Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Rijmpjes en versjes uit de oude doos

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,90 MB)






Genre
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Rijmpjes en versjes uit de oude doos

(1911)–Simon Abramsz.


 

Inhoudsopgave

Voorbericht.

[Rijmpjes] [A, B, C, de kat gaat mee]

[Suja, suja, kindje]

[Suja, poppedeine]

[Klaas Vaak die komt]

[Twee kindertjes bij mekaar]

[Schuitje varen over de zee]

[Ooievaar, Lepelaar]

[Jan, mijn man, wou ruiter worden]

[Hansje knipperdolletje]

[Hansje Pek]

[Hier is de sleutel van den Bibelebontschen berg]

[Tikke takke toonen]

['t Schaapje in het groene gras]

[Vinger in de hoed]

[Hu, hu, paardje]

[Tiere liere let let let]

[Slaap, kindje, slaap!]

[O oven, o oven!]

[Paardje, paardje, rij naar stee]

[Wel te rusten]

[Molenaartje, maalt je molen]

[Kom, laten we nu eens zingen]

[A, B, C, de meisjes drinken thee]

[Krullebolletje ging eens wandelen]

[Er zat een aapje op een stokje]

[Kindje, ga naar bedje]

[Groen, groen grasje]

[Een, twee, drie, vier]

[Trararetje, trararetje]

[Zagen, zagen, wiedewiedewagen]

[Tusschen Keulen en Parijs]

[Bim, bam, beieren]

[Bim, bam, de klok die luidt]

[Het wevertje zat naast zijn vrouw]

[Ouwe Jan en jonge Jan]

[Daar buiten, daar buiten]

[Wat ligt er in dat tonnetje?]

[Klop, klop, hamertje!]

[Hoe laat is 't?]

[Kaatje, ben je boven?]

[Daar was ereis een vrouw]

[Daar was ereis een koning]

[Koop thee voor je geld]

[Mietje ging eens water halen]

[Goeien avond, tante Betje]

[Handje plak]

[A, b, c, d, e, f, g, meester de jongens nemen knikkers van me mee]

[Torentje, torentje, bussekruit!]

[Waar ben je toch geweest?]

[Mijn vader zou laatst eens een kistje beslaan]

[Heb je wel gehoord van de holle bolle wagen]

[Koen, maak je mijn schoen?]

[Er waren eens drie eendjes in een pontje]

[Daar gingen eens drie oude wijfjes over een zwik zwak bruggetje]

[Schoenlappertje zou uit lappen gaan]

[Klompertje en zijn wijfje]

[Herder, laat je schaapjes gaan]

[Zakdoekje leggen]

[Juffrouw, wil je je jongetje verbieden?]

['t Regent zeer]

[Jan die sloeg Lijsje]

[Klein, klein, muisje!]

[Naar bed, naar bed, zei Duimelot]

[Duimelot is in 't water gevallen]

[Altijd is Kortjakje ziek]

[Ben je boos?]

[Palm-palm-Paschen!]

[Kluwentje, kluwentje garen]

[Toen 't kindje op de wereld kwam]

[Och, Jantje, wil niet huilen]

[Wat doet het hondje?]

[Koene kranen]

[Meester, mag ik naar huis toe gaan?]

[Amsterdam, die groote stad]

[Tik, tak, tol]

[Ik heb een potje gekocht]

[Danderomdeine kwam van Brugge]

[Dit is de sleutel van de Muiderpoort]

[Berend Botje ging uit varen]

[Luilak, beddezak]

[Klikspaan, halve maan]

[Daar was eens een mannetje, dat was niet wijs]

[Dertig dagen heeft November]

[Maart roert zijn staart]

[Maartsche buien]

[Sint-Niklaasje bonne, bonne, bonne]

[Sinterklaas, die goeie heer]

[Daar kruipt een vogeltje]

Strooiversje.

[Tante Ans zat op een gans]

[Eén, twee, kopje thee]

[Jan-oom zat op een boom]

[Raadselrijmpjes] [Hoog geklommen, laag gedaald]

[Daar staat een boom in 't westen]

[Vier roode ransen]

['t Is van ijzer]

['t Is in de vrouw]

[Een man, die daags een daalder won]

[Daar staat een juffertje in de deur]

[Eerst zoo wit als was]

[Hummeltje Tummeltje klom op den wagen]

[Kool, die koud is]

[Daar loopt een beestje over den dijk]

[Een houten huisje]

[Daar ging een mannetje over de brug]

[Tweebeen zat op driebeen]

[Toen ik was jong en schoon]

[Jij uit de aarde]

[Keizer Karel had een hond]