Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Karolingsche verhalen (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Karolingsche verhalen
Afbeelding van Karolingsche verhalenToon afbeelding van titelpagina van Karolingsche verhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.74 MB)

Scans (18.10 MB)

ebook (4.87 MB)

XML (0.47 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Karolingsche verhalen

(1948)–J.A. Alberdingk Thijm–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Carel en Elegast - De vier Heemskinderen - Willem van Oranje - Floris en Blancefloer


Vorige Volgende

Het elfde capittel.

Hoe Koning Carel zag het nieuwe kasteel, dat gemaakt was op Rotsenland, als hij tot St. Jacob reisde, en dede vrage wie dat toebehoorde, en hoe zij zeiden ‘Reinout’ en hoe hij dat kasteel belegde.

HET gebeurde dat Koning Carel in bedevaart reizen zoû na St. Jacob. Roelant was bij hem; en gekomen zijnde in Yweins land, zag Koning Carel het kasteel en dat het schoon en sterk was. ‘Neve,’ zeide hij tot Roelant, ‘ziet dat kasteel! Wie mag 'et sints zoo korten tijd hebben doen timmeren? in al Gascongiën en staat geen zoo sterk noch zoo schoon.’ - ‘Wie 't gemaakt heeft is mij onbekend,’ zeide Roelant; maar zoo veel is zeker, dat het

[pagina 85]
[p. 85]

sterk, ja, ik zoû schier zeggen onwinlijk is; want ziet eens, hoe hoog van muren en torens; en hoe wel gebouwd ter verdediging: 't is in ieder geval een rijk man, die 't heeft doen maken.’ Hiermede lieten Koning Carel Roeland het gesprek, en deden zich over 't water zetten.

Toen kwamen zij in 't land, dat Ywein - Reinout met zijn dochter gegeven had. Als zij óver waren, liet Koning Carel door Roelant vragen, ‘wie dat schoone kasteel had doen timmeren in zoo korten tijd?’

Roelant zag een akkerman aan den ploeg, en reed naar hem heen, en vraagt hem, ‘wien dat kasteel toebehoorde?’

De akkerman zeide: ‘Ik hoor van de lieden, dat het een Grave heeft doen timmeren, die hem aldaar onthouden wil, tegen zijn vijanden: want zoo men zeî heeft hij groote oorlog en twist tegen den Koning van Vrankrijk; hij is uit zijn land verdreven.’

- ‘Vriend, hoe heet die Grave?’ zeide Roelant. Hij antwoordde: ‘Reinout. Hij heeft nog drie schoone jongelingen tot broeders. Het kasteel heet Montalbaen; ook heeft hij gesticht een schoone stad.’ Als Roelant van den akkerman de waarheid wist van den kasteele, keerde hij tot Koning Carel en zeide: ‘Dit kasteel heeft doen timmeren Reinout met zijn broeders, en 'et heet Montalbaen: ook heeft hij, onder de schutse der burcht, aangelegd een schoone stad.’

- ‘Hoe?’ zeide de Koning, ‘Haymijns kinderen? Gaat tot Reinout; zegt hem, dat hij mij geve 't kasteel Montalbaen en de stede, en zich-zelven met zijn broeders en al zijne poorters en onderzaten in mijne macht stelle, dat ik ze naar Vrankrijk voere: zoo mag hij vrede hebben en tegen mij verzoenen van zijn misdaad. Maar wil hij dit niet, dan zal hem kwaad geschiên; ik zal met macht komen in zijn land, verbranden en verderven al dat er is, en doen hem en zijn broeders hangen.

Als Roelant den Koning wel verstaan had, ging hij tot Montalbaen; en als hij in den zale kwam, groette hij Reinout met zijn huisgezin minlijk en zijn broeders even zoo. Daarop zeide hij tot Reinout: ‘Mij heeft tot u gezonden Koning Carel van Vrankrijk, opdat gij met uw broeders en al uw onderzaten u komt geven in zijn macht en tot zijnen wille; opdat gij hem gevet Montalbaen, en

[pagina 86]
[p. 86]

valt hem te voet met uw leenmannen, en smeeket genade: en hij zal ze u doen.’

Als Reinout de boodschap van Koning Carel verstaan had, zeide hij tot Roelant: ‘Ik zeg u, neve, ik en gaf den Koning den ellendigsten man niet ten zoene, die in al mijn land is! Koning Carel belegere mij liever zeven jaar eer ik er een pluim om gaf.’ - ‘Wilt gij u dan tegen Koning Carel zetten?’ zeide Roelant; ‘gij sloegt immers zijn zone Lodewijk!’ - ‘Daar vraag ik niet naar,’ zeide Reinout, ‘den grooten manslag, dien men mij herinnert, kan ik niet vergeten. Het ga met mij als het moge! Wil mij de Koning tegen hem laten verzoenen - ik wil hem Montalbaen opgeven, en mijn land van hem te leen ontvangen en dienen hem als een trouw vazal mijn leven lang... Roelant-neve, wildy hem dit zeggen? - Maar zijn gevangene wil ik niet zijn; en hij beginne niet met mij te dreigen.’

Roelant zeide: ‘Reinout, doet wel, en gaat in banden!’ Reinout zeide: ‘Neen ik: in zijne gevangenis koom ik niet; maar ik bid u, Roelant, doet mijn boodschap aan den Koning.’

Met die woorden keerde Roelant weder tot den Koning en heeft hem gezeid Reinouts meeninge; en de Koning was verstoord, en zond Koning Ywein een scherpen brief, dat hij toornig op hem was, om dat hij zijn doodvijanden in zijn land herbergde en hun burg en goed gegeven had en groote eer gedaan.’

Koning Carel volbracht met haaste zijne pelgrimaadje naar St Jacob, en keerde weder in Vrankrijk. Toen vergaderde hij groot volk, en toog in Reinouts land, en belegde Montalbaen zeer sterkelijk. En Reinout, verwittigd van 's Konings aantocht, ontbood al zijn vrienden, om hem te helpen.

Koning Carel lag in Reinouts land, verbrandde en verdierf al dat hij kon, maar leed groote schade aan zijn volk. En Reinout handhaafde Montalbaen krachtig tegen den Koning en zijn volk een gantsch jaar lang. En als Koning Carel een jaar voor Montalbaen gelegen had, verdroot 'et hem; want hij zag wel, hij mochte 't niet winnen: dus gaf hij zijn Heeren oorlof t'huis te varen, en brak zijn heir op voor Reinouts burcht; 't welk luttel tot zijn eere was.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken