Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Eerste deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Eerste deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Eerste deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Eerste deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Eerste deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 304]
[p. 304]

Kapittel XXIII.

Doodmaalen. En Wetten, en Keuren wegens de zelve.

i. De Dood-maalen by de Romeinen, en andere volken, wel eer in gebruik, wierden genaamd Parentalia, id est, convivia Paganorum ad tumulos mortuorum, sic dicta, quod ea a filiis in parentum honorem fierent. Hieron. in Jerem. dat is: ‘Maaltyden der Heidenen by de graven der dooden; zoo genaamd, om dat de zelve door d ekinderen, ter eere van hunne ouderen, bereid wierden.’

ii. Welke maaltyden te houden, als een Heidens gebruik, by de oude Kristenen was verboden. Zie hier van Gaudentius, Episc. Brixens, tr. 4. die daar van in 't breede spreekt, en deze reden geeft: Nam gulae suae causâ primum ceperunt homines prandia mortuis praeparare, quae ipsi

[pagina 305]
[p. 305]

comederent, &c. Ga naar voetnoot1 d.i. ‘Want d emensen begonnen eerst uit brasseryzugt spyzen, en maalen voor de dooden te bereiden, die zy zelfs eten, en houden zouden.’ Als ook Tertullianus Ga naar voetnoot2 Vocas porro securos, si quando extra portam cum obsoniis & mattaeis tibi potius parentans ad busta recedis, ant a bustis dilutior redis; [& in convivio illorum quasi praesentibus & circumcumbentibus sortem suam exprobare non possis, debes adulari propter quod laetius vivis.] Deze, en diergelyke gewoontens worden ook verboden in de Wetten van Karel de Groot: in Capit. Carol. Magni. Lib. 6. c. 194. Admoneantur fideles, ut ad suos mortuos non agant ea quae de paganorum ritu remanserunt, &c. & super eorum tumulos naec man-

[pagina 306]
[p. 306]

ducare, nec bibere praesumant, d.i. ‘Dat de geloovigen vermaand worden, dat ze by, en ontrent hunne dooden niets doen, 't welk overgebleven is van de gebruiken der Heidenen, enz. En dat ze zig niet vermeten over hunne graven te eten, nog te drinken.’

iii. Van de Doodmaalen onder de Heidenen, en Kristenen, en der zelver oorsprongk onder de Kristenen, de overdaad in de zelve gepleegd, door de Wetten ingetoomd, en van de giften aan den armen, en gebeden voor de zielen der afgestorvenen, is reeds in 't breede gesproken in 't eerste deel van 't Ceremonieel, waar in we gehandeld hebben van de Begrafenissen, in 't XIV. Hoofddeel, tot het welke wy ons gedragen; zullende ter dezer plaatse, en gelegenheid nog eenige zaken, omstandigheden, en gewoontens van andere Volken, kortelyk bygevoegd worden, zoo verre die tot ons tegenwoordig oogmerk eenigzins konnen dienen; om daar uit te zien, waar in, en hoe verre de zelve met onze gewoontens verschil, of gemeen-

[pagina 307]
[p. 307]

schap, of eenen oorsprongkk hebben.

iv. De Cassubiërs in Pegu verslyten geheele 40 dagen met lustig op het graf, in een hutte, daar toe opgeregt, te brassen, op dat quansuis de dooden den reuk van de spys, zoo gekookt als gebraden, genieten zouden. Le Blanc fol. 221. G. C.

v. By de Littauwers houden ze maaltyden op den 3. 6. 9. en 40sten dag, na de dood, waar op de ziel van den gestorven, door eenig gebed, of geroep buiten de deur mede genoodigd word. Zy zitten stil, en zonder spreken, gebruiken geen messen, en worden van twee vrouwen mede zonder messen bediend. Van elk geregt werpt yder wat onder de tafel, en gieten ook bier daar by, geloovende, dat de zielen der afgestorvenen daar door gespysd, en gelaafd worden Ga naar voetnoot3; Valt 'er

[pagina 308]
[p. 308]

by geval iets van de tafel, dat nemen zy niet weder op, maar laten het voor de arme, verlatene, en omzwermende zielen, die geen vrinden hebben, welke haar eenige maaltyden verschaffen kunnen: Naa den maaltyd veegd de Priester met een

[pagina 309]
[p. 309]

besem 't huis uit, en met een de zielen van daar, zeggende: Gy hebt nu genoeg gegeten en gedronken, gy zielen, gaat henen: daar op beginnen de gasten de monden te openen, en met volle glazen toe te drinken; de vrouwen drinken dne mannen voor, en maken zig onder malkanderen vrolyk. Alles naar 't getuigenis van J. L. Polonus fol. 277.

vi. De Schryver van de Weereld-spiegel, bl. 470. verhalende de manier van begraaveninge der oude Skyten, getuigd dat de gemeene luiden de gewoonte hadden, hunne dooden te leggen op een karre, en die om te voeren voor hunne vrinden, en magen, van welke een yder een banket binnen zyne woninge aanregtte voor alle des overledens vrinden, en het andere gezelschap: en dat zy aldus omwandelden den tyd van veertig dagen.

vii. Ook word van de zelve, en vooral van de Tartaren getuigd, aangaande hun gebruik, en zeden, ontrent de uitvaart:

Wanneer iemant ziek legt, planten ze

[pagina 310]
[p. 310]

voor de deur een spies, met een zwarte vlagge daar op, op dat niemant naar binnen trede. Na dat hy overleden is vergaderd zig het geheele huisgezin, en brengt het lykt ter plaatse, te voren door hun beschikt, daar maken ze een groote diepe kuil, zetten daar een kleine tente, in welke een tafel word gesteld. Aangeregt met allerhande spyze, enz. [Weereld Spiegel bladz. 172. Van deze zyn ook te zien Nieuwhofs Gezantschap aan den Grooten Tartarisen Cham, en de Chinesen Atlas van Blaauw. Iet diergelyks verhaald Herodotus van de Skyten, of Geten. l. 4. conf. Mela de situ orb. c. 1.]

[viii. De inwoonders van Guiana, by de rivier Wiapoco, zyn gewoon, wanneer 'er een Casique, dat is Overste, of eenige hunner vrinden sterven, drie dagen lang gasteryen, en drinkmaalen te houden, en den tyd in dronkenschap, en met zang, en dansserven door te brengen, terwyl ondertussen eenige vrouwen, van de naastbestaanden, den overledenen beweenen. Atlas van Jansonius.]

[pagina 311]
[p. 311]

ix. Opmerkelyk, en vreemd is het dood-, of afscheid-maal van sommige Oost-Indianen, waar van ons verscheide gebruiken, naar de verscheidenheid van elke Land-aart beschreven worden, inzonderheid van den Heer Caron, welke, aangaande die van Japan in 't byzonder, dit verhaal doet: ‘Als een groot Heer in Japan sterft, zyn 'er gemeenelyk 10, 20 of 30 dienaren, naar dat de Heeren groot, en hun onderdanen veel zyn, die zig de buik opsnyden, en alzoo met hun Heer sterven, jaa veele verbinden zig daar toe; want als zy zien dat de Heer hun lief heeft, zeggen ze na gedane dankzegging:’ Gebiedende Heer, uwe onderdanen zyn veele, ende wat heb ik dog boven andere verdiend deze eer te genieten: dit lighaam dat dog myns Heeren is, schenk ik weder, en belove, dat het niet langer zal leeven als het uwe. ‘Tot welker bevestiging zy dan een schaaltje wyn drinken, want geen verbintenissen, daar een schaaltje wyn op gedronken is, mogen verbroken wor-

[pagina 312]
[p. 312]

den: Dan roepen ze hun bloedverwanten by een, gaan t'samen in de kerk, daar ze op matten, en kleedjes, op de grond gespreid, met malkanderen het scheid-maal houden, etende, drinkende, en vrolyk zynde, waar op zy zig zelven den buik opsnyden.’

[x. De inwoonders van Lapland zyn gewoon in 't rond te drinken, ter gedagtenis van den Overledenen, en dat wel brandewyn, zoo ze te bekomen is, welken zy noemen Saligavyn, d.i. zalige, of gelukkige wyn, als zynde den wyn, dien men drinkt, om te denken aan de dood van die gelukkig is geworden, en verlost van de elende dezer weereld.

Ook zyn ze gewoon het eind des vingers in den brandewyn te steken, het aangezicht daar mede te vryven, en te reinigen. En, zoo ras zy dronken zyn, halen zy den lof, en loffelyke eigenschappen van den Overleden op. Indien de Overleden zeer ryk is, houden de magen jaarelyks een maaltyd, offerende twee jaaren agter een eenige Rheen t'zyner ge-

[pagina 313]
[p. 313]

dagtenisse. Vorder is hun beklag, en rouwbedryf langduurig, voornaamelyk over vrouw, en kinderen; egter zonder uiterlyke teekenen van rouwgewaad. Scheffers. Hist. van Lapl. II. b. 144. bl.]

xi. Sommige willen, dat de voors. Doodmaalen zyn uitgevonden, en in gebruik gekomen, om daar door de droefheid over hunnen afgestorven bloetverwant te verzetten. Neque enim funerales epulae alia de causâ inventae, quam ut per vini cibique recreationem defuncti desiderium, ex eaque moestitia comprimatur Jak. Spiegelii Scholia in Barthol. Austriados Lib. 3. in Princ. d.i. ‘Want de Doodmaalen zyn om geen andere reden uitgevonden, dan om dat door de verkwikking van wyn, en spyze, de begeerte tot den overledenen, en de droefheid over deszelfs verlies, zouw beteugeld, en gestremd worden.’

[Dit bevestigd Johannes Nicolaï. Moris autem fuit lugentibus ferre cibos, & praeparare convivium, quod Graeci περιδειπνον vocant, & a nostris vulgo appellan-

[pagina 314]
[p. 314]

tur Parentalia ‘'t Was de gewoonte den treurenden spys te brengen, en een Doodmaal te bereidden, enz.’ de Graec. luct. c. 20.

En dit getuigd zeer omstandig Lud. Guicciardyn in zyne Nederlanden bl. 87. van der zelver Kristen-inwoonderen, in deze woorden: ‘De Uitvaarten worden ook kostelyk gehouden, en met veele aalmoesen; en na dat de doode begraven is, en de dienst voldaan, zoo word, om zwarigheid te verdryven, een hoffelyke, en kostelyke maaltyd gehouden, voor de naaste, en liefste vrinden, die met den lyke te begraven zyn geweest; aan den anderen word een pot wyns, met een schotel wel gekookte rys gezonden.’ Welke gewoonte daar nog duurd, breeder beschreven in 't Ceremonieel der Begraafenissen bl. 181.

[Waarom de Digter Paulinus de uitsporigheid der Kristenen van zynen tyd ontrent het nemen van spys, en te veel drank op hunne Doodmaalen, by de graven, ook tragt te verschoonen, als of ze

[pagina 315]
[p. 315]

zulks niet met een kwaad opzet, maar goed oogmerk deden, om hunne droefheid door dit middel eenigzins te verdryven, hoewel vervoerd door ligtgeloovigheid, en zekere waan, als of de heiligen nog gediend waren met den wyn, die op de graven gestord wierd:

 
... Ignoscenda tamen puto talia parvis
 
Gaudia, quae ducunt epulis, quia mentibus error
 
Irrepit rudibus, nec tantae conscia culpae
 
Simplicitas pietate cadit, male credula Sanctos
 
Perfusis balante mero gaudere sepulcris.]

xii. Gelyk ontrent de voorbeschreve andere Maaltyden, zoo hebben ook de Voorouders naarstig geweest in 't behartigen van de zuinigheid, en 't weren der overdaad van deze Doodmaalen, waar van wy te voren in een ander Werkje Ga naar voetnoot4

[pagina 316]
[p. 316]

gesproken, en zulks aldaar uit de Oude geschreve Keuren van Haarlem, Hoorn, Leiden, enz. aangewezen hebben Ga naar voetnoot5

[pagina 320]
[p. 320]

xiii. Eindelyk zyn de Doodmaalen onder de Huisluiden, onder welke de Oudste gewoontens als onafscheidelyk waren, en die in dezen wel de meeste overdaad, of onordentelykheid pleegden door de Heeren Staten van Holland, en West-Vriesland uitdrukkelyk verboden by Ga naar voetnoot6 Plakaat van den 15 Augustus 1671; als by 't welke allen Huisluiden, en opgezetenen ten platten Lande werd verboden eenige publike Doodmaalen aan te stellen, of doen aanstellen, en vervolgens iemant, ten aanzien van de begraafenissen, buiten de Erfgenamen van den overleden, te trakteren, of doen trakteren, op zekere zwaare boet.

En by Ga naar voetnoot7 Resolutie van den 25 Juny

[pagina 321]
[p. 321]

1689; dat des daags, na de begraafenis, geen buuren, of anderen zullen mogen worden getracteert, nog alzoo het voorige Plakaat illusoir gemaakt; maar dat het zelve Plakaat, tegen de Doodmaalen gearresteerd, zal worden onderhouden.

[xiv. Ondertussen konnen we hier, ter gelegenheid van de oude Keuren, die ik op dit Kap. bybragt A. (5). bl. 316, enz. nog twee zaken aanmerken.

1. Dat in sommige plaatsen der Nederlanden eenig bier plagt geschonken te werden ter, of naa de begraafenissen, genaamd troostelbier. Zoo vinden we dit woord (om geen andere blyken by te brengen) tweemaal in een artikel van de oude Keuren van Groningen, met de hand geschreven. XXI. art. IX. boek. 't geen ik reeds heb voortgebragt in de Aant. op dit Kap. XXIII. § XII. A. 5. b. 317.

2. En dat, dewyl dit Troostelbier meestal van een gastmaal verzeld, of gevolgd wierd: dat, zeg ik, het gast- of dood-maal zelf daar door verstaan wierd. Immers Kiliaan neemt het in dien zin, zeggende: Troostelbier, convivium funebre. dat is, Doodmaal.

xv. Vorder, dat in Overysel plaats haddne de plegtigheden, die men noemde, den dooden te aarden, en te bestaan, als blyken kan uit de MS. Keuren, die ik in de Aanteekeningen op §xii. A. 5. bl. 318. en 319. heb aangetogen. En dat, waar die plegtigheden plaats hadden, men zeide aldaar een doode, of bestantenis te zyn in den huize. Zie Art. 28. bl. 319.]

voetnoot1
De lection. Exod ubi ita pergit: Post hoc etiam ausi sunt sacrificia eis sacrilega celebrare, quamvis nec ipsi mortuis suis minus sacrificent parentalia, dum super sepulcroram mensas tremulis manibus vina fundentes spiritum balbutiunt. Vide Pfeiffer antiq. Gr. l. 4. c. 59. & Nicol. de Luct. Gr. c. 20 p. 293.
voetnoot2
De Testim. anim. cap. 4. & de resurrectiont carnis cap. 1.
voetnoot3
I. In het lykvuur, daar de lyken in verbrand wierden, is ook spys; en drank geworpen, als uit veele Schryvers bekend is. Victor. lib. 21. Var. Lect. c. 9. de reden was, dat ze geloofden, dat de spys den overledenen in de andere weereld dienstig zyn konde.
II. Het was niet geheel ongeoorloofd, maar zeer veragt, en schandelyk deze spys weg te nemen; hoewel ze anders ten besten was voor arme luiden, die dit straffe-, en opspraake-loos doen mogten. Om de groote veragtheid word deze daad by Terentius genoemd in Eunuch. Act. III. Scen. II. E flamme cibum petere, d.i. spys uit de vlam raapen: Want zulks geschiedde niet dan van het allerveragtste volkje, nadien het wierd geagt een daad van de uiterste armoede, en onbeschaamdheid. Als blykt uit de aanteekening van Donatus, over deze plaats van Terentius, en oude spreekwyze, zeggende: Antiquum verbum est, petere cibum e flamma. &c. Vde & Lindebr. in h.l.
III. Nademaal de manier van op de Begraafenissen eenig brood, of andere giften uit te deelen aan den armen, hier en daar als nog plaats heeft, is 't zeer bedenkelyk, of deze haar begin, en oorsprongk van de voors. oude gewoonte hebbe ontfangen. Zie hier van het Ceremonieel der Begraafenissen, het XIV. Hoofddeel.
IV. Athenaeus zegt, dat de ouden gewoon waaren, 't geen van de tafelen viel, voor hunne overledene vrinden te schikken. l. 10. c. 9.
voetnoot4
Het meergemelde Ceremonieel der Begrafenissen, door myn Schoonvader K. van Alkemade, gedrukt te Delft 1713, waar in men de Uittreksels vind van de Oude Keuren dier gemelde Steden. XIV. Hoofdd. 178. bladz. die we dieshalven hier niet herhaalen; den lezer derwaards wyzende.
voetnoot5
Zulks kan ook ten opzigt van de Doodmaalen blykens uit andere Oude Keuren, in het voors. Werkje van het Ceremonieel der Begraafenissen niet gemeld, welke ik derhalven hier zal byvoegen. Te weten uit eenige van Noordholland.
Zoo vind ik in de Oude Keuren van Hoorn met de hand geschreven, onder dezen titel:
Van de Ouders te verliezen
Item, zoo wie zyn ouders verliest, 't zy man, of wyf, of iemant anders van zyne vrinden, daar hy, of zy of iemant anders erve af neemt, of nemen mag, die zullen mede mogen inkomen, om die uitvaert, maendstond, en jarigheid te houden, na gewoonte der Stede, indien hy, of zy, of iemant anders mede betalen willen alle dat tot 'er delinge, uitvaert, maendstond, en jarigheid behoord, uitgenomen den Testament en bespraek.
De Stad Grootbroek in Noordholland beval by de Oude Keuren: Art. Doodenhuis: Item, zoo en moet 'er niemant gaan tot den dooden huize, hy en zy afterskind, of naarre, of bloedenschap, en vier die naaste buuren aan beide zyden, op een boete van een pond.
Texel heeft onder deszelfs oude Keuren fol 60. een Keur, luidende aldus: Waar eenige memorie van dooden gedaan werd, daar en moet niemant gaan ten eeten, of te drinken van diere spys, of dranke, hy en zy susterling, of daar en binnen, die agt de naaste huise, van daar de doode uitgedragen is, te verbeuren 5 schell.
De oude MS. Keuren van Groningen. ix. b. xxi. art. luiden aldus: Soe waer een doden begrafen is, daer en sal geen persoen blyven ten eeten, by v. mark toe broke, dan vader und moeder, suster und broeder, zwagers, en die soo nae synt. En wie maghe niet en heeft, die magh bidden vj schuttelen, sonder broke: en dessen voors. personen die moghen weder komen des avendes toe troostelbier, ofte sie willen, und anders niemant, en daer en sal men geenen kost toe reden, en anders geen troostelbier toe drinken, noch holden, en den vij dagh, en de Manehorst en sal men geen onkost doen, en niemant bidden: meer toe jaertyt maghment holden als voors. is.
In de (Spaanse) nu Oostenrykse Nederlanden, in 't algemeen, en byzonder in Brabant, en Vlaanderen, moesten, zoo wanneer dat 'er waren vrinden van buiten, de Uitvaarten, of Doodmaalen gehouden worden met alle matigheid, en dat nog maar op den dag van de uitvaart, zonder des anderen daags te mogen houden eenige vergaderingen, of maaltyden, volgens Plakaat van den 30 Sept. 1631. Anselmo Cod. Belg. tit. Banketten, Bruiloften, Uitvaarten § 3.
Vorder blykt dit uit de Landregten van Overyssel, en de Keuren van Deventer, in 4. MS. fol. 30, 31.
De Stad Deventer naamelyk, heeft by haar oude Keuren gewild, dat op de begraafenis, of uitvaard, niet meer dan 12 personen souden mogen teren, op een boete van tien pond. Gelyk ze ook in andere gelegenheden de maat, en een regel der zuinigheid stelde. als lib. 2. art. 32. Item, in alle dese punten, en dingen van den kinden-bedde, van de bruloft, als men den dooden eert, van der begenkenisse, maanstond, of jaargetyde, wanneer de geene, die dat ankomt, na der vesperen willen gaan zitten, zoo mogen met hem gaan zitten zoo veele alsse willen, een mengelen wyns te verteren.
Als mede uit de oude MS. Keuren der Stad Zwol, alwaar de overdaad van de Dood-, zoo wel als de Kinder-maalen, en andere Maalen bepaald werd: luidende deze MS. Keuren van Zwolle aldus: xi. b.
Art. XI. Van doden dye wile dat sy in den huyse synt: Item, waer dat een doede in den huyse is, dye wile dat de dode in den huyse is, ende alsamen den doden eerdet, soe moeten wal xii mannen buten den huyse onder burgher, ende dye weert myt hem eten, en dye naesten magen, ende swagers, ende niet meer; ende dye ghene dye naecomen, dye sullen gaen, ende sullen niet met hem eten in den huyse, om des doden wille. Ten weer dat dair gasten waren daer sy allene mede sitten ghingen, sonder argylyst. Voert en wil men den dooden nae bestaen; soe moeten ocik wel twelef onser borgheren myt hem eten, ende dye weert, alse dye dode bestaen is, gelyck als voirs. is. Wye dat verbrake, die verloere elck tegen dye Stat een pont. Mocht mens nyet verwynnen, elc soldes hem afnemen myt synre eenre hant.
Art. XII. Van, als men den doden eerdet, of bestaet, dye vrouwen in den huyse toe eten: Item, als men den doden aerdet, off bestaet, soe moeten totten huyse wal eten, dair dye dode is, des middages xii vrouwen, en dye gasten van vrouwen, dye daer van buten synt te grave ghebeden, ende niet meer. Wie dat verbraeke, dye verloir tegen dye Stat C scill. mocht mens nyet verwynnen, elc soldes hem affnemen myt synre eenre hant.
Art. XIII. Des avendes alse dye dode geordet is: Item, des middages alse dye doede gheëerdet, ofte bestaen is, soes al dye man, ofte dye vrouwe, off oirre een, off beyde niet en bleve desa vendes in den huese eten; ende dair moeten wal tot hem comen 6 mannen, ende 6 vrouwen, die naeste magen en zwagers, ende nyt meer met oirre cost. Wie dat dair meer queme, ende dan dair bleve eten, dye verloir tegen dye Stat een pont, mocht men se niet verwynnen, enz. als boven.
Art. XIV. Dat men geene cost meer doen en sal, om des doden wille: Item, dair nae, alse dyt gedaen is, soe en sal men mytten mannen, of mytten vrouwen ghene cost meer doen, om des doden willen, alse dye dode gheërdet is, ende eer men den doeden bestaet; ende nae dien daghe dan niet meer. Wie dat verbraeke, die verloeren elc teghen dye Stat een pont: Mocht men sie niet verwynnen, elc soldes hem affnemen myt syre eenre hant.
Zie verder xi. b. Art. 28. onder den titel: Van vrouwen met den doden te etene:
Anno Dom. 1483. des Donredages voer Sancte Luciendage syne Scepenen, ende Raedt, myt oerre Meenthen averkomen: Soe wair eyn dode, oft bestantenysse ys in den huese, dair moeghen des myddages blyven eten xii vrouwen personen van bynnen, en niet meer, by v ponden elken. Ende weert saeke, dat dair meer vrouwenpersonen gebeden worden, ende dair quemen eten, soes al die man, offt die vrouwe, in den huese ghebraken hebben x pont. Ende dye baven dye xii vrouwen dair blyven eten, sollen elc gebraiken hebben v. pont. Ende dye mailtyt sal bedient werden by den knechte, en maghede in den huyse, of by anderen knechten, of magheden, ter noet dair toe gebeden: Wie dair en baven diende van enighen personen, man, offt vrouwen, sollen elck gebraiken hebben v pont.
voetnoot6
Zie het Groot Plakaatboek III. Deel. bl. 526.
voetnoot7
Groot Plakaatb. IV. D. bl. 388.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken