Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tim en Tom (1910)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tim en Tom
Afbeelding van Tim en TomToon afbeelding van titelpagina van Tim en Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.33 MB)

Scans (15.83 MB)

ebook (9.30 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tim en Tom

(1910)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]


illustratie

Tiende Hoofdstuk.
Tim en Tom beloven beterschap en vernemen groot nieuws.

Bij dat on verwachte geraas in de achterkamer waren vader en neef Rekkers opgestaan om te zien, wat er gaande was. En daar zagen zij de kamer in de grootste wanorde! Al de kopjes en bakjes, het heele servies was aan scherven. Vader liep dadelijk de jongens na, maar zag alleen nog maar een been van Tim om den hoek verdwijnen. Toen keerde Baks terug, wel begrijpend, dat ze straks vanzelf wel zouden terugkeeren. Ondertusschen zat hij er maar mee, en wat zou die geldgierige neef wel te zeggen hebben! Nu, dat kon vader al hooren, voor hij weer binnentrad.

‘Dat komt er nou van, als men kinderen in zijn huis haalt,’ jammerde Rekkers, ‘zij eten een mensch de kleeren van het lijf en rinuweeren dan z'n boel nog op den koop toe.’

‘Neem me niet kwalijk, neef,’ zei vader, die

[pagina 96]
[p. 96]

neefs klacht wel wat overdreven vond, ‘maar Tim en Tom hebben toch zeker u de kleeren niet van het lijf gegeten?’

‘Dat zeg ik ook niet!’ antwoordde neef, ‘maar gij begrijpt toch Baks, dat gij mij de schade zult moeten vergoeden?’

‘O, met genoegen, als je dat noodig vindt,’ zei vader met een medelijdend lachje. ‘Voor hoeveel waarde was er?’

De huishoudster kwam te hulp.

‘Nou meneer,’ zei ze, ‘als ik 't eens zeggen mag, zóóveel bijzonders was 't niet hoor. 't Was maar een bij mekaar gezocht stelletje. Ha-ha-ha! Moet die man nou die anderhalve kop en bak betalen, Rekkers? D'r was nog voor geen kwartje waarde aan.’

‘Maar nou moet ik toch alles nieuw koopen,’ steunde de vrek, ‘en die schade kan ik niet lijden, Baks.’

‘Al goed hoor! Ik zal u een servies koopen als ge nimmer gehad hebt. Nu zou ik echter wel eens willen weten, weerheen Tim en Tom gestoven zijn. Ge begrijpt, dat ik de jongens niet aan hun lot kan overlaten, want ze weten hier den weg niet.’

‘Wel, laten wij een kleine wandeling maken,’ stelde neef voor, ‘we kunnen dan tevens nog eens over de zaken praten. Ik geloof wel, dat we hier wat aan verdienen kunnen,’ voegde hij er grinnikend bij.

‘We?’ vroeg vader verbaasd.

‘Nu ja, ik bedoel natuurlijk gij,’ zei neef, die zijn neus voorbij had gepraat.

Neef trok een dun, verschoten overjasje aan, waarvan de mouwen hem veel te kort waren en zette een hoed op, waarvoor een Zondagsche vischboer zich schamen zou. Doch vader lette daar niet zoo op, ook waren zijn gedachten meer bij zijn weggeloopen jongens dan bij zijn omgeving.

[pagina 97]
[p. 97]

‘Ik wil er wat onder verwedden, dat zij naar de booten zijn gegaan,’ zei neef. ‘Daar trekken de jongens hier altijd het eerst naar toe.’

En nauwelijks waren zij dan ook aan de Oosterkade gekomen, of daar liepen Tim en Tom bedaard voor hen uit.

‘Een ferme draai om de ooren zal hun die grapjes wel afleeren,’ zei vader. En zoo kreeg Tom van zijn vader en Tim van neef Rekkers den onverwachten klap, die hen bijna weder het hazenpad deed kiezen.

‘Hier!’ gebood Baks.

Toen keerden ze - verschrikt en teleurgesteld - terug.

‘We zullen straks met elkaar afrekenen,’ zei Baks, die het niet gewenscht vond, om hier op straat een oploopje van volk te veroorzaken, want reeds kwamen van alle kanten nieuwsgierigen naderbij, die wilden weten, waarom die mannen de jongens een klap hadden gegeven. Maar toen ze zagen, dat Tim en Tom bedaard met vader en neef verdwenen, liet men ze verder met rust.

Onder het wandelen bespraken Baks en Rekkers nog eenige belangrijke zaken. Neef zou wel zorgen voor een geschikt winkelhuisje in een dichte volksbuurt, en vader zou in den loop van de week nog eens terugkomen om het zaakje te bezichtigen en verder te onderhandelen. Daarop verklaarde neef, dat hij gaarne zijn gasten ten eten zou vragen, doch daar hijzelf bij een zakenvriend was genoodigd, kon hij dit moeilijk doen.

Vader Baks begreep en doorzag neef Rekkers' bedoeling volkomen en zei:

‘Laat u niet storen, neef. Wij zullen onzen weg wel vinden.’

Neef liep nog een paar straten om en verdween

[pagina 98]
[p. 98]

toen zoo spoedig mogelijk weer in zijn woning, zich de handen wrijvende, dat hij zijn gasten op zoo'n sluwe manier was kwijtgeraakt. 't Zou me dan ook een schadepost geweest zijn, om die drie te eten te geven!

 

Toen vader met de jongens per tram naar Oldenhove terugkeerde, was het al bijna donker geworden. Zij gingen daarna recht op huis aan en nu viel het Tim en Tom ineens zoo op, hoe verbazend vreemd en kil die thuiskomst was. Vrouw Veldhuis was dien dag bij hare familie, en dus was er niemand thuis.

Vader scheen dezelfde gedachte te hebben als zijn jongens. Vroeger zouden ze moeders stem gehoord hebben:

‘Zoo jongens, ben je weer thuis? Prettig uitgeweest met vader? En wie lust er nu een dikke boterham?’

En vader zou haar hebben hooren zeggen:

‘Dag vadertje, 'k ben blij, dat je er weer met onze jongens bent. Hier is je pijp en daar staan je pantoffels....’

Niets van dat al - - -

't Was stil in winkel en huiskamer.... en de dingen spreken niet.

Tim en Tom zwegen..... durfden nauwelijks elkander aanzien. Ze voelden beiden hetzelfde..... hadden één gedachte: Moeder - is - weg

Vader, die evenmin iets zei, had stil zijn jas en hoed weggehangen en begon voor ieder een paar boterhammen te snijden.

Toen de jongens hun vadertje zoo bezig zagen, kregen ze tranen in de oogen, maar ze durfden toch niet huilen, want ze dachten, dat vader nog boos op hen was. Vader zou nu immers met hen afrekenen?

[pagina 99]
[p. 99]

Er biggelde een traan langs Tom's wang.

‘Vader,’ zei hij zacht met 'n snikje, ‘vader, mag ik u.... helpen?’

Toen wierp vader opeens het broodmes neer, ging naar zijn jongens, sloot ze in de armen en drukte ze snikkend aan zijn borst.....



illustratie

Zoo, heel dicht bij elkaar, zonder dat iemand het zag, weenden ze stil hun verdriet uit.

 

Toen een uur later de maaltijd gedaan was en vader de lamp had aangestoken, nam hij Tim en Tom bij zich. Ze stonden aan weerskanten van vaders stoel en keken hem vragend aan. Maar niet dadelijk begon hij te spreken. Hij staarde een oogenblik naar den grond, alsof hij een geschikt aanvangspunt zocht.

[pagina 100]
[p. 100]

Toen begon hij, op zachten, droeven toon: ‘Beste jongens, luister eens.... jullie moet vader niet zoo'n verdriet doen. Vader heeft toch al geen prettig leven meer, sinds lief moedertje dood is.... en als jullie nu vaders verdriet nog grooter maakt.... waar moet het dan heen? Ik weet wel, jongens, je bent nog pas tien jaar en je weet nog niet van zorgen en verdriet.... maar je moest toch eens leeren begrijpen, dat je vader met al jullie onbezonnen streken zoo treurig maakt. Vandaag weer bij neef, wat moet die man wel van ons denken? Zoo mag het toch niet voortgaan, jongens. En jij vooral, Tim - aan welken kant sta je nu eigenlijk? - moet daar eens goed aan denken! Ik weet, dat jij meest de verzinner bent van allerhande grappen en streken - - hoor eens Tim, dat moet nu uit zijn. Doe je best op school om later een flink en nuttig mensch te worden, maar laat die flauwe dingen aan anderen over. En jij Tom, moet je broertje nog wat meer terug houden van zijn dwaasheden, ja, jij doet ten slotte net zoo hard mee, al heb je in 't eerst wat tegen te pruttelen..... En als vader later te oud is om zijn brood te verdienen, wie moet het dan doen, jongens?’

Tim en Tom keken vader met betraande oogen aan en knikten.

‘Juist, júllie, nietwaar? En beloof me nu, jongens, dat je vader geen verdriet meer zult doen. We mogen niet voortdurend troosteloos het hoofd laten hangen en zeggen: “wat hebben we toch een verdriet,” maar we moeten met ons drieën probeeren elkander het leven wat aangenamer te maken. En tot nog toe doen jullie juist andersom..... begrijp je dat, Tim?’

Tim knikte.

‘Ik zal mijn best doen, vadertje,’ zei hij zacht.

‘Ik ook, vader,’ zei Tom er bij.

[pagina 101]
[p. 101]

‘Mooi, we zullen zien, of je woord kunt houden.’ zei vader. ‘En nu heb ik je nog een heel groot nieuws te vertellen.’

Bij deze woorden klaarde het gezicht van Tim en Tom in eens op. Met groote oogen keken ze vader vragend aan.

‘We gaan misschien verhuizen!’ zei hij.

‘Verhuizen? O, wat echt, vader! En waarheen?’

‘Naar Rotterdam!’

Weg waren de tranen - weg waren droefheid en berouw.

‘Hoera! Naar Rotterdam! riepen Tim en Tom, en dadelijk liet de eerste er op volgen:

‘Wanneer, vader?’

‘Nu, dat kan nog wel eenigen tijd duren, denk ik. Maar wees nu eens kalm en begin dadelijk weer niet met allerlei dwaze dingen in je hoofd te halen. We gaan daar, net als hier, een kruidenierswinkel beginnen. Alleen kruidenierswaren, koffie, thee, suiker, en zoo meer. Ik heb er vandaag met neef over gesproken. Nu had ik zóó gedacht: Jullie gaan nog een jaartje of drie naar school en tegen dien tijd hoop ik den winkel zóó ver te hebben, dat ik je beiden in de zaak kan gebruiken!’

‘Dat is prettig,’ vond Tim. ‘En als wij dan in den winkel helpen, zit u voor het raam een pijpje te rooken en kijkt, of alles goed gaat.’

‘En als we dan een boel geld verdienen,’ zei Tom, ‘laten we een grooten winkel zetten met allemaal van die mooie glazen potten en geschilderde bussen, en dan woont vader in een mooi huis met witte trappen en groote beelden in de gang....’

‘Ja,’ fantaseerde Tim er op los, ‘en als 't mooi weer is, gaan we met vader uitrijden in een mooie open koets en twee schimmels er voor. Dan zeggen de

[pagina 102]
[p. 102]

menschen: daar heb je Tim en Tom uit dien grooten kruidenierswinkel met hun vader.’

‘Komaan!’ lachte vader, zijn jongens op den schouder kloppend, ‘ik hoor al, dat ik het goed zal hebben bij jullie. En nu je maar uitgekleed en naar bed.’

Tim en Tom deden wat hun gezegd was en vader bracht ze naar boven.

‘Nu stil gaan slapen, jongens,’ zei vader, ‘en vooral niet vergeten wat je beloofd hebt. Nacht Tim, nacht Tom, wel te rusten.’

‘Nacht vader, wel te rusten....’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken