Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen (1783)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen
Afbeelding van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjenToon afbeelding van titelpagina van Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van stigtelijke mengel-poëzij. Eerste stukjen

(1783)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 135]
[p. 135]

Opwekking aan de godzoekende jeugd.

 
Heeft iemand in zijn vroege jeugd
 
Den dienst van God verkoren?
 
Het is een dienst, die 't hart verheugt.
 
Komt, speelgenooten! smaakt die vreugd;
 
Ze is ons van God beschoren.
 
 
 
Wij jonge lieden worden ligt
 
Door de ijdelheid betooverd:
 
De voet staat los, en glipt, en zwigt:
 
Hoe ras verdwaalt ons wuft gezigt!
 
Hoe ras is 't hart veroverd!
 
 
 
De zugt tot blijheid schijnt in 't hart
 
Der jonkheid felst te gloeien.
 
Wee! dien de Weereld houdt verward!
 
Belooft zij vreugd; zij levert smart:
 
Wie blijft nog in haar boeien?
 
 
[pagina 136]
[p. 136]
 
Is tegen 's duivels zwijmelwijn
 
Geen tegengift te vinden?
 
O ja; in God verheugd te zijn.
 
Dat niemand dan door wanhoop kwijn!
 
De hel zou hem verslinden.
 
 
 
Hoe meer men Jesus min betragt,
 
En blijde in God mag wezen;
 
Te minder heeft de zonde kragt,
 
Te minder kan de helsche magt
 
Tot wellust ons belezen.
 
 
 
De losheid, die de jeugd verwint,
 
Kan ons het meeste deeren;
 
Maar, die in God zijn blijdschap vindt,
 
Zal, daar hij Jesus teêr bemint,
 
Bedagtsaam steeds verkeeren.
 
 
 
Ons hart is, als het twijflen blijft,
 
En niet in God kan rusten,
 
Als 't in het ongeloof gestijfd
 
Steeds dobbrende op gestalten drijft,
 
Een speelpop onzer lusten.
 
 
[pagina 137]
[p. 137]
 
Gij, jonkheid, die zo dubt, en klaagt,
 
En worstelt zonder kragten,
 
Terwijl de duivel u belaagt,
 
En 't ongeloof uw vaart vertraagt;
 
Voord! Jesus staat te wagten.
 
 
 
Voord! jonge hemelzoekers! voord!
 
Laat al het eigen vallen,
 
En dringt door de enge hemelpoort!
 
Daar wordt de bangste, op Jesus woord,
 
De vrolijkste van allen.
 
 
 
Maar, denktge ruim van Jesus min;
 
Mistrouwt dan niet den Vader!
 
Hij stemt volmaakt met Jesus in:
 
Komt! voegt u bij het Godsgezin,
 
En treedt den rijkstroon nader!
 
 
 
En, zoo 't u voor den wind mag gaan
 
In 't ijvren, in 't gelooven;
 
Hij, die u in 't geloof doet staan,
 
Hij blaze steeds dien ijver aan,
 
Dien 't ongeloof zou doven.
 
 
[pagina 138]
[p. 138]
 
Misgunnen andren u dien stand,
 
Die niet zo moedig loopen;
 
Laat geen gezag den nauwen band,
 
Waarmeê 't geloof aan Jesus hand
 
U strengelt, ooit ontknoopen!
 
 
 
Of, willenze uit voorzigtigheid
 
U van die hoogte trekken;
 
Volgt God, die u het veiligst leidt!
 
En, wat van menschen wordt gezeid,
 
Laat dat tot leering strekken!
 
 
 
Mistrouwt u zelf, maar nooit Gods woord!
 
De zelfproef past een Christen,
 
Die naar Gods vriendlijk roepen hoort;
 
Daar twijflend dubben hen bekoort,
 
Die met Gods liefde twisten.
 
 
 
En wij, die voormaals digt bij God,
 
En Christus mogten leven;
 
Maar nu op 't eigen zijn verzot,
 
Of hijgen naar een schijngenot,
 
Of ongeloovig beven;
 
 
[pagina 139]
[p. 139]
 
Wij lauwen! die tot Jesus smaad
 
Zo schandlijk zijn ontluisterd!
 
Wat vindt men, als men Hem verlaat?
 
Niets, dan een zielbedwelmend kwaad,
 
Dat liefde en ijver kluistert.
 
 
 
Op! eer de leeftijd ons ontschiet;
 
Wij allen moeten blaken!
 
De lauwheid voegt de jonkheid niet:
 
Die 't eerste op Jesus liefde ziet,
 
Zal 't eerst aan 't gloeien raken.
 
 
 
Wij moeten in het Christendom
 
Geen brekebeenen blijven;
 
Maar altijd vuurig ijvren, om
 
Den naam van onzen Bruidegom
 
Op al ons doen te schrijven.
 
 
 
Het dal van ootmoed, daar Genaê
 
Heur stroomen in doet vloeien,
 
Ligt aan den voet van Golgotha;
 
Dat ieder in die laagte ga!
 
De jonkheid moet er groeien.
 
 
[pagina 140]
[p. 140]
 
De godvrugt moet de bloesem zijn
 
Van onze lentedagen;
 
Die in geen rijper leeftijd kwijn,
 
Maar steeds door Jesus zonneschijn
 
Gewenschte vrugt moog dragen!
 
 
 
Ons leven zij geheel gebed!
 
Laat al ons spreeken stigten!
 
Men hebbe 't op geen schijn gezet;
 
Maar Jesus voorbeeld zij de wet
 
Van onze Christenpligten!
 
 
 
Dat tedre waaksaamheid en moed
 
Ons worstlen steeds verzelden!
 
Die in den krijg wordt opgevoed,
 
Ontziet geen vijand, hoe verwoed:
 
Zo groeit de jeugd tot helden.
 
 
 
Wij moeten elk in onzen stand
 
Op aarde nuttig wezen;
 
Wij bidders voor het vaderland;
 
Wij wapenen in Jesus hand,
 
Waar voor de hel moet vreezen!
 
 
[pagina 141]
[p. 141]
 
Wij, die het stervende geslagt
 
Met blijde hoop vervullen;
 
Wij zijn 't, waar van de hemel wagt,
 
En Jesus eischt, dat we in zijn kragt
 
Zijn naam verbreiden zullen.
 
 
 
Wij zijn 't; - maar ach! waar blijkt het in,
 
Dat wij iets goeds belooven?
 
Verlochenen wij eigen zin?
 
En is bij ons de weereldmin
 
Uit oog en hart verschoven?
 
 
 
Hoort! aarde en hemel roept ons toe,
 
Daar Gods gerigten blaken:
 
‘O jeugd! word eens die lauwheid moê;
 
Laat u de vaderlijke roê
 
Tot goede kinders maken!’
 
 
 
Komt! volgen wij dien liefderaad!
 
De roede moete ons drijven
 
Naar Jesus, die geen kinders slaat;
 
Maar met hun naar zijn Vader gaat!
 
Bij Jesus moet men blijven!
 
 
[pagina 142]
[p. 142]
 
Geen agt op 't eigen Ik te slaan,
 
God nauwgezet te vreezen,
 
In Jesus wel bij God te staan,
 
Op zijn beloften af te gaan,
 
Moete onze sterkte wezen!
 
 
 
Betoon, o God! uwe oppermagt!
 
Geen jonkheid zet U perken.
 
Och! mogt men uw genadekragt
 
Aan 't jonggeboren Godsgeslagt
 
Eens luisterrijk bemerken!
 
 
 
Vergeef mijn schuld! verhoor mijn beê!
 
Och! mogt mijn zang hen wekken!
 
Paar hier, o Geest! uw werking meê!
 
Maak, dat zij ('t welke ik nooit hun deê)
 
Mij met hun voorbeeld trekken!


illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken