Jan Punt en Marten Corver. Nederlandsch tooneelleven in de 18e eeuw

[p. 185]

A. Register van de door Jan Punt gespeelde rollen

I. 1732-1745.

(A - Cinna gedeeltelijk hypothetisch; van Cinna af volgens een repertoire-register in handschrift in het Gemeente Archief te Amsterdam).

(II) beteekent: gespeeld in Punts tweede periode (1753-1772).

(III) beteekent: gespeeld in Punts derde periode (1773-1777).

C verwijst naar Corvers ‘Tooneelaantekeningen’.

H verwijst naar den ‘Hollandschen Tooneelbeschouwer’.

S verwijst naar het ‘Schouwburgnieuws’.

‘Stijl’ verwijst naar ‘Het Leven van Jan Punt’.

De gecursiveerde cijfers verwijzen naar voorgaande bladzijden.

Abdaram in ‘Spiegel der edelmoedige vriendschap’ van C. Bruin. 1715. 136.

Abenzaid, Keizer der Mogollen, naar Le Blanc, d.N.W. op den Hooff. 1738. (C. 62. 112). 92.

Achilles van B. Huydecoper. 1719. (II) (III). (C. 21, 29, 54.) H.S. Stijl. 20, 29, 39, 41, 59 e.v., 66, 90, 146, 159, 172, 175.

Achilles in ‘Ifigenia in Aulis’ naar Racine d. Th. Arendsz. 1636. (II) (III) (C. 60) H.S. 91, 138.

Agenor in ‘Astrate, Koning van Tyrus’ naar Quinault d. Buysero. 1670. (II) (C. 51) S. 18.

Agrippa, of de gewaande Tiberinus, naar Quinault d.N.V.A. 1677. (II) H.S. 139, 141.

Ajax in ‘Palamedes’ van Joost van den Vondel. 1625. (C. 202.) 120.

Alcinores in ‘Phocion’ naar Campistron. d.A. Bogaart. 1743. (II).

Allusius in ‘Scipio’ naar Desmarets d.P. Zweerts. 1736.

Andronicus naar Campistron door van Steenwijk. 1741. (II). H.

[p. 186]

Antipater of de dood van Alexander en Aristobulus, van A. Heems. 1723. (II) (III).

Antoninus in ‘Geta, of de Broedermoord van Antoninus’, naar Pechantré d.K. Lescailje. 1713. (II).

Apollo in het ‘Eeuwgetijde’ van De Marre. 1738. 26, 65.

Arminius beschermer der Duitsche vrijheid, naar Campistron d. Bernagie. 1686. (II) (III) (C. 62) H.S. 92, 139.

Artemines van Mevr. L. van Winter - van Merken. 1745. (III).

Arzases of het edelmoedig verraad, van B. Huydecoper. 1722. (II) (III) S. 35.

Attila, Koning der Hunnen, naar P. Corneille d.M. Elias. (II) (III).

Belachelijke Jonker van P. Bernagie. 1684. (C. 126).

Bernard in ‘Gustavus Adolphus’ van H. Wetstein. 1723.

Bode in ‘Gijsbrecht van Aemstel’ van Joost van den Vondel. 1637. (II) (III) H.S. 140.

Brutus in ‘De Dood van Julius Cesar’ naar Voltaire d.J. Voordaagh. 1737. (II) H. 62, 67, 142.

Brutus in ‘De Grondlegging der Roomsche Vrijheid’ van C. Bruin. 1713. (II). 34.

Cato of Ondergang der Roomsche Vrijheid, naar Addison, d. Angelkot en Langendijk. 1715. (II) (III). 64, 67.

Cato in ‘Julius Cesar en Cato’ naar Deschamps, d.P. Langendijk. 1738. (II). (C. 41). S. 140.

Cesar in ‘Pompejus’ naar Corneille d.C. Sebille. 1737. (II) (III) (C. 8) H. 43, 67, 71, 138, 141.

Cid naar P. Corneille d.J.v. Heemskerk. 1682. (II) S. 67, 116, 140, 174.

Cinna naar P. Corneille, d.L. Meyer. 1683. (II) (III) (C. 32) S. Stijl. 43, 140.

Claudius in ‘De Doodelijke Minnenijd’ van W.v.d. Hoeven. 1714. (II) (III) H.S.

Cleomenes van Lingelbach. 1687. (II) (III). S.

Clordianus in ‘Triompherende medeminnaars in het Konstpaleis’, van Krook en Kroon. 1706. (II).

Clovis in ‘Childerik’, naar P. de Morand d. mej. De Neufville. (II) (III). 158.

Constantinus in ‘Fausta’ naar Nivelle de la Chaussée d. Op den Hooff. 1744 (II). H. 143.

Constantinus de Groote van P. Bernagie. (II) (III). S. 141.

Coriolanus in ‘De verhinderde wraak van -’ van C. Bruin. 1720. (II) (III). S. 34, 141.

[p. 187]

Cyrus naar Danchet d. Th. de Coningh. 1741. (II). 106, 116.

Domitianus in ‘Titus Vespasianus’ naar P. Corneille d. Feitama. 1722.

Don Louis de Vargas naar Alarcon d. Heynck. 1688. (II) (III) (C. 10) H.S. 14, 34, 67, 69 e.v., 138, 141, 172, 174.

Eduard in ‘Schilder door liefde’ naar Molière d.A. Pels. 1682. 68.

Eelhart in ‘De Waarschijniijke Tooverij’ naar Th. Corneille d.v.d. Kruysen. 1691. 68.

Egmond in ‘De Dood van de graven Egmond en Hoorne’ van Th. Asselijn. 1685. (II) (III) (C. 85) H.S. Stijl. 67, 136, 140.

Eigenbaat in ‘Tieranny van Eigenbaat’ van A. Pels. 1680.

Eneas in ‘Eneas enTurnus’ van L. Rotgans. (II) (III). H. 139

Erik, prins van Zweden, van H. Wetstein. 1722.

Fabritius van S. Feitama. 1720. (II). 66.

Febus in ‘Faëton’ van Joost van den Vondel. 1663. (II).

Garcias in ‘Johan en Garcias’ van C. Bruin. (II) (III).

Gracchus in ‘De Dood van -’ naar Mlle Barbier d.L. Pater. 1733.

Gijsbrecht van Aemstel, van Joost van den Vondel. 1637. (II) (III). 27, 68, 116, 136.

Habis of vernietigde wraakgierigheid naar Mme de Gomez d.G.T. Domis. 1718.

Heraclius naar P. Corneille d.F. Rijk. 1695. (II) (III). S. Van Effen. 40.

Hercules en Dianire, naar De la Thuilerie d.K. Lescailje. 1688. (II) (III) (C. 50, 34, 52). H.

Hercules in ‘Triompherende Poêzy en Schilderkunst’ van S. Feitama. 1724. 76.

Herennianus in ‘Sapor’ van J. Boonen. 1738.

Herodes en Marianne naar Tristan l'Hermite d.K. Lescailje. (II) (III) (C 34, 39, 52) H. Stijl. 68, 76, 138, 141, 148.

Idomeneus naar Crébillon d.J.v. Beuningen en J. Voordaagh. 1723.

Jacobus in ‘Beslikte Zwaantje of de Boerenrechtbank’ van Alewijn. 1715. (C. 127).

Jason in ‘Medea’ van Jan Vos, 1667. (II).

Juba in ‘Cato’ zie boven (II) S.

Karel, erfprins van Spanje, van G. Bidloo. 1679. (II) (III) (C. 21, 31) S. 20, 67, 73, 92, 107, 116, 136, 138, 172.

Karel in ‘De Glorieus’ naar Destouches d. Elvervelt. 1738. (II) (C. 126). 68, 144, 145.

Karel in ‘Verwarde Hof’ van L. de Fuyter. 1647. (II).

[p. 188]

Karel in ‘Het Veranderlijk Geval’ naar Lope de Vega d.J.D. Heynck. 1663. 67, 175.

Karel de Stoute van Verhoek. 1689. (II) (III). 27, 136.

Konradijn van L. Smids, 1686. (II) (III) (C. 85) H. Stijl. 139, 159.

Kwierijn de oudste in ‘Gelijke Tweelingen’ naar Plautus d.N.V.A. 670. (C. 126).

Ladislaus in ‘Wenceslaus’ naar Rotrou d.K. Lescailje. 1686. (II). H. 66, 139, 161.

Mahomet de Tweede naar de la Noue d. Op den Hooff. 1740 (II). 136.

Marcus Curtius, van J. de Marre. 1734. 62, 66.

Caj. Marius naar de Caux d.S. Feitama. 1757.

Massanissa in ‘Sophonisba’ naar P. Corneille d.P.v. Haps. 1698. (II) (III) (C. 52).

Minos in ‘Scilla’ van L. Rotgans. 1709. (II) (III) S. 140.

Mithridates, Koning van Pontus, naar Racine d. Arendsz. 1678. (C. 26). 72.

Mustapha in ‘De Dood van Sultan Selim’ van W.v.d. Hoeven 1717. (II). V. Effen.

Nadir in ‘Thamas Koelikan’ van v. Steenwijk. 1745. 67, 136.

Nero in ‘Brittanicus’ naar Racine d.J. de Canjoncle. 1693. (II) (III) (C. 167). 140, 141, 148, 160.

Nero in ‘De Dood van Nero’ naar Pechantré d. Haverkamp. 1709. (II) (III) S. 67.

Nicomedes naar P. Corneille, d.K. Lescailje. 1692. (II).

Ninus in ‘Semiramis’ naar Mme de Gomez, d. Zweerts. 1729. (II) (III) (C. 90, 171).

Orestes in ‘Andromache’ naar Racine d.L. Meyer. 1678. (II) (III) (C. 41, 61) S. 91, 139, 141, 172.

Orestes en Pylades naar De la Grange d. Bode. 1702. (II) (III) S. 43, 66, 140.

Orestes in ‘Electra’ naar Crélbillon d. Malfait. 1714. (II) (III) (C. 50, 52, 61, 62). 91, 139.

Orondates en Statira, naar Magnon d. Lingelbach. 1670. (II).

Palamedes van Joost van den Vondel. 1625.

Pedro in ‘De Gekroonde na haar dood’, naar Guevara d.v. Heulen. 1702. (II) (III) (C. 33) Stijl. 67.

Philips in ‘Jacoba van Beieren’ van J. de Marre. 1736. (II) (III) (C. 31) H.S. 29, 62, e.v. 137, 141, 148, 172.

Plexippus in ‘Meleager en Atalante’ naar De la Grange d. Schermer. 1710.

[p. 189]

Rhadamistus in Zenobia, naar Crébillon d. Bogaart. 1717. (II) (III) (C. 20, 41, 167) H.S. 17, 160.

Robbert, Groote -, van P. Rixtel, 1672.

Romulus, naar Houdart de la Motte d. Feitama. 1722. (II) (III) S. 66, 140.

Sabinus en Eponina naar Richer d. Haverkamp. 1738. (II) (III) H.S. Stijl. 89, 139, 172.

Sapor in ‘Farnabases’ naar De la Serre d. Marcus. 1744. (III).

Sardanapalus, van Lingelbach. 1699.

Sefi in ‘De deugdzame Hoveling’ van C. Bruin. 1720. (II) (III). 136.

Seleucus in ‘Rodogune’ naar P. Corneille d.F. Rijk. 1687. (II) (III). 139.

Sertorius naar P. Corneille d. Haverkamp. 1722. (II) (III). 62.

Sesostris naar Longuepierre d.J.J. Mauricius. 1712. (II) (III) (C. 157) S. 72, 138.

Surrena naar P. Corneille d. van Loghem. 1738.

Tamerlan naar Guevara d. Serwouters. 1657.

Telephon, Koning van Messene, naar De la Chapelle, d. Domis. 1707.

Thelamirus naar du Sauzey, d....?. 1743.

Theseus naar De Lafosse d'Aubigny, d. Feitama. 1740.

Tiridates in Arzases (zie boven) H. (II).

Titus in ‘Brutus’ naar Voltaire d.J. Haverkamp. 1736. (II) (III) H.S (C. 113). 142.

Torquatus, De Veinzende - van G. Brandt. 1645. 34.

Turbino in ‘De Gedwongen Vriend’ naar Lope, d. Is. Vos. 1646.

Valerius in ‘De Min in het Lazarushuis’ van Focquenbroch. 1674. 68.

Valerius in ‘De Dobbelaar’ naar Regnard d.F. Rijk. 1736. 68.

v.d. Werf in ‘Belegering ende Ontsetting der stadt Leyden’ van Bontius. 1646. (II) (III) (C. 60) S. 27, 67, 91, 136, 138, 139, 158.

Willem I in ‘De Dood van Prins -’ van C. Bruin. 1721. (II) (III). 67, 158.

II. 1753-1772. (gedeeltelijk hypothetisch).

? in ‘Gravinne Ada’ van v. Steenwijk. 1754 (III) (C. 115).

Alardus in ‘De Wedergevonden Zoon’ naar Voltaire, d.A. Hartsen. 1759. (III) H.S. 144.

[p. 190]

? in ‘Alzire’ naar Voltaire d. Feitama. uitg. 1764. (Feitama † 1758).

? in ‘Amosis’ van Nomsz. 1767. 147.

Anthenor in ‘Zelmire’ naar Belloy d. Op den Hooff. 1763. 161.

Apollo in ‘Welkomstgroet’ van Nomsz. 1768. 148.

Aristomenes naar Marmontel, d. Roullaud. 1755. (Ill) H. 136, 143.

Artaxerxes naar Lemierre, d. Op den Hooff. 1767. (III).

Aruntius van J. Bruyn. 1761. (C. 116).

? in ‘De belegeringe van Calais’, naar Belloy. 1766.

? in ‘De Belegering van Haarlem’ van J. de Lannoy. 1770.

Belisarius naar d'Ozicourt d. Zweerts. 1769.

Belisarius, De groote - naar Rotrou, d. Op den Hooff. 1763. (Ill) S. 141.

? in ‘Beon’ van v. Steenwijk. 1767. 147.

Cassander in ‘olimpia’ naar Voltaire d. Oefening beschaaft de Kunsten. 1764. (III) S. 136, 142.

Cortez, Ferdinand - naar Piron d. Nomsz. 1764. (Ill) S. 143.

Danaus in ‘Hypermnestra’ naar Lemierre d. Adriaansz. 1762. (C. 115) H. 107, 116, 136, 143.

Darius naar Th. Corneille d. Feitama. 1757. (C. 113).

Demophontes naar Metastasio d. Westerwijk. 1761. (III) H.S. 27, 141, 149, 172.

Dionys de Tiran, naar Marmontel, d.H.W. Regtering, 1759.

Don Jeronimo, maarschalk van Spanje, van A.v.d. Bergh. 1638. (C. 61). 67, 92.

? in ‘De Dood van Calas’ van Hoogeveen. 1766. (III).

Eduard in ‘De Vriendschap’ van v.d. Winden. 1760. (III) (C. 81, 117, 127) S. Stijl. 136, 144, 145.

Eduard de Derde naar Gresset d. Muyser. 1760. (C. 115).

Eneas of Ondergang van Troje, van J. van Hoogstraten, 1710.

Essex, De Graaf van -, naar Th. Corneille d.H. Asschenbergh. 1758.

Galerius in ‘Gabinia’ naar de Bruyes d. Feitama. (III) (C. 141) H.S. 136, 141.

Gustavus, naar Piron, d.L. Pater. 1761. (III) (C. 165). 141, 159.

? in ‘Hester of de Verlossing der Joden’ naar Racine d.F. Rijk. 1717. (III).

Horatius naar P. Corneille, d. Stamhorst. 1753. (C. 33, 41, 88, 114).

Jugurtha, naar De la Grange d. Marcus. 1759. (C. 114).

Leo de Groote van J. de Lannoy, 1767. (III). 147.

[p. 191]

Marcus Antonius en Cleopatra naar de la Chapelle d. Webber. 1685. (III).

Marius naar de Caux, d. Feitama. 1757. (C. 113).

Meledijn in ‘Adela, gravinne van Pontbieu’, naar de la Place d. Roullaud. H. 143.

Mustafa en Zeanger van C. Brandt. 1756. (C. 115).

? in ‘De Mityleners’, van S. Stijl. 1768.

Oedipus naar Voltaire d. Schaaf. 1769.

d'Orvigny, Marquis- in ‘Melanide’ naar Nivelle de la Chaussée d. Op den Hooff. 1759. (Ill) S. 144, 145.

Pertharitus naar P. Corneille d. Feitama. 1756.

Philoctetes naar Chateaubrun d. Stamhorst. 1758.

Polieucte naar Corneille d.F. Rijk. (C. 116). 146.

Pyrrhus naar Crébillon d. Feitama. 1735. (III) (C. 64, 114) H.S. 43, 128, 136, 139, 141, 146.

Schouwburg in ‘De Juichende -’ van L. Pater. 1761. H.

Siamekin ‘Zarucma’ naar Cordier d. Hartsen. 1765. (Ill) S. 143.

Sigismundus, prins van Polen, naar Calderon d. Op den Hooff. 1768. (III) H. 175.

? in ‘De Standvastige Genoveva’ van A.F. Wouthers. 1664. (III).

Stenelus in ‘De Heracliden’ naar Marmontel d. Lutkeman. 1756. (III) S. 143.

Stilico naar P. Corneille d. Feitama. (C. 112).

Tancredo naar Voltaire d. Zweerts. 1763.

Telephus in ‘Polyxena’ naar De Lafosse d. Bode. 1703. (III) S. 141.

Timantes in Demopbontes (zie boven) S. 141, 161.

Titus naar Belloy d. Nomsz. 1765. (III). 147.

Tomyris of ‘De Dood van Cyrus’ naar Mlle Barbier d.J. Bilderdijk. 1763. S.

Warwick, De Graaf van - naar De la Harpe d.v. Elvervelt. 1765. S. 136, 161.

? in ‘Zoroaster’ van Nomsz. 1767. 147.

III. 1773-1777.

Adolf in ‘Maria van Bourgondië’ van mevrouw L. van Winter-van Merken. 1774. 161.

Apollo in ‘Apollo's Tempel’ 1773. (C. 140). 160.

Cavalier in ‘De Camisards’ van Mevr. L. van Winter - van Merken. 1777. 161.

[p. 192]

Hertog Willem V. van Simon Rivier. 1774. 161.

? in ‘Het feestvierend Leiden’. 1774.

? in ‘Het Juichend Nederland’. 1774.

? in ‘Monzongo, of de Koninklijke Slaaf’ van N.S. van Winter. 1774.

? in ‘Ericia’ naar De Fontenelle d. mevr. Cambon-v.d. Werken.

Vader des Huisgezins naar Diderot door Van Elvervelt. 1773.

[p. t.o. 192]

Handschrift van Jan Punt. Fragment van een brief, gedateerd 23 Maart 1777 aan de heeren Dijkman te Amsterdam. Universiteitsbibliotheek, Amsterdam.