Parysche bruiloft
(1958)–Reyer Anslo[p. 61] | |
R. Ansloos Parysche bruiloft. Treurspel.
| |
[p. 62] | |
catryn
15
Dat stuk werd u belast. En gy Anjou, myn zoon,15.
Houdt mede uw handt aan 't werk, tot vordel van de kroon,16.
En deze raadt bedekt.17.
catryn
Zoo Karel noch bezwykt, zoo spreekt hem moedt in 't hert.
anjou
20
Schoon Karel al bezweek, 't zy ver van Eduwart
Dien gy nu Henrik noemt. hem zal geen schrik vervaren,21.
Den minsten niet in moedt, den meesten niet in jaren.22.
Karel. Ammiraal. Catryn. Navarre. Margareet. Anjou. Cardinaal van Bourbon.
De vryheit en de vreê, zoo langh van my verwacht,
Is nu ten troon gevoert. 't ontbrak de hoop aan kracht,
25
Toen haar geloof bezweek, niet maghtigh om te hopen
Dat zoo verwardt een werk zoo wel noch af zou lopen.
Nu ga ik in myn goudt, als een die, vry van noodt27.
En veilig buiten scheuts, ben liever goedt dan groot,28.
In 't midden van 't gevaar, en, tot de vreê genegen,
30
Met meer genoegen zwaay den scepter dan den degen,
Voornaamlyk in 't gevecht, zoo wreedt van ongenâ,
Dat d' overwinning noch den winnaar dyt tot schâ,
| |
[p. 63] | |
Als die zich zelf vernielt. ik kon niet langer velen,33.
Al zochtmen met de winst myn ongedult te strelen,34.
35
De lasten van de krygh, die heeft te lang geduurt.
Wat heb ik menigmaal haar ongemak bezuurt!
En 't allermeest op 't lest. Zoo slaan de dulle honden,
Het dichtst aan hunne doodt, de dodelykste wonden.
Ik wist wel dat de vreê, het allerschoonste op aard'
40
Al wortze duur gekoft, was altyt meerder waardt.40.
Nu zoek ik in myn ryk die twee verscheyde delen,41.
Oneenig en gewondt, te binden en te helen.
O Vader van myn kroon, gy hebt my voor uw hooft43.
Getrouwheit en uw hulp, voor eeuwig toe belooft;
45
En Guise. aan d'andere kant bevestight dit met eeden.
Was 't met gelyke trouw, als met gelyke reden.46.
Uw woordt is my een zuil, die nimmer my ontschiet.
Ik steun maar op zyn trouw, als op een staf van riedt.48.
Ik zie hem ingetoomt, kryght hy geen stof tot klagen;
50
En zoo gy tegens hem u vredig weet te dragen.
| |
[p. 64] | |
catryn
55
Ik ken u voor die man. 't is nodig dat de staat
En aanbidde uwe zin en heylige uwen raadt:
Dan dient zy zulk een Heer, die nimmermeer zal dolen,57.
En dikwils beter deed dan als hem wiert bevolen.
karel
De Vrede die begint in dit gezegent paar,
60
Moet bloeyen met haar min, en groeyen jaar op jaar.60.
cardinaal van bourbon
De bandt der vrede en trou, zy nimmermeer gebroken,
Daar ik 't gewenscht geluk heb over uit gesproken.
navarre
Dat gun hy die myn hert en myn gedachten kent.
margareet
Zoo is myn wensch volbracht. zoo neemt myn hoop een endt
karel
65
'k Zal nu, ô Ammiraal, op u myn staten bouwen,
En u myn overleg en raadtslot toe betrouwen,66.
Zoo ga ik, die wel eer, in d' onrust van myn staat
Met veelen ging ten stryd, met weinigen te raadt.
'k Ben nu van zins om u meer ampten in te ruymen.
| |
[p. 65] | |
anjou
Staat Guise dit wel aan?
karel
Zal hy my dit beletten?
Is hy op u gekant, 'k zal my'er tegen zetten.
75
Zoo wort myn ryk behoedt door onderlinge vreê.
Zoo houdt het eene zwaardt het andre zwaardt in scheê.
Hy raakt niet licht by my in 't hoogh bewindt van zaken.
Ik denk met u heel scherp dien wachter te bewaken.78.
Ammiraal. Conde. Navarre.
Zoo leit het hof in 't eind, niet denkende op verraadt,
80
De wapens uyt der handt.
conde
Niet uit haar hert de haat.
ammiraal
Is dan door 't vrederecht alle onrecht niet vergeten?
conde
Gy zoekt een ieders hert altyt na 'et uw te meten.
navarre
Het oproer is gestilt. het wraakvier uitgebluscht.
conde
't Onrustige gemoedt, veinst dikwils zich gerust.
ammiraal
85
Ja d' argwaan zelfs heeft hier geen reden van vermoeden.
navarre
Wat dreight ons voor gevaar daar gy u voor wilt hoeden?
| |
[p. 66] | |
navarre
Licht door de nydt verdicht.
conde
Die houdt zich meest bedekt in koninghlyke hoven.
ammiraal
90
De dulheit, haast geraakt, wil alles voort geloven.90.
conde
De dwaasheit, niet met al, noit tredende uit haar tredt.91.
navarre
De schrik heeft myn gemoedt ontzet, maar niet verzet.92.
ammiraal
Zy hecht niet in myn hert. kan 't wel in iemandt komen,
Dat zulk een vorst van haat zou wezen ingenomen?
95
Die, op geen loos bedrog noch valsche listen uit,
Zyn raadt-en staatgeheim nu in myn hert besluit:
Die door een vaste vreê, zyn achtbaarheit wil styven,
Om 's ryx verscheurde leên een lichaam in te lyven.98.
navarre
Die, door zyn zusters trou, my geeft zyn hert en handt,99.
100
En daar door onzen staat een veilig onderpant.
| |
[p. 67] | |
conde
Men gaf al lang ten hoof veel handen, luttel herten.101.
ammiraal
De vreê begint met vreught.
conde
Maar' teinde zal ons smarten.
navarre
Ey stel uw hert gerust. dit hof is omgedraait.
ammiraal
Gy ziet hoe hier de windt uit andre hoeken waait.
105
De Koning, die slechs vreê met Duitschlandt schynt te wenschen,105.
Bidt, om getrouwe hulp, den Hartogh van Florenssen.106.
Ten dienst van Nederlandt; op dat hy 't haast bevry
Van Albaas fors gewelt en zielendwinglandy,
Zoo wreedt dat niemant daar, van anxt en schrik gedreven,
110
Met eere sterven kan en zonder schande leven.
Dit gaat hem aan het hert, die zich daar tegens kant
En d' onderdrukte deught zoo rustig biedt de handt,
Die ernstig maakt zyn werk van in alle andre hoven
Na bystandt uit te zien, en zellef te beloven.114.
115
Ziet hem vry deur en deur, gy speurt, tot in den grondt,
Dat hy geen quaat verberght by 't Engelsche verbondt.116.
conde
Gy schynt des Konings kleedt zoo zuyver schoon te maken,
Als of noit smette viel in purper of scharlaken.
| |
[p. 68] | |
ammiraal
Hy is de goedtheit zelf.
conde
En quaadt, door quaden raadt
120
Van Guise, die noch zwelt van d'ingekropte haat.
navarre
En is, als Henrik eer wiert van François bevolen,
Afkerig van dat huys.
conde
Dat weet ik wel, en wel een plaag voor onzen staat.
navarre
125
Zoo weet dan ook, dat een die zich door list wil wreken,
Niet licht dien stiert van kant door wien hy 't zou besteeken.126.
ammiraal
Dan was zyn handt, van hulp, zyn hooft, van raadt ontbloot.
conde
Men leit den Koning om, en ons daar door in noodt.128.
ammiraal
Nu steun ik op zyn trouw, en hoge en heilige eeden
130
Zoo dikwils my gedaan.
| |
[p. 69] | |
conde
130
Zoo dikwils overtreden.
ammiraal
Hy heeft my nimmermeer te vooren zoo bezint.131.
conde
Een vyandt is het quaatst wanneer hy schynt uw vrindt.
ammiraal
Hy boet de schâ die ik by d' oorlog heb geleeden.133.
conde
Zoo weet de veinzery haar listen te bekleeden.
navarre
135
Wie denkt om quaat als hem het tegendeel ontmoet?
ammiraal
Wanneer de nieuwe hoop het oude leet verzoet.
conde
De loosheit zoekt haar hert tot schyn van 't goedt te dwingen.
ammiraal
De deugden rekent gy dan voor geveinsde dingen?
navarre
Een die voorzigtig is vertrouwt die op 't gerucht?
conde
140
Voorzichtigheit in noodt, is altyt wel beducht.140.
| |
[p. 70] | |
navarre
O neen. zy kan al meê zomwyl tot nadeel strekken.
ammiraal
Wanneer zy buiten noodt, quade achterdocht wil wekken.
conde
Myn hert spreekt van verraadt, daar zich myn tong niet roert.143.
navarre
Een ingebeelde schrik heeft u te veer vervoert.
ammiraal
145
Hoe zyt gy zoo ontaart? ey volg uw vaders gangen.145.
navarre
Die quam zoo vry ten hoof.
conde
Maar wiert'er op gevangen
ammiraal
Het heilig vreverbondt heeft nu een beter zin.
conde
Ik vrees de Koning niet, ik vrees de Koningin.
navarre
Hy is nu heel gestilt. wat zal zy nu vermogen?
conde
150
De zee, van zelf gerust, wordt door de windt bewogen.
| |
[p. 71] | |
ammiraal
Zy blyft nu met haar Zoon bestendig in 't bestandt.
conde
Zy heeft een listig hert, en Karels, in haar handt.152.
ammiraal
'k Vertrouw niet dat zy ons iet euvels zoekt te brouwen.
conde
Wat steunt uw trouw op haar? zy steunt op misvertrouwen
navarre
155
Een heilloos eetgespan is zelden welgelukt.
conde
En nochtans wordt de deught zoo dikwils onderdrukt.
ammiraal
Het spoor van 't oudt bedrog is nu al lang versleten.
conde
Een opgenoome wrok niet door de vreê vergeten.
navarre
Zy past op Guise niet, uit achterdocht van staat.159.
conde
160
Zy draaght u looze liefde.
navarre
En hem getrouwe haat.
ammiraal
Wat wilt gy dan bestaan?
conde
Ontvluchten het bederven.
| |
[p. 72] | |
ammiraal
Die raadt is wat te heet. ey laatse wat besterven.
conde
De tyt is hier te kort, vliedt nu gy vlieden meught.
navarre
Nooit voeght een oprecht hert de listen by de deught.
conde
165
Zy die u deugdig schynt zult gy noch valsch bevinden.
ammiraal
Die hier geen vyandt heeft, waar kryght die trouwe vrinden?
conde
Ziet dat het u niet rouw'; want gy zyt veel te trou.
ammiraal
Die laster is myn deught. wie heeft van deught berouw?168.
conde
Och mag myn eige raadt my dan geen raaadtsman wezen?
navarre
170
Gy schrikt maar voor u zelf.
ammiraal
Waar heb ik voor te vrezen?
conde
Daar voor, dat gy niet vreest, de listen van het hof.
ammiraal
Ik vind daar toe geen stof.173.
| |
[p. 73] | |
conde
Dat 's hun de rechte stof.
navarre
Verjaag de schrik van u. gy schynt u zelf te haten.
conde
Het geen men draaght in 't hert, hoe kan men dat verlaten?
ammiraal
175
Zyt gy voor schrik bevreest? ziet datze van u zwicht.175.
conde
Verjaag ikze uit myn hert zoo vlieghtze in 't aangezicht.
navarre
Dat komt om dat gy die te veel zoekt toe te geven.
conde
De Koningin heeft die my op den hals gedreven.
ammiraal
Die yvert nu heel sterk tot welstant van de staat.
conde
180
Die yver is licht groot gevoedt van eigenbaat.
navarre
Die zelf vertrouwt wil zyn moet and'ren ook vertrouwen.
conde
Zoo ge u op haar verlaat het zal u namaals rouwen.
ammiraal
Wel rydt dan d'achterdocht alleen maar door uw bloedt?183.
| |
[p. 74] | |
conde
Daar voel ik van verraadt een voorschrik in 't gemoedt.184.
navarre
185
Gy bouwt het geen gy zelf weêrom zult nederstoten.
conde
Ik vindt dan kleen gehoor, en 't kleenste, by de Grooten.
ammiraal
Zou zy 't door Guise doen? die is nu in de haat.
conde
Die den verrader vloekt, die dient zich van 't verraadt.
navarre
Zyn maght is uitgedient. zyn moedtwil lang bedwongen.
conde
190
Hy is 't die gaande maakt die vuyle lastertongen.
ammiraal
Waar leit hy toch op toe? verlaten van die Vrouw.
conde
Verlaten? neen. zy zyn in d'ontrouw zelf getrouw.
navarre
Dat blykt nu nergens aan.
conde
Ik waarschuw u te vooren.
ammiraal
Wordt dat by haar gemerkt? zoo loopt de vreê verlooren.
| |
[p. 75] | |
navarre
195
De staat is nu gerust.
conde
Inwendig al beroert.
ammiraal
Dan, als men vreê mistrouwt, en noch geen oorlog voert.
navarre
Daar zyn wy voor bevrydt.
conde
Daar dient ge u voor te hoeden.
ammiraal
Vermoedt gy dan alleen dat zy iets quaats vermoeden?198.
navarre
Vermag ik iets op u, zoo bid ik, heb gedult.
ammiraal
200
Die eerst de vreede breekt betoont daar in zyn schult.
conde
Die heimlyk quaat bestelt, zal zich onschuldig heten.201.
navarre
Zoo ziet hy op het volk, maar niet op zyn geweten.202.
conde
Waar vindtmen dat ten hoof, daar 't nut gaat boven d'eer.
ammiraal
Gy wordt noch niet geraakt, en biedt al tegenweer.
| |
[p. 76] | |
conde
250
Ik wordt in 't hert geraakt.
navarre
Ey laat dat wat bedaren.
ammiraal
De winden leggen stil.
conde
Maar noch niet al de baren.
navarre
De tyt verkleent de schrik en ingebeelde vrees.
conde
Gelyk een vonk in 't stroo, en kanker in het vlees.
ammiraal
Uw rust wort niet gesteurt, wilt u daar toe begeven.209.
210
Na zoo veel krygs gevoert, en krygelheits bedreven,210.
Is d'ontucht in de bant. de Koningh houwt zyn woordt211.
En nu de wraak in toom, na d'uitdrift van de moordt.212.
En niemant beeld' zich in dat hy my kan behagen,
Die myn gemoedt ontrust, met zyn gemaakte lagen,214.
215
Die hy my zelver leit. ik vrees geen tegenspoedt215.
Eer die my overvalt in 't onbevreest gemoedt,
Gerust in 's Konings trouw. de lasterende logen,
Stuit op myn deugden af, de nydt heeft geen vermogen.
Am. aen d'een zy
Conde.
Die niet kan 't geen hy wil moet willen 't geen hy kan.219.
220
Hier wordt ik overstemt, schoon ik de vrees verban,
| |
[p. 77] | |
Zy blyft my noch al by. z'is niet in slaap te sussen,
Maar waakt by nacht en dagh, en laat my ondertussen
Anxtvallig voor gevaar, zoo heb ik in myn hert
Eer ik de smert gevoel, 't gevoelen van de smert.
225
Wat 's dit? myn handt besterft. wie zou daar voor niet yzen?225.
Daar schynt de vloer van 't hof steil tegens my te ryzen,
Waar in de Koningin, die ons zoo loos bespiedt,
Ontdekkende bedekt, gebiedende verbiedt,
230
En breekt de trouw den hals, en bergt noch haar gebreken,230.
Als een die ziek van min, zich veinzende ongezondt,
Heeft om het hooft de doek en in het hert de wondt.
Zoo is zy in haar werk. men weet niet te bevragen,
Of 't haar daar ook al schort al schyntze daar te klagen.
235
Zoo speelt zy met haar woordt, het zy ze lacht of weent,
Zy meent niet 't geenze zeit, zy zeit niet 't geenze meent.236 en 237
Zoo luttel deught haar deught. haar raden is verraden.236 en 237
Zy is op voordeel uit, en zoekt ons te versmaden
Nu zy ons eer bewyst. 't gesleepen hofverstant
240
Is op bedrog gescherpt. zoo roeit zy na het landt
Dat zy de rug toekeert. wie kan de grondt bepeilen
Der grondelooze zee, waar op wy moeten zeilen
Met onze heele staat, beslooten in een schip?
En stiet dat nu ter tyt op een onzichtbre klip,
245
Of wierden wy aan strandt, door buyigh weêr, gedreven:
Wie is dan jongk genoeg dat hy zou overleven
d'Ellenden, die den staat noch hangen over 't hooft?
Zoo wordtmen licht verleit, wanneermen licht gelooft.
Ik vrees voor ongeval. Och wiert myn vrees bedrogen:
| |
[p. 78] | |
250
Terwyl de dootsche schrik heeft myn gemoedt bewogen
Te slyten, zonder vreught, de dagen, vol van lust,
Ten kryg niet toegerust, noch in de vreê gerust.
Conde binnen. Ammiraal komt lezende weer midden op het toneel met Teligni.
Ammiraal. Teligni.
't Is wonder dat Conde, in yver opgetogen,
De waan van 't loos verraadt zoo diep heeft ingezogen.
255
Hy maakt zich zelf vervaart, als een die veel te slecht255.
En tegen zyne schim en eige schaduw vecht:
Daar hy nochtans, geleert ver boven zyne jaren,
In alle kunst van 't hof heel grondig is ervaren;
En ziet door 't veinzen heen. ik kan nochtans en mag259.
260
Niet spreken tegens 't hert en myn gevoelen. ach!
daer wordt van binnen geschoten.
Helaas ik ben gewondt.
teligni
Waar zalmen zich voor wachten?
Is dit des Konings eedt, is dit zyn wil betrachten?
ammiraal
Ga heen, myn Teligni, en zeg hem, uit myn mondt,
Hoe luttel dat zyn maght bekrachtight ons verbondt.
265
Zeg datmen hem in my zoo schendig durft versmaden;
En dat ik hier op straat ten doel sta van 't verraden.
Zoo wort van overal de haat my toegebrocht,
Als of ik die, met moeite en arbeit, hadt gezocht.
Heeft zy 't op my gemunt, om dat ik in myn leven269.
270
Noch 't recht beschermen kon, noch 't ongelyk vergeven?
Am. Binnen. Teligni loopt achter het toneel om.
Karel. Catryn. Anjou. Guise.
Het werk is afgeleit, en d' Ammiraal gewondt.271.
Het hof heeft heel verbaest de tyding in de mondt,
En schrikt'er voor.
| |
[p. 79] | |
catryn
Myn zoon, laat die u niet beroeren
Dat gy wordt bang en flaau om 't noodtrecht te volvoeren.274.
275
Maar of de list wel denkt dat wy dit stuk bestaan?
karel
En quam het aan den dach?
catryn
Daar was noch al niet aan.
Want wie zou tegens u zich darren noch verzetten,277.
Die meer dan al het recht en boven al de wetten
En buiten alle straf, ten dienste van uw staat,
280
U maar gewrooken hebt aan uwen onderzaat.
Anjou uit.
Maar 't is zoo ver noch niet. gy zult die opspraak myden.281.
't Is wel gelukt, Anjou.
anjou
Dit is het rechte stryden.
Nu is de staat bevrydt door d' Ammiraal zyn noodt.
Wy ryzen door zyn val, wy leven door zyn doodt.
Guis. uit.
guise
285
De Koning heb geluk, die, in zyn eige wallen,
Uw vyandt, lang gevreest, hebt schielyk overvallen,
De kryg, die eer uw ryk veel jaren hadt beroert,
Begonnen in een uur, is in een uur volvoert.
catryn
Tot noch toe gaat het wel. hy moet het loos besteken,289.
290
Die in een ander zoekt zyn eigen quaat te wreken.
| |
[p. 80] | |
anjou
De list volvoer het werk, die houw' by elk het woordt,291.
Dat een bezondre haat is d' oorzaak van de moordt.292.
Op datmen met die mist benevel al hun oogen.
guise
Zy zyn de minst in maght.
catryn
Die 't meest is van vermogen,
295
Al lydt hy ongelyk zoo schynt hy 't noch te doen;295.
Dies is 't een duble kunst, indien men kan verhoên,
Dat d' Achterdocht niet merk, wat treken wy haar spelen.
't Is licht het quaat te doen, niet licht het quaat te helen.
anjou
Schoon of men 't gantsche werk tast onder al zyn leên,299.
300
Noch voeltmen geen bedrog. dees list is ongemeen.
catryn
Nu moetmen voor Conde 't meest op zyn hoede wezen,
Die minder voor ons vreest als hy wel is te vrezen.
karel
Daar zie ik Teligni. hy spoeit zich heel versaaght,
En denkt dat hy ons 't eerst dees tyding overdraaght,
catryn
305
Gy moet nu in der haast na 'et binnen hof vertrekken.
Om zoo, met meerder schyn, den toeleg te bedekken,
Ten orber van 't gemeen verschuil u by de poort:
En dondert schielyk op, heel toornig en verstoort,308.
| |
[p. 81] | |
Wanneer ik roep Anjou, gy zult den vloek uit spreken
310
Gy yzen van de moordt, en gy het willen wreken.
Anj. en Guis. binnen
Teligni. Karel. Catryn. Anjou. Guise.
O Koning, d' Ammiraal.
karel
Wat is die?
teligni
Zwaar gewondt.
catryn
Is d' Ammiraal gequetst? ô smaat van 't vreverbondt!
karel
Is de Ammiraal gewondt?
teligni
Zoo eertmen uw geboden.
karel
Wie heeftze dus ontwydt?
teligni
De schender is 't ontvloden.
catryn
315
Loopt ook de wondt gevaar?
teligni
Mevrou, ik weet het niet.316.
catryn
Wie darde dit bestaan?
| |
[p. 82] | |
teligni
En och het is geschiet.
catryn
Ik hoop, ô Teligni, daar is noch hoop van leven.
karel
Is 't hem aan 't hert geraakt, 't is my'er door gedreven.
Ik voel het meêr dan hy.
catryn
De Koning schynt versuft,
320
Het gaat hem aan 't verstandt, en boven myn vernuft,
Dat nu een onverlaat de kroon dus uit wil terten.
Maar 't raakt hem niet alleen, hoe wil Anjou dit smerten?
Als hy de schennis hoort, waar om de hemel treurt.
anjou
Wat is'er gaans in 't hof? de Koning schynt gesteurt,
325
Als of zyn kroon van 't hooft ter neder was gesmeten.
Ik vrees voor ongeval.
karel
En zoekt gy het te weten
Waar voor gy zyt bevreest?
catryn
Wat haakt gy na 'et verhaal
Van 't deerlyk ongeluk, van Vrankryx Ammiraal.
Helaas! nu licht al doot na dat ik vrees en reken.329.
anjou
330
Hoe is dit werk volbrocht?
| |
[p. 83] | |
karel
Vraag hoe men dit zal wreken.
De misdaat toont zich zelf; maar wie het heeft gedaan,
Is my noch niet bekent, en duister om te raan
In zoo een overval.
guise
Wat komt my hier ter ooren?
Ik hoor van ongeval, en kan 't bescheit niet horen.334.
335
Wat onrust ryst'er op in d' algemeene rust?
anjou
ô Guise, is onze ramp aan u noch onbewust?
karel
Men zal, ô Teligni, hier raadt in zien te schaffen,
Zoo lang des Konings maght zy maghtig dit te straffen.
rey van navarroysche maaghden
Na zoo veel doorgebrochte elllenden
340
Zien wy, van wenschen mat en moe,
Het alverwoestende oorlogh enden,
Godts strenge en scherpe geselroe.
Helaas wien zou het niet verdrieten?
Wy zochten vaak, met ons gebet,
345
Den hemel in zyn roe te schieten.345.
Maar och zyn arm wiert niet verlet!
Doch als men 't minste schynt te hopen
Dan gaat de hemel schielyk open.
Wie klaaght in deze tyt met reden,
350
Dan die de deught een gruwel acht?
En, met de vrede niet te vrede,
| |
[p. 84] | |
Niet dan om helsche boosheyt lacht.
Wien noit iet anders lust dan vechten,
Die nagel spelt en spyker zoekt,
355
Om in zyn hert de wraak te hechten:
Die alle lydzaamheit vervloekt:
En schande van een helt zal spreken
Die, naauw geterght, zich niet wil wreken.358.
Noit kan die man zyn leedt verzoeten
360
Dan door dit goddeloos vermaak;
En niet zyn wrede lusten boeten361.
Dan oude wrok of versche wraak.
Maar maghmen iemandt quaadt toewenschen,
Zoo waar 't te wenschen dat altyt
365
De slag van die ontaarde menschen365.
Van niemant wiert op aard benydt:
En datze waren, vol gebreken,
Gedurig van de nydt ontsteken.
Maar onze Koningh (jongh van jaren,
370
En oudt en grys en ryp van raadt,
En door onze Ammiraal ervaren
In alle kennis van den Staat)
Zal noit het woedend oorlogh kiezen.
En neemt de vrede voor de keur,374.
375
Al zou hy by de Vreê verliezen.
Hy steltze nimmermeer te leur.
Hy denkt wie kreeg oit rechte zegen
En heil te degen met den degen.378.
Heel Vrankryk schynt in vreught herboren,
380
Dat Koligni heeft opgeschikt,380.
Dat als het Koligni mag hooren381.
| |
[p. 85] | |
Dan wort tot in zyn hert verquikt.
Hy heeft het oorlog uitgestoten,
En in die diepe kryghsquetzuur
385
De zoete balsem ingegoten.
Deez' Vrede sta ons nu niet duur.386.
Deez' wondt zoo haastig toegelopen387.
Moet nimmer weder barsten open.
ô Hemel, wilt dat voorspook wenden,389.
390
En schuilt hier ergens ryxbedrogh,
Aan dezen helt de tyding zenden.
Wy worden in die kennis noch
In deze zaken onderwezen.
De boeken van de Heeren zyn394.
395
Te duister om voor ons te lezen,
Ten zy uw wysheit ons beschyn.
Gy, die het alles weet te voren,
Behoed ons of wy gaan verloren.
Maar hoor. my dunkt ik hoor daar klaagen,
400
Van d'Ammiraal, en nieuwe plagen.
|
|