Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen (1783)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen
Afbeelding van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjenToon afbeelding van titelpagina van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen

(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 127]
[p. 127]

De zalige dood der jonge kinderen der geloovigen.

 
Geloovige Ouders moeten
 
Zo treurig niet begroeten
 
Het sterfuur van hun kroost!
 
't Is waar; van 's Vaders zegen
 
Een pandjen hier verkregen
 
Verstrekt een kind tot troost.
 
 
 
Maar, dagtge: 't is het mijne,
 
Gij faaldet; 't was het zijne:
 
Het was aan Hem gewijd.
 
Hij heeft het, pas geboren,
 
Het zaligst lot beschoren,
 
En kroonde 't voor den strijd.
 
 
[pagina 128]
[p. 128]
 
Dies moetge zo niet schreien,
 
Wanneer uw wichtjens scheiên
 
Uit jammer, en ellend.
 
Dan moetge uw Vader danken,
 
Terwijl gij deze klanken,
 
Hun na, ten hemel zendt.
 
 
 
Dit kindjen sloot zijne oogen,
 
En ligt in 't stof gebogen,
 
Schoon 't pas op aarde trad:
 
't Was wars van haar gewemel,
 
't Verlangde naar den hemel;
 
Wijl 't daar zijn Vader had.
 
 
 
Toen vlogen Cherubijntjens,
 
En vlugge Serafijntjens
 
Het krijtend schaap op zij:
 
Zijn klagen wekte erbarmen;
 
Zij voerden 't in hunne armen
 
't Gestarrente voorbij.
 
 
[pagina 129]
[p. 129]
 
Zij sierden het met kroontjens;
 
Zij leerden 't hemeltoontjens,
 
Terwijl het opwaart vloog:
 
En 't wichtjen, wel te vreden,
 
Zag lagchend naar beneden,
 
Van waar het schreiend toog.
 
 
 
Zij bragten 't, zonder rusten,
 
Aan de eeuwig blijde kusten,
 
Waar 't altijd lagchen zal,
 
En van geen schreien weten,
 
Maar al 't gehuil vergeten
 
Van 't grimmend tranendal.
 
 
 
Ja, 't schaapjen, dat op aarde
 
Maar smart bij smart vergaêrde,
 
Dat voelt geen pijnen meer
 
Is 't lijfjen fel geschonden
 
Met diepe en vuile wonden;
 
Het zinkt in de aarde neêr.
 
 
[pagina 130]
[p. 130]
 
Maar 't zieltjen, heen gevaren
 
Naar 't koor der hemelscharen,
 
Leide al zijn vuilheid af;
 
Daar 't in den vroegen morgen,
 
Voor 't rijzen van de zorgen,
 
Zig aan zijn Schepper gaf.
 
 
 
Dat zieltjen krijgt nu oogen,
 
De ontwikkling van 't vermogen,
 
Dat hier omwonden was:
 
Geen vleesch kan dit beletten;
 
Geen zonde dat besmetten,
 
Wijl Jesus het genas.
 
 
 
Het leert zijn Schepper kennen;
 
Zig aan dien Vader wennen;
 
Zijn liefdewet verstaan;
 
Het ziet, hoe Adams schulden
 
Zijn rekening vervulden,
 
Maar reeds zijn afgedaan.
 
 
[pagina 131]
[p. 131]
 
Het voegt zig bij die zielen,
 
Die voor haar Heiland knielen;
 
En roemt het kinderlot.
 
Zou 't met de hemellingen
 
Geen hallelujaas zingen?
 
Ja, kinders loven God.
 
 
 
Mijn kindjen steeg naar boven,
 
Om eeuwig Hem te loven.
 
Om eeuwig... O! ik buk!
 
Moest ik een schepsel teelen,
 
Om 't eeuwig te zien deelen
 
In eindeloos geluk?
 
 
 
O God! welke eer geschiedtme?
 
Geen moeite of angst verdrietme
 
In deze rampwoestijn:
 
Mijn kind mag in 't verblijden;
 
Maar ik moet in het strijden
 
Eene eer van Christus zijn.
 
 
[pagina 132]
[p. 132]
 
Geloovigen! wij vinden,
 
Waarwe immer komen, vrinden,
 
Van 't hemelsche geslagt.
 
Geen doodsvallei zal 't hindren:
 
Wij worden van de kindren
 
In 's Vaders huis gewagt.


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken