Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst (1802)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst
Afbeelding van Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienstToon afbeelding van titelpagina van Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.56 MB)

Scans (4.90 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van liederen en gezangen voor den openbaaren godsdienst

(1802)–Hieronymus van Alphen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXIX.
Gethsemané.

Eerste lied. Wijze, Ps. XXII.

 
Gethsemané! vol ernst u in te gaan,
 
Is thands mijn wensch: o lieve, zagte maan!
 
Al schijnt gij dof, verzel mij op mijn paên,
 
Om Hem t' aanschouwen,
 
Wiens angst, hoe groot, moest wijken voor 't vertrouwen;
 
Wiens liefdegloed zig, door een zee van tranen,
 
Met bloed geverwd, het eerste spoor moest baanen
 
Tot zijn triumf.
[pagina 129]
[p. 129]
 
Wie ben ik, Heer! dat ik mijn zwakken tred
 
In 't eenzaam perk des grooten strijders zet!
 
Ach, dat uw Geest mijn ziel, op haar gebed,
 
Den weg bereide!
 
En op dat groot gezigt zijn licht verspreide!
 
Ach! dat mijn oog eerbiedig op Hem staarde,
 
In Hem op U, die Uwen zoon niet spaarde
 
Uit menschen-min.
 
 
 
Hoe stil is 't hier, hoe treurig-wonderbaar!
 
De vrienden-rei, bedwelmd, vreest geen gevaar.
 
Zij waakt, noch bidt. De groote worstelaar
 
Moet eenzaam strijden.
 
Hij scheidt zig af; Hij bidt. Hoe klimt zijn lijden!
 
De Hel daagt op. Zij voelt zig 't hoofd verpletten;
 
En wil, verwoed, zijn reine ziel besmetten
 
Door ongeloof.
 
 
 
't Verraad, de boei, de geessel, 't kruis, het graf,
 
De schrik der hel; 't komt alles op Hem af.
 
Hij ziet in God een Rigter, die, door straf,
 
Zijn eer zal wreeken;
[pagina 130]
[p. 130]
 
Als Vader wijkt; en, eerlang gandsch geweken,
 
Hem, als de nood ten top stijgt, zal verlaten;
 
En, als een prooi, aan zondaars, die Hem haten,
 
In handen geeft.
 
 
 
Een vloek te zijn, en zonder vlek zijn hart!
 
Voor liefd' en deugd, aan 't kruis, met angst en smart!
 
Bij 't fijnst gevoel van waarde, fel gesard,
 
Vergeefsch te klagen!
 
Alleen, geheel, der zonden last te dragen!
 
Als alles zinkt, door 't rein geloof te leven!
 
Met doodsgevoel, ten slot, aan 't hout te sneven!
 
Welk vergezigt!
 
 
 
Gekromd in 't stof, grimt Hem die beker aan.
 
De menschheid roept, dat hij voorbij mogt gaan.
 
Maar kan het niet; Hij wil, met God voldaan,
 
Hij zal hem drinken.
 
Nu rijst hij op, om dieper neer te zinken.
 
De strijd neemt toe: Men ziet een engel dalen;
 
Die sterkt zijn hart, en doet Hem ademhalen,
 
Maar strijdt niet meê.
[pagina 131]
[p. 131]
 
Hoe klopt Hem 't hart! weemoedig slaat hij 't oog
 
Rondom zig; nederwaard; of bang om hoog.
 
Hij voelt den drang, die eenmaal hem bewoog,
 
Op aard te komen.
 
Hij zegt: mijn bloed! gij zult voor zondaars stroomen.
 
Laat vrij dat bloed met zwarte droppels vloeien!
 
Het zal den grond met beter vogt besproeien,
 
Dan Abels bloed.
 
 
 
Nu rijst hij op, van 't strijden afgemat;
 
Maar, hoog van geest, betreedt hij, rustig, 't pad
 
Naar 't stil verblijf, waar 't slapend drietal zat,
 
Om hen te wekken.
 
Hij wil, als held, den vijand tegentrekken.
 
Zijn uur genaakt. Nabij is zijn verrader.
 
Nabij de Hel. Hij eert en dient zijn Vader;
 
Zijn loon is groot!
[pagina 132]
[p. 132]

Tweede lied. Wijze, Ps. XXXVIII.

 
Hebt gij Hem voor geld verraden,
 
U beladen,
 
Snoode Judas! met die schuld?
 
Loont gij zo uw Heer en hoeder;
 
Vriend en broeder;
 
Voor zijn weldoen en geduld?
 
 
 
Kussend gaaft gij, zonder spreken,
 
't Helsche teeken,
 
Waar hij stond, dien gij verkogt.
 
Was Hij, dien uw valschheid griefde,
 
Niet de liefde,
 
Die U 't eerst had opgezogt?
 
 
 
Ach! hoe is uw glans ontluisterd?
 
Gantsch verduisterd
 
Viel de kroon u van het hoofd.
 
En de zetel, u voor dezen
 
Toegewezen,
 
Werd een trouwer vriend beloofd.
[pagina 133]
[p. 133]
 
Beter waart gij nooit geboren,
 
Dan te hooren,
 
't Eeuwig wee op 't hoog verraad.
 
Ach! een vloed ontspringt mijn oogen;
 
't Mededogen
 
Maakt mij week, en dooft mijn haat.
 
 
 
Wie gij zijt van Adams zoonen,
 
In u woonen
 
Nijd en wraakzugt. Beef en schrik!
 
Zeg niet: wie tot zulke zonden
 
Neiging vonden,
 
Mogen vreezen; nimmer ik!
 
 
 
Niemand kan van eigen kragten
 
Iets verwagten.
 
Sta in God, dan staat gij pal.
 
Als u Jesus in gevaren
 
Wil bewaren,
 
Zijt gij veilig voor den val.
[pagina 134]
[p. 134]

Derde lied. Wijze, Ps. LXI.

 
Laat Cajáfas norssche knegten
 
Hem bevegten,
 
Die hen neersloeg met een woord.
 
Ja, zij slaan hun taaie banden
 
Om die handen,
 
Waar de scepter in behoort.
 
 
 
Hij, verlaten van zijn vrinden,
 
Laat zig binden;
 
Slepen voor den rigterstoel:
 
Zal, (zijn wil is 't,) boeien dragen,
 
Zonder klagen,
 
Maar met fijn en diep gevoel.
 
 
 
Hij (zijn wil is 't) zal hen volgen,
 
Niet verbolgen,
 
Maar als 't rein en zwijgend lam.
 
En voor allen blijft Hij zorgen,
 
In 't verborgen,
 
Die Hij ooit in schutsweer nam.
[pagina 135]
[p. 135]
 
Ziet! daar gaat de Liefde heenen.
 
Beven, weenen,
 
Stille wanhoop, merkt men niet.
 
Hij, door zondaars voordgedreven,
 
Gaat verheven,
 
Waar de Liefde 't Hem gebiedt.

Vierde lied. Wijze, Ps. LXV.
Triumfzang.

 
Triumf! zijn angst is ver geweken.
 
Hij werd, en is beproefd.
 
Zijn hooge rust is 't blijvend teeken,
 
Dat Hij geen hulp behoeft.
 
Hij zal alleen de wijnpers treden.
 
Al valt die tred Hem bang,
 
Hem wagt het druivenbloed in Eden,
 
Met vreugd en zegezang.
[pagina 136]
[p. 136]
 
Truimf! gij, held! zult lasten dragen,
 
Die niemand torssen kon.
 
Gij zult noch vlugten, noch vertsagen,
 
Al deinst en vlugt de zon.
 
Het licht van vreugd en troost moog dalen
 
In 't felgeprangd gemoed;
 
't Geloof schiet op zijn ziel haar straalen,
 
Zo rein, als vol van gloed.
 
 
 
Triumf! daar treedt hij rustig heenen.
 
Ja, 't is Immanuël!...
 
Het eerste wee is reeds verdwenen;
 
Al zugt en knarst de hel.
 
Hij, voor dien last en strijd bereekend,
 
Heeft smaad en kruis veragt.
 
Al wordt zijn pad met bloed geteekend;
 
't Is zege, die Hem wagt.
 
 
 
Wij staan eerbiedig, peinzend, zwijgend,
 
Van ver, uit diep ontzag:
 
En wagten, van verlangen hijgend,
 
Op d'uitkomst van den slag.
[pagina 137]
[p. 137]
 
Bewondring hield ons opgetogen;
 
Nu vliegt de hoop vooruit.
 
Ons hart zal eerlang God verhoogen,
 
Als Hij den strijd besluit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

lied

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank

  • Naar de Nederlandse Liederenbank