoo deed Annetje en in het jongenspakje zag ze er kluchtig uit.

‘Dag jongetje!’ zei Piet, ‘wil je mijn broertje zijn?’

‘Ja Piet.’

‘Dat is goed. Maar jongetjes hebben niet zulke lange haren. Ik zal ze wat korter maken.’

‘Maar mijn moeder zal 't niet goed vinden, dat je mijn haren afknipt.’

‘O jawel, want dan ben jij een jongetje geworden. Meisjes zijn niets waard. Je moeder zal blij wezen, dat je nu een jongen bent.’

Piet haalde nu moeders schaar en knipte Annetjes lange, blonde krullen dicht bij het hoofd af. Het haar moest zij maar bewaren voor haar pop.

Toen bracht Pietje zijn nieuwe broertje naar huis. Juist kwam de vader van Annetje thuis en toen die hoorde wat Pietje gedaan had, werd hij rood van kwaadheid en rammelde Piet door elkaar, alsof hij hutspot van hem wilde maken. - ‘Jou slechte, slechte kwajongen!’ riep hij.

Pietje vond 't heelemaal niet aardig van Annetjes vader. Zoo'n aardig grapje was toch zoo erg niet. En Annetje was nu toch immers een jongen? En zijn jongens niet meer waard dan meisjes?

[pagina 97]
[p. 97]

Pietje vond het vreeselijk onrechtvaardig, dat de heele buurt nu zooveel kwaad van hem sprak. Alsof het een misdaad was om iemands haar een beetje te knippen! Deed de barbier niet hetzelfde? De man had wel meer dan tienmaal zijn haar geknipt en niemand had er ooit wat van gezegd! Was het voor een kleine jongen om er razend van te worden? O, hij wou maar dat hij hier vandaan was en mee mocht met den orgeldraaier, die een aapje op zijn orgel had. Als hij zoo'n draaiorgel had en een aap, kon hij best zijn eigen brood verdienen en zou hij dan maar geen kapitein op een boot worden met alle dagen biefstuk. Ook zijn moeder was vreeselijk boos op hem en daarom meende Pietje, dat het wel goed was, haar weer wat vriendelijker te doen worden. Hij ging dan ook naar den bloemenwinkel en bestelde voor zijn lieve moeder een groote bouquet, die een uur later thuisbezorgd werd. Pietje hield zich stil en zei niet, dat hij de edele gever was. Moeder was vreeselijk in haar schik met den prachtigen ruiker, maar Vader niet. Want die kreeg na eenige dagen een rekening van drie gulden te betalen en nu kwam het ook uit, dat Pietje de boodschap gedaan had.

 

O, wat zijn de menschen toch ondankbaar!

Inplaats dat zij een aardig ventje, dat hen helpen wil en steeds op alle manieren van dienst wil zijn, beloonen met een doos borstplaat of een bokkenwagen of een mooien voetbal, schreeuwen zij moor den brand en schrijven in de kranten, dat Pietje Bell de schrik

[pagina 98]
[p. 98]

van de stad is! Dat hij naar een verbeteringsgesticht moet of naar een tuchtschool. Had Pietje 't maar vooruit geweten, dat men er zooveel drukte van maken zou, dan was hij er nooit aan begonnen. Wat er dan nu weer gebeurd was? Wel, het was Zondagmorgen en Pietje was vroeg op. Hij had juist den vorigen avond een verschrikkelijk standje gehad van zijn moeder, omdat hij haar geholpen had, zout in den pot zuurkool met aardappelen te doen en er wel een pond zout doorgeroerd had, terwijl zijn moeder in de kamer de tafel dekte. De gestampte zuurkool was niet te eten geweest en men had zich met boterhammen moeten behelpen. Moeder had bijna gehuild, maar Pietje had moeders hoofd in zijn handen genomen en haar hartelijk afgekust. Vanaf morgen zou hij een lieve, brave jongen zijn, die nooit meer iets ondeugends zou doen. Een jongen, zóó braaf en zoet, als waarvan je in de schoolboekjes leest. En morgen-ochtend zou hij met moeder naar de kerk gaan, om te toonen, welk een braaf kind hij worden zou.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken