Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tim en Tom (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tim en Tom
Afbeelding van Tim en TomToon afbeelding van titelpagina van Tim en Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.33 MB)

Scans (15.83 MB)

ebook (9.30 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tim en Tom

(1910)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

Eerste Hoofdstuk.
Een rumoerige geboortedag.

Langs beide oevers van het riviertje de Schie leidt van uit Rotterdam een weg naar het aardige, vriendelijke dorpje Oldenhove. Wanneer je rechts 't zwarte kolenpad neemt, krijg je na 'n half uurtje loopens een aardig kijkje op 't dorp met zijn roode daken en grooten, vierkanten toren, waarop wel een peperbus lijkt te staan. Bij den ingang van het dorp zijn de huizen van den weg gescheiden door tuintjes, die door een nog al vervallen houten hek afgesloten zijn. Links zie je eerst nog een paar houtzaagmolens, dan komt er ineens een rij heel wat nettere huisjes met witte bruggetjes over een smal slootje. Waar deze huisjes ophouden staat een winkeltje, waar vroeger de kruidenierszaak gevestigd was van Timotheüs Baks. Eigenlijk was zijn winkel meer, wat ge in Indië een ‘toko’ zoudt noemen, een bazar, waar je van alles en nog wat kunt krijgen.

[pagina 8]
[p. 8]

Baks verkocht evengoed postzegels, inkt, tabak, sigaren, lampeglazen, klompen en pantoffels, als suiker, zout, zeep en de verdere gewone kruidenierswaren.

Hij was een goeie baas, soms wat kort aangebonden, maar hij meende het toch niet kwaad. Hij was zeer tevreden met zijn lot, hield vrede en rust met alle klanten en had maar één groot gebrek. Hij hield niet van kinderen. Hij kon ze niet uitstaan en vond het héél best, dat hij er zèlf geen had. Dat nam niet weg dat hij de kleinen, die voor moeder een boodschap haalden, altijd een snoeperijtje toegaf, maar dat was meer om de klandizie dan om de kinderen zelf. Overigens deed hij alles alleen, en terwijl zijn vrouw het huishouden beredderde, hield hij den winkel in orde, woog suiker, thee, krenten en stroop met groote nauwkeurigheid af en maakte een praatje met de klanten over het mooie weer of over den nieuwen dominee van het naaste dorp.

Zoo leefde Timotheüs Baks heel genoeglijk en tevreden voort, totdat opeens een groote gebeurtenis in zijn leventje de kalme genoeglijkheid en tevredenheid verstoorde.

 

Op zekeren zonnigen morgen in Augustus liep Baks met een hoogst ontevreden gezicht mopperend door zijn winkel. Wat hij in zijn handen nam, smeet hij met ruw geweld op de toonbank neer, en zoo kon men aan alles bemerken, dat de stemming van den dorpskruidenier niet bepaald aangenaam was. Toen begon hij, om z'n geprikkeld humeur wat afleiding te bezorgen, een theekist woedend uit elkander te slaan. Daarmee maakte hij zoo'n heidensch lawaai, dat de kamerdeur geopend werd en 't verschrikte gezicht van een oude baker om den hoek kwam kijken, teneinde den ‘baas’ wat stilte te verzoeken.

[pagina 9]
[p. 9]

Toen ging hij den vloer achter de toonbank wat aanvegen, waardoor hij niet eens bemerkte, dat de vrouw van zijn buurman, door 't heele dorp bekend als Magere Trien, den winkel was binnengekomen. En toen hij toevallig opzag, schrikte hij van 't mensch.

‘Wat is er?’ riep hij met ontsteld gezicht.

‘Heereguns man, schrik je zoo? Je bent ook zoo druk in de weer. En hoe is 't er nou mee?’

‘Hoe 't er nou mee is? 'n Mooie boel! Twee man meer in de kost! Een fortuintje!’

‘Guns nog toe Baks, wat zeg-ie? Twéé man? Je wilt toch niet zeggen, dat je twee....’

‘Zóóns heb gekregen! Ja zeker, dat wil ik nou zeggen!’ viel de kruidenier haar in de rede.

Magere Trien staarde haren buurman eerst een oogenblik met groote oogen aan, toen stak ze haar beenige armen omhoog en snelde naar buiten, om het prachtige nieuwtje aan de buurvrouwen te vertellen. Het was verwonderlijk, hoe ijverig die huisvrouwen haar werk in den steek lieten en zich naar den winkel van Baks spoedden. Onder voorwendsel van een pond zout of een ons thee te halen, moesten ze opeens allemaal naar den kruidenierswinkel. Magere Trien sloeg geen deur over of ze klopte of belde aan, teneinde het ongehoorde nieuws te verkondigen. En overal gingen de deuren open en haastten de bewoonsters zich naar 't kruidenierswinkeltje van Baks. Deze kreeg het opeens verbazend druk, maar toen hij begreep, dat die belangstelling meer gericht was op zijn tweeling, dan op zijn kruidenierswaren, kwam zijn prikkelbare bui weer boven en snauwde hij de vrouwen met korte, bitse antwoorden en uitroepen af. Ze wilden allemaal naar binnen om de kleutertjes te zien, en tot overmaat van ramp kwam de oude baker uit de kamer naar den winkel, om

[pagina 10]
[p. 10]

de kakelende bezoeksters op de hoogte te brengen.

Inmiddels groeide het aantal belangstellenden voortdurend aan en het kleine winkeltje kon reeds het getal vrouwen niet meer bevatten, zoodat velen buiten de deur stonden en zich moesten vergenoegen met de woorden, die zij van uit den winkel opvingen.

‘Wat zeg je me dáárvan, vrouw Giese, twéé jongens!’ zei een dikke, logge buurvrouw, terwijl ze voortdurend haar mond met haar schort afveegde.

‘In geen jaren gebeurd op Oldenhove, mensch,’ was 't antwoord van een andere dorpsdame, die er niet bepaald zindelijk uitzag. ‘Ik docht zoo bij mezelvers, ik docht, ik moet toch 's effe gaan kijken, 'k ben an de wasch bezig, mensch, en zoo'n huishouwe als 'k zelf heb, daar mot je wat voor doen, zeg 'k maar, - en Baks zal z'n hart ook kenne ophale an die twee kindere - 't is 'r nog al een man voor om van kinderen te houën....’

‘Zullen wij ook niet 's naar binnen gaan? Guns kijk es, wat een belangstelling, en daar kommen warempel de schoenmaker en de bakker ook al an.’

Nieuwsgierig geworden naar de oorzaak van die opschudding voor het huis van den kruidenier, spoedde een ieder zich erheen. De menigte groeide, de laatst aangekomenen wisten niet het rechte van de zaak, men mompelde van ruzie, een ander veronderstelde, dat er wel brand kon wezen, totdat de dorpskleermaker, die van verre 't rumoer gezien had en ijlings toe kwam loopen, het woord ‘brand’ opving en onmiddellijk weer naar zijn huis vloog om zijn brandmeesters-band en zoo mogelijk de spuit te halen. Even voor zijn woning ontmoette hij den koster. ‘Brand!’ schreeuwde de kleermaker hem toe.

De koster schrikte geweldig en maakte zoo snel hij loopen kon rechtsomkeert. Hij ontsloot de deur

[pagina 11]
[p. 11]


illustratie

der kerk en begon uit alle macht de klok te luiden. Dat geklep alarmeerde het heele dorp, in de straat zag men de opeenhooping voor het huis van den kruidenier en als een loopend vuurtje ging de schriktijding door Oldenhove:

‘'t Huis van Baks staat in brand!’

Dat gaf me een opschudding in het rustige dorpje, waar men in de laatste drie jaren van geen brand gehoord had! Zóó groot was de ontsteltenis, dat de menschen van de eene straat naar de andere liepen, al maar roepend: brand! brand! Niemand dacht er aan, de spuit te halen, ieder wilde zelf den brand blusschen! Vooral de kleermaker, die er nu, gewapend met zijn brandmeesters-stok en een rooden band om den hoed, verschrikkelijk krijgshaftig uitzag, maakte een geweld van belang! Nadat hij het heele dorp met zijn lawaai op de been had gebracht, verzamelde hij op het plein voor de kerk zijn spuitgasten,

[pagina 12]
[p. 12]

commandeerde toen: voorwaarts! en trok naar het huis van Baks ten einde te zien, of de brand ernstig genoeg was om de spuit te gaan halen.

Het was drukkend warm dien dag en de dappere brandweer kwam dan ook hijgend en bezweet bij het huisje aan, waar het volk hen met luid gelach ontving.

‘Op zij, menschen! Ruimte asjeblieft!’ commandeerde de kleermaker, die met zijn brandmeesters-stok de menigte achteruit drong.

‘Hei ho, wat is er aan de hand?’ klonk opeens een stem, terwijl een man met 'n breeden vilthoed en een kolossaal dikken buik zich puffend door de menigte werkte.

't Was de burgemeester van Oldenhove.

‘Er is brand, burgemeester,’ zei de kleermaker, wijzend met zijn brandweerstok op Baks' winkel.

Opnieuw klonk het spottend lachen der omstanders.

‘Ik zie niets, brandmeester.’

‘'t Zal binnenbrand zijn, edelachtbare!’ zei de kleermaker op echten diensttoon. ‘Ik ben verplicht het huis te onderzoeken.’

‘Maar brandmeester, er is niets te zien. Je hebt je vergist.’

‘'t Staat in ons brandweer-reglement, burgemeester. Ik moet me overtuigen, dat er werkelijk geen vuur in het huis is.’

‘Nu, mijnentwege. Ga je gang.’

Onder het gelach der dorpelingen drong de kleermaker, gevolgd door twee boeren-spuitgasten, den kruidenierswinkel binnen.

‘Is de brand al gebluscht?’ vroeg hij aan Baks, die knapjes het land had over het onaangename opstootje voor zijn deur.

‘Loop naar de maan!’ riep Baks, ‘misschien is daar wat voor je te blusschen!’

[pagina 13]
[p. 13]


illustratie

‘We moeten toch even ons overtuigen,’ zei de kleermaker, en tegelijk stapte hij de kamer achter den winkel binnen, gevolgd door de twee spuitgasten en Baks zelf.

In plaats van een kamer vol rook en vlam zagen zij daar een heel ander tafreeltje.

Aan de tafel zat een dikke, oude baker, die met 'n glimlachend gezicht een bolrond poppetje aankleedde. Naast haar was een andere vrouw gezeten, die eveneens een kogelrond menschje op haren schoot hield en 'n lepeltje suikerwater gaf.

‘W.... wat 's dat, Bàks!’ riep de brandmeester verbaasd.

‘Twéé tegelijk!’ zuchtte Baks, ‘'k had liever één keer brand gehad.’

‘Nou - dus dáárom was die drukte voor je deur?’ 'k Heb toch duidelijk van ‘brand’ hooren roepen. Afijn, wel gefeliciteerd, Baks, en je vrouw ook.’

‘Dankie,’ zei Baks. ‘Geef me liever 'n tientje. En ruk nou asjeblieft gauw op, want 'k heb er nou genoeg van.’

[pagina 14]
[p. 14]

De brandmeester en z'n helpers werden met luid gejoel ontvangen en gingen met hangende pootjes huiswaarts.

Dien dag waren er verscheidene menschen woedend op elkaar, Baks op de kletsgrage buurvrouwen en den kleermaker en de burgemeester op Baks, omdat hij beschouwd werd als de oorzaak van alles.

De bevolking van Oldenhove had zich echter uitstekend vermaakt. En de twee jongste inwoners, die eigenlijk van alles de schuld waren, trokken zich niets van de heele geschiedenis aan; ze lagen heerlijk te slapen in hun gezamenlijk bed.

Het was een rumoerige geboortedag geweest.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken