Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Kleine gedichten voor kinderen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4,65 MB)

Scans (31,03 MB)






Genre
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre
gedichten / dichtbundel


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Kleine gedichten voor kinderen

(1913)–Hieronymus van Alphen

Vorige Volgende
[p. 95]



illustratie

De kleine zangster.
Avondlied.

 
Het licht der zon
 
Begon
 
Alreê te kwijnen:
 
De maan
 
Ving aan
 
Zoo. schoon als ooit te schijnen;
 
Toen lieve kris,
 
Een meid, naar 'k gis,
[p. 96]
 
Van acht of negen jaren,
 
Haar kleine citer nam,
 
Eu hupplend bij mij kwam;
 
Zij paarde lachend stem en snaren,
 
En zong het vroolijk avondlied,
 
Dat gij hier uitgeschreven ziet.
 
De zon moog' haar stralen
 
In 't westen doen dalen:
 
Dit geeft mij geen smart!
 
God heeft ook geschapen
 
Den nacht om te slapen,
 
Dies looft Hem mijn hart,
 
Hoe donker 't moog' wezen,
 
'k Behoef niet te vreezen
 
In 't holst van den nacht.
 
God zal voor mij zorgen,
 
Totdat mij de morgen,
 
Weêr vroolijk verwacht.
 
Geen leed zal mij naken;
 
God wil mij bewaken,
 
Al ben ik een kind.
 
God toont, door mij 't leven
 
En voedsel te geven,
 
Hoe Hij me bemint.
[p. 97]
 
Het starrengeflonker
 
Vervroolijkt het donker;
 
De lichtende maan
 
Begint op de weiden
 
Haar glansen te spreiden,
 
En speelt door de blaân.
 
 
 
Al ziet men geen kleuren,
 
Men wordt toch door geuren,
 
Verkwikt waar men gaat.
 
'k Hoor zelfs in seringen,
 
Den nachtegaal zingen,
 
En 't kwarteltje slaat.
 
 
 
Mag ik U verhoogen,
 
Dan sluit ik mijne oogen
 
Gerust, o mijn god!
 
U eere te geven,
 
En dankbaar te leven,
 
Is 't zaligste lot.


Vorige Volgende