Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Cleefschen Pegasus (1654)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Cleefschen Pegasus
Afbeelding van Den Cleefschen PegasusToon afbeelding van titelpagina van Den Cleefschen Pegasus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

ebook (3.11 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

lofdicht(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Cleefschen Pegasus

(1654)–Maria-Margareta van Akerlaecken–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Nieu-Iaer Wenchinge Ende Loff Over de Schoonheyt vande Doorluchtige Hoochgeboren Princesse Maria Ghebooren Princesse van Orangien ende Nassau.

 
MARIA Schoon Princes van Orangien gheboren,
 
Als mijn u Schoonheyts Loff seer dickwils quam ter ooren,
[Folio E1v]
[fol. E1v]
 
Wensten ick in mijn hert het soud konnen geschien,
 
dat ick u Schoonheyts glans een soude connen sien,
 
Maer d'wijl de tijdt gebiedt dat ick van u moet blyven,
 
Can mijn pen laten niet u Schoonheyt uyt te schrijven,
 
Hoe wel mijn cleyne pen daer toe niet is bequaem,
 
Om hoogh te breyden uyt u Schoonheyts groote Naem.
 
Want na my is vertelt moet ghy Venus gelijcken,
 
de Coningin Heleen soud selver moeten wijcken.
 
Voor u hoe wel sy in het leven soo schoon was,
 
dat Troyen heel end al om haer brande tot as.
 
Een Phoenix moet men u nu van dees Landen noemen,
 
Want jeder laet niet af van u schoonheyt te roemen,
 
Soo dat ick segh noch eens het doet my groote pijn,
 
Ick niet en heb de eer by u Schoonheyt te sijn.
 
Ick bid Princesse Schoon mijn schrijven wilt vergeven,
 
Maer weet u Schoonheyts lof heeft my daer toe gedreven,
 
Al ist ick u Schoonheyt niet wel beschijven can,
 
Zoo bidt ick schoon Princes siet myn goed' wille an.

Noch op de voorgaende schoonheyt, uytgeleyt op de vijf sinnen.

 
't Gehoor.
 
HEeft mijn Oor connen ontfangen,
 
Ick naer u Schoonheyt verlangen,
 
Soo dat men my allen dagh,
 
Om u Schoonheyt dencken sagh.
 
't Gesicht.
 
Hoe soud mijn Gesicht verblyden,
 
Dat het noch eens door de tijden,
 
Hebben cond die groot genaedt,
 
V t'aenschouwen in der daet.
 
Den reuck.
 
'k G'loof V Reuck sal meed soo wesen,
 
Als ick heb eertijdts ghelesen,
[Folio E2r]
[fol. E2r]
 
Coninck Alexanders aerdt,
 
Daer hy meed blijft door vermaerdt.
 
't Gevoel
 
't Gevoel van u schoone hande,
 
Moet de witste Sijd doen schande.
 
g'Luckich is hy die haer glans,
 
Leyden magh tot aen den Dans.
 
Maer noch stel ick 't groots vermaken,
 
Den Smaeck.
 
In die mach u reden Smaken,
 
't Schijndt ghy naer u Iaeren kleyn,
 
Inde Werelt leeft alleyn.
 
U Schoonheyt claer,
 
Heb ick voorwaer,
 
Soo hooren prijsen,
 
dat mijne pen,
 
Ick wel beken,
 
Niet can bewijsen.
 
U groote Eer,
 
naer mijn begeer,
 
End Schoonheyt mede
 
dat ick mijn tijdt,
 
Met groote vlijet,
 
Wel soud besteden.
 
Om vroegh en laet,
 
Van u genaet,
 
Lof te beschrijven,
 
Maer siet mijn geest,
 
Geheel bevreest,
 
Can niet bedrijven.
 
Als ick wel woud,
 
En geerne soud,
 
Van u Schoonheden,
 
Waerom ick bin,
 
In mijnen sin,
 
Somtijdts t'onvreden.
 
U Schoonheyt door 't ghehoor heeft my dus seer vermaeckt,
 
Wat soud 't gesicht dan doen 'k g'looft jeder quets en raeckt.
 
O over schoon Princes ick wens u een Nieu-Iaer,
 
En dat u Godt altijdt voor ongeluck bewaer..
 
Schoon Princes wilt mijn vergeven,
 
dat ick van u Schoonheyt schrijf,
 
Maer weet dat ick al mijn leven,
 
de Schoonheyt haer dienders blijf.
 
In Cleve heb ick dit geschreven,
 
de eerste Maendt ende het Iaer,
 
Was vijftich dry en daer beneven,
 
noch sestien hondert dat is waer.

Vryheyt, Blyheyt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken