Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vergaderzaal (1978)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vergaderzaal
Afbeelding van De vergaderzaalToon afbeelding van titelpagina van De vergaderzaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.37 MB)

Scans (7.01 MB)

ebook (2.84 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vergaderzaal

(1978)–A. Alberts–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

[4]

Hij sloeg de deur van het café zo hard dicht, dat de ruit rinkelde. Hij dacht: Uit zijn. Het moet voor den donder maar eens uit zijn.

Hij liep naast het fietspad langs de grote verkeersweg in zuidwestelijke richting buiten de stad. Hij zag dat de lucht aan de horizon nog een paar lichte vlekken had. Hij keek achterom. Achter hem was de lucht egaal donker boven de stadslichten. De wind steekt op, zei meneer Dalem. Dreigend kijken. Ach ja.

Hij zag een fietser op zich afkomen. Hij ging midden op het rijwielpad staan en breidde de armen uit. De fietser stapte af.

Zouden we het droog houden? riep meneer Dalem.

Wat moet dat hier, riep de fietser.

Tot de orde! riep meneer Dalem. Het moet maar eens uit zijn. Hij liep verder en even later draaide hij zich om. Hij zag dat de fietser naar hem stond te kijken. Hij deed een paar stappen terug. Hij zag dat de fietser opstapte en wegreed. De wind steekt op! riep Meneer Dalem hem na. Hij dacht: Zouden we het droog houden?

Hij liep door. Hij liep maar door. Hij kwam bij de ringdijk op een paar kilometer buiten de stad. Hij dacht: Hier moet het zijn. Hier moet het toch zeker zijn.

Hij vond het pad en hij liep het langs tot hij bij de bocht

[pagina 39]
[p. 39]

kwam waar de tuintjes waren en de kleine zomerhuisjes. Hij zag de bank staan en ging er op zitten. Hij zag dat in geen enkel huisje licht brandde. Hij zei: Zo is het goed. Zo zijn we onder elkaar. We kunnen niet gestoord worden.

Meneer Beuzekom kan er mee terecht! riep de secretaris. Meneer Beuzekom kan er allemachtig aardig mee terecht!

Niet aarzelen, zei meneer Dalem. We moeten grote stappen durven doen.

Ze kwamen allemaal met grote stappen op hem toe en ze gingen in een kring om hem heen staan.

Zo is het goed, zei meneer Dalem. Nu maar gaan zitten. Rustig gaan zitten.

Hij leunde zelf met zijn rug tegen de berm van het pad.

De anderen draaiden zich om, liepen terug en gingen naar de overkant van het land. Meneer Dalem zag ze reusachtig groot tegen de ringdijk zitten. Hij riep: Fout! Over! Nummeren! Ze stonden weer op, kwamen naar hem toe en hurkten in een kring om hem heen.

Heel goed, zei meneer Dalem. Kleine aardmannetjes, kabouters, heel goed. De president neemt het woord. President, ik verzoek u mij het woord te geven. Secretaris, lees de agenda voor.

Meneer Beuzekom moet een rijksdaalder betalen! riep de secretaris.

[pagina 40]
[p. 40]

Rustig spreken, zei meneer Dalem. Ik open de vergadering.

Ik open de vergadering! riep de president.

Kalm maar, zei meneer Dalem. Rustig maar. Ik weet wat het is. We zullen de kwestie rustig bespreken.

Het ziet er dreigend uit! riep de secretaris. Het ziet er dreigend uit en oppassen is de boodschap!

Rustig toch, jongen, zei meneer Dalem. Rustig toch, beste kerel. Niet bang zijn.

Angst is een groot woord! riep de president.

Zachter spreken, zei meneer Dalem.

Angst is een groot woord, fluisterde de president. Meneer Dalem draaide zich om. Hij kon juist over de berm van het pad kijken. Er was niemand. In het westen was de lucht nu ook helemaal donker geworden. Hij ging haastig weer rechtzitten. De kring was verdwenen. Ze zaten allemaal weer tegen de ringdijk aan de overkant.

Kom hier! riep meneer Dalem. Ze bewogen zich niet, maar meneer Dalem dacht dat ze iets tegen elkaar zeiden. Hij schreeuwde: Hier, godverdomme hier! Ze kwamen op een holletje naar hem toe. Ze waren ineens bij hem. Ze zaten in een dichte kring vlak voor zijn voeten.

Agenda! zei meneer Dalem kortaf.

Angst, fluisterde de president.

Agenda, voor den donder! schreeuwde meneer Dalem. Opening, fluisterde de secretaris. U heeft de opening vergeten.

[pagina 41]
[p. 41]

Opening! schreeuwde meneer Dalem.

De president begon snel te spreken. Ik open de vergadering ik heet u allen hartelijk welkom van de heer Maatsuyker is bericht van verhindering ontvangen de notulen van de vorige vergadering worden goedgekeurd nadat ingevolge een verzoek van de heer Dalem op pagina zes derde alinea van boven een kleine wijziging is aangebracht.

Buiging maken! riep meneer Dalem. Ze stonden allemaal op en maakten een buiging.

Zingen! riep meneer Dalem. Ze zongen: zeven kraaien zeven kraaien zeven kraaien in de wind. Meneer Dalem keek omhoog. Het was overal zwart. Hij zuchtte. Hij zei: Meneer Van Beuzekom heeft geloof ik nog iets op zijn hart over de afzetverbetering. Is het niet zo, meneer Van Beuzekom?

Zo is het, zei meneer Van Beuzekom. Ik ben namelijk van mening dat we niet te lang moeten wachten met het nemen van maatregelen op het gebied van de propaganda. We hebben daar de vorige maal al uitvoerig over gesproken en ik zou nu wel willen aandringen op een beslissing. We moeten iets doen heren, we moeten iets doen. Anders verloopt het tij.

Niet doen! riep meneer Dunbar.

Aha, zei meneer Dalem. Meneer Dunbar is het niet eens met de heer Van Beuzekom. Zo gaat het goed. Ik wist wel dat we er zouden komen. Ja, meneer Dunbar?

[pagina 42]
[p. 42]

Veel te duur, zei meneer Dunbar. Veel te duur en te onzakelijk. Laten de heren aan de andere kant van de tafel maar eens met de cijfers komen. Ik wil het Van Beuzekom graag toegeven dat er iets moet worden gedaan om de afzet te verbeteren, maar ik heb weinig zin om mijn geld aan nutteloze reclame uit te geven. De beste propaganda is nog altijd een redelijke korting, een redelijk rabat. En dan geval voor geval beoordelen.

Goed zo! schreeuwde meneer Dalem. Hij sloeg zich op de knieën van plezier. Hij riep: Hup Dunbar! Toe maar Dunbar! het gaat geweldig. Het gaat prachtig. Vindt u ook niet dat het prachtig gaat, president?

We gaan nu over tot het volgende punt van de agenda, zei de president.

Uitstekend! riep meneer Dalem. Secretaris, lees voor. Lees de agenda voor!

Periodieke benoemingen, las de secretaris. Meneer Dalem brulde van het lachen. Hij hield zijn handen op zijn buik en rolde op zijn rug heen en weer. Hij deed zijn ogen dicht en toen hij ze weer opende zag hij het donker van de hemel boven zich. Hij ging met een schok rechtop zitten. Ze waren weg. Hij keek naar de overkant. Ze zaten niet tegen de dijk. Hij bleef kijken en hij zag dat hun hoofden langzaam boven de ringdijk kwamen uitsteken. Hij zei zacht: Kom hier. Komen jullie toch alsjeblieft hier.

Ze kwamen terug en ze gingen rustig naast hem tegen de

[pagina 43]
[p. 43]

berm zitten, aan zijn linkerkant vier, aan zijn rechterkant vijf.

Zo kan het toch ook, hè, zei meneer Dalem. Ze knikten. Het is moeilijk, zei meneer Dalem. Het is vreselijk moeilijk. Maar nu zal er toch wel gauw wat gebeuren.

Hij boog zich eerst naar rechts en daarna naar links. Hij zag dat ze strak voor zich uit zaten te kijken. Hij dacht: Ik moet net doen als zij. Hij keek ingespannen voor zich uit. Hij kon aan de overkant nog steeds de ringdijk zien en nu ook de rossige gloed van de stad daarboven. Hij zei: Nu zal er zeker iets gebeuren. Het veld is leeg, de stad is vol. Wie mag ik het woord geven, president?

Meneer Van Beuzekom kan er mee terecht! riep de secretaris.

Stil toch, zei meneer Dalem. Het veld is leeg, dat zien jullie toch wel. Alles is afgebroken. Het heeft dus niet geholpen. Daar zitten we mee, meneren, daar zitten we lelijk mee. Dat hebben we toch maar niet kunnen verhinderen. Daar wil ik uw mening wel eens over horen. De notulen zijn afgekeurd! riep de secretaris.

Nee! schreeuwde meneer Dalem. Dat is verkeerd! dat is helemaal verkeerd! We kunnen nu niets anders doen dan rustig blijven zitten. Blijf allemaal rustig zitten. Het water komt, maar de dijk ligt in ons voorterrein. Laat niemand zich omdraaien. Ik gelast dat niemand zich omdraait.

Hij keek naar rechts en naar links en hij zag dat ze alle-

[pagina 44]
[p. 44]

maal naar hem keken. Hij riep: Naar de dijk kijken! De dijk ligt in ons voorterrein. Het water is gekomen. Sluit de rijen!

Ze hurkten in een kring om hem heen. Hij strekte zijn handen over hen uit en zei: De vergadering is begonnen. Ze drongen dichter om hem heen. Hij nam hen in zijn armen en hij begon te snikken. De tranen liepen hem langs het gezicht toen hij hen langzaam uit zijn armen voelde wegglijden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken