Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlands displegtigheden. Eerste deel (1732)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlands displegtigheden. Eerste deel
Afbeelding van Nederlands displegtigheden. Eerste deelToon afbeelding van titelpagina van Nederlands displegtigheden. Eerste deel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.31 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.79 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/culturele antropologie-volkenkunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlands displegtigheden. Eerste deel

(1732)–Cornelis van Alkemade, Pieter van der Schelling–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 453]
[p. 453]

Kapittel XXXIII.

Hooge Vierschaar-, of Geregts-maalen der Ruwaarden, en Baljuwen, aan hunne Leen-, of Welboore-Mannen in Holland, en Westvriesland, enz.

[i. Dus gesproken hebbende van de openbaare Kerkelyke maalen der Kristenen, zullen we, volgens ons voorstel, eenige publyke weereldlyke Gastmaalen, wel eer, of nog gebruikelyk, laten volgen.]

Onder de publike, of openbaare weereldlyke plegtige Maaltyden kan gerekend worden het Vierschaar-, of Regt-maal, zynde een Hoflyke onthaling, en opdissing, die de Ruwaarden, en Baljuwen in Holland en Westvriesland aan hunne Leen-, of Welgeboore-Mannen, als Regteren der Hooge Vierschaaren, om Regtdag te houden, en 't regt te bedienen, te samen geroepen, gehouden waren t'elke reize te doen: welke zelfs in de Wetten,

[pagina 454]
[p. 454]

en Plakaaten dezer Landen, genaamd werd, een rykelyken Maaltyd. Als onder anderen blykt uit het Plakaat van Koning Filips de IIde, als Graaf van Holland, den 15 Juny 1556, ten verzoeke van Pauwels van der Laan, Baljuw van Kennemerland, ter spoediger bevorderinge van Regt, en Regtsgeding, vastgesteld, en verleend.

ii. Te weten, in de oudste tyden had elk een, die zulks door geboorte, of onbekwaamheid niet belet was, het regt, om deel te hebben, zoo wel aan de Regering, als aan de Regtsbediening Ga naar voetnoot1,

[pagina 455]
[p. 455]

en kwamen onverzogt, en ongeroepen ter Vierschaar, uit eigenen hoofde; zynde de Regteren bygevolge toen van een onzeker getal geweest.

iii. Naderhand hebben de Graven (zoo zy voor gaven, om best wille) het getal der Regteren, zoo in 't burgerlyke, als halstraffelyke, gebragt op zeker getal; die verpligt waren ter Vierschaar te verschynen, en dat op veele plaatsen zonder belooning, op eenige andere voor een zekeren penning, Presentiegeld genaamd; en weder op andere plaatsen, en inzonderheid in de Hooge Vierschaaren voor een Maaltyd, die de Ruwaard, of Baljuw aan zyne Regteren, uit zyne boetens, ge-

[pagina 456]
[p. 456]

woon was te geven Ga naar voetnoot2 Zie Handv. van Kennemerl. bl. 286.

[pagina 457]
[p. 457]

[iv. Zoodanig een maaltyd wierd, onder andere, van ouds gegeven by den Baljuw van Westvoorn, aan die Mannen, die Hem hielpen regt doen. By welke gewoonte Karel van Oostenryk ordonneerde dat de zelve Baljuw zouw blyven, te weten in zyne groote Ordonnantsie, verleend aan den Lande van Voorn, den 3 Febr. 1519, te zien in onze Beschryving van de Stad Briele, en den Lande van Voorn, in het II. Deel onder de Privilegien, enz. No. CII. bl. 132. Art. 2. Luidende tendezen opzigte aldus: ‘Welverstaande nogtans, dat die Bailluw van Westvoorn sal blyven op syn oude gewoente, alsoo hy van ouds gehouden is geweest die Mannen, die

[pagina 458]
[p. 458]

hem helpen regt doen, die maaltyd te geven.’ Zie ook 't geen ik in de voors. Beschryving op dit Artikel heb aangeteekend bladz. 132. A. (1).

v. By deze Hooge Vierschaar-, en Geregts-maalen, door de Ruwaarden, en Baljuwen aan hunne Leen-, of Welboremannen gegeven, zouw men konnen voegen die Maalen, die in sommige Heerelykheden van Holland nog gegeven worden aan het Geregt van die plaats, in welke de Tiendverpagting, of verkooping der Tienden, ten overstaan van dien Geregte geschied.

vi. Deze Maalen, in de voorwaarden der Tiendverkoopingen, doorgaans Geregtsmaalen genoemd, worden veeltyds bekostigd door den Tiendheer; ten ware in de gemelde voorwaarden anders bedongen waar; gelyk somtyds uitdrukkelyk geschied, als ik breeder gemeld heb in het Hollands Tiendregt Kap. XLV. §xii. bl. 560. en hier Kap. XXXII. §vi.]

voetnoot1
I. Te weten, de Aasge vorderde het Regt in Civile zaaken, als gematigd door de Buuren, en de Schout in 't Crimineele, als gemagtigd door den Graaf, en hadden de Landzaaten ten platten lande, niet eerloos zynde, het regt met Schout, en Azing te Regt te zitten, en ook op de gemeene werf hunne Buurstemmen te geven. Holl. Chron. 330. De gew. Erfgr. bed. 463. 466.
II. En dit komt overeen met het oude Alemannise, of Frankise Regt, in de oude Frankise taal.
§i. Und ist in ainem dorf ain Richter, suuaz der gesetzet mit der (conf. c. 19. 2.) merern mengin der geburen, daz mag der minner tail nit uuiderreden, dat is: ‘Zoo in een dorp een Regter is, wat hy vaststeld met het meerder getal der boeren, of gebuuren, (rusticorum heeft de Latynse Overzetting) dat mag het minder getal niet wederspreken.’
En dit had, volgens het Frankise Regt, niet alleen plaats in Dorpen, maar ook in Steden, volgens het volgende Art. 2. Daz selbe regt sol man behaben in den Steden, d.i. ‘Dat zelve Regt zal men houden in de Steden.’ Vide Jur Provinc. Alemannici cap. 209. von Dorfgeriht, d.i. van Dorpgeregt Schilter. Thes. antiq. Teuton. tom. 2. p. 124.
voetnoot2
Volgens het oude Provinciale, Alemannise, of Frankise Regt, anders den Swabisen Spiegel genaamd, moest de Regter, a quo, van welken tot den hooger beroepen wierd, zyne boden zenden, vrye, eerlyke Landzaaten, op kosten van den Regter, om te hooren, wie der partyen zyn zaak zou winnen voor den hooger Regter.
§3. Die sol der Rihter verkosten.
4. Zuuen becher vol uuins sol man in zuuain geben und brot:
5. Der Herren sulen zuuene sin, und sehs kneht.
6. Men sol dem Herren vier riht geben, und dem knebt zuuu und ieglichem pfaerde, vier garbe (habern) ze tag und ze naht, und hoeuues genug, und man sol diu pfaerd vorn an beslahen, und hindan nit, der pfaert fuln aethin sin, und der man aeht, &c.
Dat is:
3. Deze zal de Regter op zyn kosten houden.
4. Twee bekers vol wyns zal men aan die twee (boden) geven, en brood (in overvloed).
5. Der Heeren (boden) zullen twee in getal zyn, en zes knegten.
6. Men zal den Heeren 4 geregten (of schotelen met spys (patinae cibis refertae, volgens de Latynse Overzetting) geven, en den knegten twee, en yder peerd, yder dag en nagt, vier (mergites havenae) handen vol hayers, en hoois genoeg. Men zal der paarden voorvoeten beslaan, en niet de agtervoeten. Daar sullen agt paarden zyn, en agt man-mensen, enz.
II. Zoo de appellant kwam te succumberen, moest hy den Regter, a quo, zyne onkosten, aan zyne boden gedaan, vergoeden, en den zelven een boete betalen. § 9.
III. En zoo hy triomfeerde, moest dit gedaan worden by zyn party, of, by des zelfs voor overlyden, by zyn erfgenaam §10. Vide jus Provinciale Alemannicum, alias sub nomine Speculi Suevici. c. 97. pag. 62. in Schilteri Thesaur. ant. Teut. tom. 2.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken