Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen (1776)

Informatie terzijde

Titelpagina van Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen
Afbeelding van Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede StukjenToon afbeelding van titelpagina van Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.69 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve van stichtelijke mengel-poëzij. Tweede Stukjen

(1776)–Hieronymus van Alphen, Pieter Leonard van de Kasteele–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

De afgedwaalde.

 
Helaas! ik afgedwaalde, ik moet in 't dorre woonen,
 
En (zoude ik mij verschoonen?)
 
Ik ben er de oorzaak van,
 
Daar ik mijn schulden zie, maar niet belijden kan.
 
O diepte van ellend! bij 't voelen van de plagen,
 
Zig egter niet te dragen,
 
Als een ellendeling;
 
Wien past het schreien meêr, wien meêr vernedering?
 
Mijn boezem is versteend; mijn hart kan door geen klagten
 
Zijn knellend leed verzagten,
 
En 't oog, dat nimmer schreit,
 
Verergert nog mijn lot door ongevoeligheid.
 
Zie ik den hemel aan, ik kan er God niet vinden;
 
Zo liet ik mij verblinden
 
Door ijdel schijngenot:
 
Ik zoeke slegts ter loops een onbekenden God.
 
De goede Jesus houdt zig ook voor mij verscholen,
 
En moet ik langer doolen,
 
Ras vindt mij wolf of zwijn:
 
'k Zal ras, ontkome ik niet, verscheurd, vertreden zijn.
[pagina 180]
[p. 180]
 
Maar neen! mijn Herder waakt, om schapen, die verdwalen
 
Meêdoogend weêr te halen;
 
Hij ziet ook zulken aan,
 
Die, van hem afgedwaald, op kwade paden gaan.
 
Hij roept, hij nodigt mij, zijn liefde wil mij leeren
 
Gestadig weêr te keeren.
 
Zijn Geest, zijn goede Geest
 
Bestraftme, en wijst mij ook naar Hem, die 't kwaad geneest.
 
Laat uit genade o God! mij tog mijn vuile zonden
 
Het steenen hart doorwonden!
 
Laat mij in uwen Zoon
 
Vrijmoedig naderen tot uw genadetroon!
 
Ik kan alleen, als Gij mijn schulden hebt vergeven,
 
Uw naam ter eere leven;
 
Dan zal ik heilig zijn,
 
Als mij uw hand geneest van 't kwaad, waar aan ik kwijn.
 
Uw liefde breekt het hart; genade doet ons blozen;
 
'k Heb nooit uw dienst verkozen
 
Met zulk een ijvergloed,
 
Als wen 'k mijn schulden zag verzoend in Jesus bloed:
 
Uw trouw heeft mij bewaard, 'k had stof tot vrolijk zingen,
 
Met alle uw lievelingen;
 
Maar 't afgeweken hart
 
Wordt door de schuld gedrukt, en door gebrek aan smart.
[pagina 181]
[p. 181]
 
Geef, geefme een schreiend oog, leer mij geloovig klagen!
 
Gij toont uw welbehagen,
 
Wanneer ik tranen stort,
 
Wanneer door uwen Geest mijn geest verslagen wordt.
 
En waarom zoude ik niet voor U, mijn Vader! weenen,
 
Gij zondt mij nimmer henen,
 
Hoe dikmaal ik in nood
 
Met tranen tot U kwam, en in uwe armen vlood.
 
Waar zoude ik vlieden? waar, waar kan ik voor mijn kwalen
 
De mediçijnen halen,
 
Zoo 'k die van uw genaê
 
Of moedeloos verspil, of zorgeloos versmaa.
 
't Is de eer van uwen naam, de leemten te genezen
 
Van zulken die U vreezen;
 
Gij doet de lammen staan,
 
De moeden vuurig zijn, de struikelenden gaan.
 
Dit geeft mij hoop en moed, --- 't is daarop, dat ik nader
 
Tot U, mijn God, en Vader!
 
Als een, dien Gij bemint,
 
Maar die zig telkens toont een wederstrevig kind.
 
Uw trouwe is menigmaal mij in den nood gebleken,
 
Maar ik ben afgeweken,
 
Verlatende uw verbond,
 
Dat mijn vermetelheid te dikmaals trouwloos schond.
[pagina 182]
[p. 182]
 
Gij deedt door uwen Geest mij hemelblijdschap proeven,
 
Maar ik dorst Hem bedroeven;
 
Mijn vreugd en kragt bezweek,
 
Gelijk een breede stroom, die eindigt in een beek.
 
Mijn Redder in gevaar! U moet ik dankbaar wezen,
 
En boven allen vreezen,
 
En toonen met der daad,
 
Dat de eer van uwen naam ver boven 't eigen staat.
 
Genade zogt mij op, genade deed mij komen
 
Tot uwe liefdestroomen,
 
Genade heeft mijn pad
 
In druk en smart gekend, en 't oog op mij gehad.
 
Ja: wat ik heden ben, dat ben ik door genade,
 
Ai! sla mij verder gade.
 
Schoon ik 't onwaardig ben,
 
Mijn God! gij zijt een God, dien 'k als vergevend ken.
 
Ik hope op uw genaê: Gij, die U op mijn kermen
 
Weêr telkens wilt ontfermen,
 
Zult hooren naar mijn klagt,
 
Wanneer ik werkzaam blijf, en op uw goedheid wagt.
 
Want Jesus heeft voldaan; 't is Jesus die in 't midden
 
Van uwen troon wil bidden;
 
Hij kentme; ik Hem: mijn nood
 
Is voor mijn rijken Borg, hoe groot ook, niet te groot.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken