Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw (1852)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw
Afbeelding van Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuwToon afbeelding van titelpagina van Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.10 MB)

Scans (15.87 MB)

ebook (3.25 MB)

XML (1.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten uit de verschillende tijdperken der Noord- en Zuid-Nederlandsche literatuur. Deel 2. 1ste en aanvang der 2de helft van de XVIIe eeuw

(1852)–J.A. Alberdingk Thijm–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 196]
[p. 196]

Praten.

[Raad van J. v. Heemskerck (zie bl. 194), in zijn grootendeels naar Ovidius gevolgd leerdicht Minne-kunst.]

 
Doen laestmaelGa naar voetnoot1 onse Stadt ontfingh dien grooten Helt,
 
Voor wien de Spanjaert vaeck gevloden is uit 't velt,
 
Verselschapt met de roem van d'Albionsche Vrouwen
 
Die Londen had gesien aen d'eerste Keur-Vorst trouwen:
 
En als men alles had bereyd, van straet tot straet,
 
Om sulcken waerden Paer t'ontfangen na haer staet;
 
De Meysjes op den Dam nieusgierigh haer vertoonden,
 
En 't scheen dat daaromtrent alleen de Vrijsters woonden:
 
Wie vond doen onder 't schoon van sulck een soeten hoop
 
Niet yet dat hem in 't hert door 't ooge-venster kroop?
 
Nu maeckt hem Maurits ree om op een nieuw te vechten,
 
En d'over-heerde grond aen 't vrije land te hechten:
 
Nae dien 't gemaeckt Bestant vast loopet op een endt,
 
So werd de Krijghs-man weer tot krijgh en slaen gewent.
 
Hoe sult ghy 't Spanjaert, noch op 't alder-duurst bekoopen,
 
Dat ghy ons goed gerooft, en landt hebt af-geloopen?
 
De wreecker is al ree, en hy van verr' u dreyght:
 
Het recht en billickheyd sich aen sijn syde neyght.
 
Ghy zijt al lang door 't recht van ons' goe' saeck verwonnen,
 
Laet 't swaert volvoeren maer 't geen 't recht al heeft begonnen.
 
'k Voorsie, Nassausche Mars, hoe ghyse jaegen sult;
 
En hoe een Laure-krans om uwe hayren krult.
 
Mijn dichten uwen lof dan oock uyt-brommen sullen,
 
En met u groote naem het groote rond vervullen.
 
Dan sal ick singen hoe 't onsachlijck Spaensch gewelt
 
Door onse Bataviers gestuyt is en gevelt:
 
En hoe die Duytslandts schrick hier voren plach te wesen,
 
Voor Maurits (oorloghs eer) sich heeft geleert te vreesen.
 
Soo dan de tijd komt aen, de lang-gewenschte tijdt,
 
Dat ghy met zeegh en eer sult keeren van de strijdt,
 
Dan sullen maecken vreught de vrij-gevochte landen,
 
En deur aen deur, om 't seerst, gepeckte tonnen branden.
[pagina 197]
[p. 197]
 
De soete jonge jeught die swiert dan langs de straet,
 
Nieusgierigh om te sien al watter omme gaet,
 
Ghy Minnaer voeght u strackx by die u best behagen,
 
En stoutlijck antwoort geeft op 't geen sy van u vragen.
 
Ja 't geen ghy niet en weet, als wel bekent, vertelt:
 
Wat Stadt uyt 's Vyands juck in vrijheyt is gestelt,
 
Wie daer 't gebieden had, hoe langh het swaer beleggen
 
In als wel heeft geduurt, en wat voort valt te seggen
 
Van stormen, van geschiet, van dooden, en de geen
 
Die ons' gevangens sijn. Doch dat ghy uwe reen
 
(Al sijnse schoon niet waer) een glimpje past te geven:
 
En 't gheen dat noyt en was verhaelt dat als na 't leven.
 
Dit alles dienen sal tot lieflijck onderhout
 
Van u gevonden Lief, so ghy u maer verstout.
 
De Meisjes houden veel van die wat weet te seggen,
 
By praet-sieck volck is eer met praten in te leggen:
 
Het praten wint haer gunst, het praten treckt haer hert,
 
Een swijger voor een bloet by haer gerekent wert.
voetnoot1
In 1618.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Pvb. Ovidii Nasonis Minne-kunst, gepast op d'Amsterdamsche vryagien: met noch andere minne-dichten ende mengel-dichten, alle nieu ende te voren niet gesien.


auteurs

  • Johan van Heemskerck