Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen (1783)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen
Afbeelding van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjenToon afbeelding van titelpagina van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen

(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

Zielszugt om Jesus te beminnen.

 
U, Jesus! die de liefde zijt!
 
U wil ik steeds beminnen.
 
Al hadde ik in mijn lentetijd,
 
Mijn hart U nimmer toegewijd,
 
Ik zou het nu beginnen.
 
 
 
Ja hoor dit, weereld! tot uw smart!
 
Gij zoekt mij te verovren;
 
Maar 'k ben geen meester van mijn hart:
 
't Is Jesus ijver, dien ge tart;
 
Hem zultge nooit betoovren.
 
 
 
Dat ik uw minnaar ben geweest,
 
En Jesus heb verlaten,
 
Dat smert mijn ziel nu allermeest.
 
Het is zijn min, die mij geneest;
 
Uw minnen is maar haten.
 
 
[pagina 21]
[p. 21]
 
Ja, Jesus! 'k zag uwe oogen aan,
 
Daarze om mijn onheil weenden:
 
Die liefde kon ik niet weêrstaan.
 
Wil steeds die oogen op mij slaan,
 
Die mij met U vereenden!
 
 
 
Maar ach! ik woon hier in een land,
 
Waar Delilaas vergaêren;
 
Zij stooken valschen minnebrand!
 
Ik geve U oog, en hart, en hand:
 
Wil die voor U bewaren!
 
 
 
'k Ben wel die gunste omvaardig door
 
Mijn trouweloos hoereeren;
 
Maar doet uw min, die mij verkoor,
 
En nimmer uit het oog verloor,
 
Mij ook niet wederkeeren?
 
 
 
Zo word genaê, genade alleen,
 
Waarop wij, zondaars, hopen,
 
Steeds als mijn wellust aangebeên!
 
En zou die mij verlaten? - Neen!
 
Zij sluit uw hart reeds open.
 
 
[pagina 22]
[p. 22]
 
Getrouwe Minnaar! toon uw magt!
 
Uw min deed mij verlieven:
 
Uw trouw, waar van ik alles wagt,
 
Moet door dezelfde liefdekragt
 
Op nieuws mijn boezem grieven!
 
 
 
Maar; als ge mij naar liefde vraagt,
 
Waar in zal ik ze U toonen?
 
Of zoude in 't hart, dat zig beklaagt,
 
Als 't welk tot U geen liefde draagt,
 
De minste liefde woonen?
 
 
 
Die lust tot liefde, o lievend Hoofd!
 
Is door geen hel verslonden.
 
Al is 't een vonk, van gloed beroofd;
 
Ze is nog geheel niet uitgedoofd
 
Door al den vloed der zonden.
 
 
 
Gij, Jesus! die dat vonkjen voedt!
 
Kunt meerder liefde kweeken.
 
Ai! laat dan in mijn jong gemoed
 
Een vlam van zuivren liefdegloed
 
Door alles heenen breeken!
 
 
[pagina 23]
[p. 23]
 
Dat nooit uw glans mijn oog verveel,
 
Nooit afneem door gewoonheid,
 
Steeds voor mijn peinzende aandagt speel,
 
Mijn hart vervul, mijn zinnen streel!
 
Bekorelijke schoonheid!
 
 
 
Laat al, wat in de weereld is,
 
Mij zonder U mishagen!
 
'k Moet nooit in deze wildernis,
 
Daar 'k menigmaal uw bijzijn miss,
 
Dat onverschillig dragen!
 
 
 
Laat mij geen ijdle minnepijn
 
Tot dwaze klagten dringen!
 
Drenk Gij mij met uw liefdewijn!
 
Dan zultge 't eeuwig voorwerp zijn,
 
En 't sieraad van mijn zingen.
 
 
 
Mijn togten gloeien reeds, o Heer!
 
U wil ik alles geven.
 
Ontsteek dat jeugdig vuur nog meer!
 
Dat elk in mij uw beeldnis eer,
 
Uw liefde in mij zie leven!
 
 
[pagina 24]
[p. 24]
 
Wie kent U, die U niet bemint?
 
Uw liefde kwam op aarde;
 
'k Zie, hoe zij U aan 't vloekhout bindt,
 
En door uw dood den dood verslindt,
 
Op dat ze mij bewaarde.
 
 
 
Mij, Jesus! mij? - ai! zend uw Geest,
 
Dat liefdepand, van boven,
 
Die 't schaadlijk ongeloof geneest;
 
Zo minne ik U! - Zij minnen 't meest,
 
Die U het meest gelooven.
 
 
 
Of, is 't uw zondaarsliefde niet,
 
Die mijne min doet gloeien,
 
Wanneer 't geloof de wonden ziet,
 
Waar uit uw liefde stroomen giet,
 
Om naar mijn hart te vloeien?
 
 
 
En als ik U, de liefde, min;
 
'k Ben 't eens dan met uw Vader:
 
Zijn welbehagen rust hier in:
 
Zo neemt het juichen een begin:
 
De hemel komt mij nader.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken