Parysche bruiloft
(1958)–Reyer Anslo[p. 132] | |
Vierde bedryf.
Navarre. Margareet. Conde.
Wat voor gerucht is daar? ik kan tot hier toe horen
Hoe my een roep van moordt komt gillen in mijn ooren.
Wat onraadt is'er gaans? wat bloedtstorm, onverwacht,
1280
Rijst, als een buy in zee, in 't midden van de nacht?
margareet
Ik bidde u, hou gemak, blijf in mijn lieve leven.
navarre
Ik moet my op de straat, en by mijn volk begeven.
margareet
Dat lijde ik nimmermeer. ik bidde u, lief, bedaar,
En loop niet in de mondt van 't gapende gevaar.
1285
Dat komt ons tijts genoeg.
navarre
Ik moet mijn plicht betrachten.
margareet
Wat wilt gy buitens dak zoo hard' een buy verwachten?
Gy weet niet waar 't ons schort, noch waar men ons belaaght.
Wacht tot de razery zich zelf heb afgejaaght.
Conde uit.
Daar buiten is de noodt: wilt gy na buiten vluchten?
navarre
1290
Daar 't quader niet meê magh, zal die voor arger duchten?1290.
| |
[p. 133] | |
conde
't Verraadt komt voor den dach, het is met ons gedaan.
Gy zocht my dit uit 't hooft, en in de windt te slaan,1292.
En och het hooft van ons leit al ter neêrgesmeten.
navarre
Helaas wie is 't?
conde
Gy zult strax wenschen niet te weten,
1295
Het geen gy nu begeert. ik schrik van het verhaal,
En zy niet van de moordt van Vrankrijx Ammiraal.
Ik zocht te schuilen voor die buy van swarigheden.
navarre
Wy leden 't niet.
conde
En och! het lag my op de leden.
Ik hadt de schrik in 't hert, aleer dit was volbrocht.
navarre
1300
Ik, niet een hayr op 't hooft dat om die gruwel docht.
Mijn trou heeft my misleit, die heb ik voort gedreven.1301.
conde
Die misslag heeft alleen u deze slag gegeven.
navarre
Waar ben ik toe gebrocht? is dan 't verraadt geweest
De toeleg van mijn trou? was ik ter bruiloftfeest
1305
Op 't voorspel van de moordt? het minst daar meê beladen.
Maar 't bruidtsbedt is bedrog, het kussen is verraden.
Bedekte Margareet, hebt gy geweest het Woort,
De leus van 't loos verraadt, het teken van de moort.
En waarschuwt gy my niet? dit zijn geen goede gangen.
| |
[p. 134] | |
margareet
1310
Mijn lieve Bruidegom, ik ben met u gevangen
Zoo gy gevangen zijt. ik weet niet door wiens list
En loos beleit, het volk is hier toe aangehist.
Ik weet niet van de moort, die dit heeft aangeheven,
Heeft d'inslag my bedekt, toen d'aanslag is geweven.
conde
1315
Dat is uw moeders werk, die dient zich van uw min,
En heeft, tot ons bederf, altijt de zelfde zin,
Dat's nooit de zelfde zin. zy waait met alle winden.
En dochtmen in dat hert noch trouwe grondt te vinden?
Ik docht het ook op 't lest; zy heeft dit toegestelt
1320
Door hem, die wat hy heeft alleen heeft door gewelt,
En niet een lit aan 't lijf, of 't zal zich zelf verdoemen;
Oneerlijkst in het geen men eerlijk niet mag noemen,
Die maakt den Koning op, zoo dat ik naauwlijx weet
Of ik hem beter noem of trouweloos of wreedt:
1325
Als hy zijn booze wil en avrechts welbehagen,
En lusten los van toom, voor wetten op wil dragen.
navarre
Gy hebt genoeg gezeit; maar ik, veel t'onbevreest
Onkundig al veracht 't orakel van uw geest,1328.
Bewaarheit van de tijt. wat kunnen wy bedrijven?
conde
1330
Noch vluchten veilig is, noch veilig hier te blijven.
Wy zijn in hun gewelt en overal bezet,
Ik zie, voor u en my, gelijk een hert in 't net,
Geen uitkomst waar ik loop; en kom hier aangetogen,
Met het gezicht der doodt, en arger noch voor ogen.1334.
| |
[p. 135] | |
1335
Nu heeft de helsche wraak haar woede razery1335.
Alree op hem gelost, en noch op u en my
Geladen haar pistool. Zy staat ons na het leven;
En voor het Hof gereedt om weder vuur te geven.
navarre
Verhaal my 't geen gy weet.
conde
Na dien ik weet geen raadt
1340
Om raadt te geven, aan onze onderdrukte staat,
En schoon ik 't onderstondt geen vordel zie by 't vechten:1341.
Zoo zal ik u op 't breedtst, van alles onderrechten,
Het geen ik hoorde uit een, die in een oogenblik,
My deze tijding brocht en voort met een de schrik.
1345
Zoo ras de klok van 't hof de moordtleus hadt gegeven,1345.
Begosten zy, gelijk van wreedtheit aangedreven,1346.
Het voorgenoome werk, en vliegen na het huis
Van d'Ammiraal, verbaast om 't schielijk nachtgedruis.
Zy achten geen geroep, terwijl zy heene strijken,
1350
Meer lettende om te slaan als om den slag t'ontwijken.
Zy schieten na hem toe, die swaarden, scherp van punt
Vast hadden in de handt, en 't meest op hem gemunt.
Zy klimmen na om hoog (elk zocht hier d'eerst te wezen)
En vonden hem, in haast ten bedde uit opgerezen,
1355
En twisten met elkaar, want d'een, van wraak bekoort,
Benijdde d'ander d'eer van deze gruwelmoordt.
Maar die komt Beme toe, in wreedtheit lang ervaren,
Die nimmermeer noch bloedt noch bitterheit zal sparen.
Dees heeft hem neêrgevelt.1359.
| |
[p. 136] | |
navarre
Vaar voort.
navarre
Maar is hy 't al geweest?1361.
conde
Dat zochten zy te weten,
En daarom wiert het lijk ten venster uitgesmeten,
Daar Anguleme zelf, zoo schendig en verwoedt,1363.
Van zijn mismaakt gelaat afwiesch het stof en bloedt.1364.
1365
Toen wiert het lijk, geschent, noch op een nieuw geschonden.1365 en 1366.
Men gaf hem op het nieuw meer wonden in zijn wonden.1365 en 1366.
Men sleept hem voort en voort. het scheelt haar niet met al,1367.
Het zy hy in haar swaart of zich te barsten val.
Een doodt is niet genoeg. al heeft hy meerder plagen
1370
Als leden aan het lijf, noch moet hy meer verdragen.
Zy woeden even fel, haar moedt is niet gekoelt:1371.
Als of het doode lijk noch elke slag gevoelt.
Zy roepen noch: vaar voort, zoo ly hy, daar beneven,1373.
Na'et straffen voor zijn doodt, de schande na zijn leven.1374.
| |
[p. 137] | |
1375
Zy gaven slag op slag, en dan weer steek op steek.
Hy had in 't hele lijf niet dat een lijf geleek.
Toen lietmen 't daar by staan, om meerder moordt te plegen.1377.
Dies zy, van stonden aan, bezetten alle wegen
En straten, met hun wacht. toen was ons volk beducht,
1380
Of 't zich betrouwen mocht op wapens of de vlucht,
Maar kunnen alle bey haar niet te hulpe komen.
De wapens zijn onnut. de vlucht is hun benomen.
En 't bidden om het lijf komt hen niet meer te stâ,
Die d'oogen openslaat na'et luiken der genâ.1384.
1385
De wanhoop heeft haar niet tot stoutheit aangedreven;1385.
Maar ieder zocht hem zelf, uit bangheit, te begeven
Daar het hem veilig docht, en ziet zich met geen kracht
Te wreeken, op 't gewelt der kenlijke overmaght.
Gelijkmen dikwils ziet, by bulderende vlagen,1389-1394
1390
Wanneer de hemel kraakt van schorre donderslagen
En 't schittrend' blixemvier, elk acht zich wel bewaart,
En zoo lang vry te zijn, als hem de blixem spaart,
Maar biedt geen tegenweer, van nare schrik verslagen,
En schijnt nu veel te blode, om 't eige lijf te wagen.
1395
Dit joeg de vyandt aan, daar Anguleme vast
Gedurig riep op straat: dit is des Konings last.
Daar hy, om ieder 't hert met het geweer te wetten,1397.
Die 't over hadt van moedt poogde andren by te zetten.1398.
Toen sprak hy: dat 's u voor. hier dient geen tijt vergist.1399.
1400
't Is eens schoon of men wint met kloekheit of met list.
Nu waren zy gereedt om 't alles te versteuren,
En razen met gewelt en bonzen op de deuren.
| |
[p. 138] | |
Rochefoucoot, die by den koning deze nacht1403.
Hadt in het hof een wijl met kouten door gebracht,
1405
Is van haar volk vermoort. zy hadden toen geen ooren,1405.
Schoon hy met smeken zocht te stillen hare toren.
Terwijlmen dees op straat en die in 't bed doorstoot,
Zoo komt het dat de slaap verandert in de doot.
Zy laten out noch jong uit haar gewelt ontsluipen.
1410
En krijgen dorst na bloedt met al dit bloedt te zuipen.
Die zich, voor d'eerste laag door 't schuilen hadt gehoedt,
Moet storten in de tweede, en daar zijn laatste bloedt,1412.
In handen van dat volk, dat, woênde bovenmaten,
Veel beter toen geleek na slachters dan soldaten.
1415
Elk hadt zijn beurt in 't werk. als d'een was afgemat,
Heeft d'andere de moordt weer heftig opgevat.
Elk was hier heel belust, en scheen zich noch te belgen,
Dat hy zoo zoeten smaak moest met een toog verswelgen.
Hier hielt de Wraak wat stant, tot dat zy na haar aart,
1420
Of zy wiert ingevolght gezien hadt achterwaart,1420.
En ziende dat zy daar met kracht aan 't moorden vielen,
Zoo was zy in de bouw, om 't alles te vernielen,1422.
Tot bouwing van haar eer. de roep is niet dan moordt,
En deze gallem slaat tot alle huizen voort.
1425
Nu was, door dit geluidt, de wreedtheit uitgelaten,
De moorders overal, het wee door alle straten.
't Gekerm van wees en weeuw is haar ten dienst geschiet,1427.
Terwijl des klaagsters stem de klaagster zelf verriet.
Dees, die in 't buurmans huis dit woeden hoort geschieden,
1430
Vlieght na zijn buurman toe, om hem de handt te bieden,
| |
[p. 139] | |
Maar in zijn eige doodt, die hy met een bezuurt,1431.
Die 't nakende ongeval een bode tegenstuurt.1432.
Nu kan men naauwelijx de straten meer betreden,
Zoo zijn zy overal bezaait met menscheleden,
1435
Den dooden afgerukt. dien dus de wreedtheit joeg
Hadt eens zijn lust gekoelt, maar daar mê niet genoeg.
d' Een durft de swangre vrou de vrucht in 't lijf doorstoten.
Die wort van 't licht berooft, en heeft het nooit genoten,
Terwijl een ander 't kindt (daar zelf de Wraak om treurt)
1440
Uit zijne moeders buik en voort aan flarze scheurt.
Zoo slaat de Wreedtheit voort om 't al voorby te draven.
Zy heeft het eene lijk door 't andre lijk begraven.
Zy vindt geen tegenstandt, als ydel en onnut,
Tot aan de Seine toe, hier wordt haar loop gestut.
1445
Gelijk als of een vier was in een bos ontsteken,1445-1455
De vlam van d' eene boom in d'andre voort zal breken,
Wen daar een sterke windt en stokert onder ruischt;
Dan maakt zy dat een zee van brandt en vonken, bruischt
Door al de boomen heen, tot dat de waterstromen,
1450
Ten einde van het bos, op 't lest daar tussen komen.
Hier wordt de brandt gebluscht, en gaat allengskens uit.
Het voedtsel is verteert. hier wort haar loop gestuit.
Nu kist zy in de vloedt, en smet haar met 'er smoken,
Als, door een tegenkracht, haar krachten zijn gebroken.
1455
Zoo braakte toen haar volk, noch niet verzaadt van bloedt,
En hier belet, een vloedt van vloeken op de vloedt,1456.
Die haar is in de weeg, en door haar tusschenvlieten,
Stats andre zy beschermt, om tot haar in te schieten.
Zoo worden wy vervolght, en naarstig opgezocht,
1460
Op dat des Konings wil door Guise werd' volbrocht.
| |
[p. 140] | |
navarre
Komt laat ons, wel gemoedt, ons eer op 't lest betrachten,
Die 't uiterste getroost het uiterste verwachten.
margareet
Bedaar mijn lief.
conde
Sta af.
margareet
Zie voor u wat gy doet.
navarre
Wat 's dit? zult gy my dan beroven van de moedt
1465
Uw broeder van het lijf? ik zal 'er tegenstreven.
Ik zoek mijn doodt om mijn geluk niet t'overleven.
margareet
Mijn lief, waar loopt gy heen? vertrouwt gy u op straat?
Zoo doet eerst aan uw vrou 't geen u te wachten staat.1468.
navarre
Daar zijnze. die de moedt met my niet heeft verloren,
1470
Die blijf my by, en sterf, veel eer met eer van voren1470.
Dan achterne gequetst.1471.
margareet
't Is al verloren werk.
Mijn lief, gy zijt te zwak, zy zijn u veel te sterk.
't Schijnt of het hier geen eindt zal zijn tot geenen tijden,
Van ongelijk te doen en ongelijk te lijden.
Navarre en Conde worden binnen verzekert en over het toneel gebrocht daar de Koning op haar wacht.
| |
[p. 141] | |
Karel. Navarre. Conde.
1475
Gy weet hoe d'Ammiraal, door loze raadt en daadt
Tot burgerkrijgh, de borst en lenden van mijn staat
Zoo deerlijk heeft gekneust, en in mijn vrye landen
Mijn hooft met zorg vervult, en met zijn werk mijn handen.
De Fransche mogentheit stont, door dit slim bedrijf1479.
1480
Met armen zonder kracht gebonden aan het lijf,
Als mat en maghteloos en met haar zelf verlegen.
Toen heeft mijn staat een steek, mijn kroon een krak gekregen,
En wort van 't volk gedreight daar zy wel eer de Heer
Van weigerde te zijn, te keurig op haar eer.
1485
Wanneer Euroop voor haar, met al haar koningkrijken,
En landen overheert, de vlag heeft moeten strijken.1486.
Daar heb ik in voorzien, en in de grondt geboort
Het schip van d'Ammiraal, en hem daar op vermoort.
Dat gy, door hem verleit, zijt ook aan 't roer gezeten,
1490
En 't geen daar is verdient, zal ik niet licht vergeten.
Nu heeft het recht de maght my in de handt geleit;
Maar d'eer van deze kroon, en mijn zachtmoedigheit
Zyn my te lief en waardt, ik zal uw leven sparen,
Om dat wy maaghschap zijn en gy noch jongk van jaren.
1495
Dies schelde ik u een boek vol sware schulden quijt.
Gy hebt gelijke schult, daar hy alleen om lijdt.
Ik toon u mijn gena, die staat noch voor u open.
navarre
Hy heeft een quade zaak die op gena moet hopen.
karel
Ik weet dat die een vorst het allermeest betaamt.
| |
[p. 142] | |
conde
1500
Ik schaam my van 't bedrog daar gy u niet van schaamt.
karel
Dat hadden wy van doen, om zoo ons leedt te wreken.
navarre
Wien mag het van het hert zoo tegens 't hert te spreken?
karel
Ik waarschuw, let op my, en volg uw konings raadt.
't Is dubbelt quaat, hebt gy noch geen berouw van 't quaat.
conde
1505
Gy hebt het zelf gedaan, en zult gy 't ons vergeven?
Gy acht uw eedt en trouw zoo luttel als ons leven.
Ik schrik niet voor de doot, maar voor uw schelmery.
karel
Zoo leg ik aan de bandt die woede razerny.
conde
Die zelf uitzinnig is denkt dat al andre razen.
karel
1510
De bozen zijn gestraft, om d'andre te verbazen.
Maar spiegelt u aan hem. de dulheit drijft uw geest
Zoo gy zijn boosheit volght, en voor zijn straf niet vreest.
En denk vry dat het is zoo ver met u gekomen,
Dat ik u 't leven geef nu ik 't niet heb genomen.
1515
Ik haat uw eedtgespan.
navarre
Die, uit een quaade haat,
Die hy den goeden draagt, zich zelf verloopt in 't quaat,1517.
Is die al wel bedocht? of hebt gy het vergeten
Wat voor een goedt het zy een goedt en vroom geweten?
| |
[p. 143] | |
karel
Houdt vry uw lessen t'huis, zy zijn hier niet besteedt.
1520
Ik hou de staf.
conde
De staf, maar niet uw woordt en eedt.
karel
Gy stelt u vast te weer, maar ik ben niet verlegen,
Schoon gy uw scherpe tong wilt bruiken voor uw degen
Die is te stomp van sneê, die my geen wonden slaat.
navarre
Dit is die vaste trouw, een swakke toeverlaat!
conde
1525
De trouw is als de ziel, daarze eens is uit gevlogen
Daar komtze nimmer weer. hy heeft ons eens bedrogen
En wy ons menigmaal; gy staakt met my de handt
Te reuk'loos in het vier, en hadt u eens gebrandt
karel
Houdt hier van klachten op.
conde
Houdt gy eerst op van 't moorden.
1530
'K ben metter daat gequetst, en wreek my maar met woorden.
Die gy u niet ontziet.
karel
Zie voor u wien gy schelt.
Gy staat hier voor het recht.
conde
Ik sta hier voor 't gewelt.
| |
[p. 144] | |
karel
Zie waar gy zijt Conde, en wat u staat t' ontfangen.
conde
Maar mijn gemoedt is vry al is het lijf gevangen.
karel
1535
Wat barst gy uit verstoort in zulk een gramme moedt?
De gramschap is in noodt d' ellendige niet goedt,
Als die de straf vergroot. wat wiltge u onderwinden?
Gy weet dat ik uw tong en handen weet te binden.
Gy tergt mijn macht, en denkt dat altijt mijn gedult
1540
Zal dekken met genâ de vlekken van uw schult
Ik heb wat anders voor, dat zoek ik te bejagen;
En doem die kop ten swaart die 't juk niet wilde dragen.
Ik ly niet dat het volk zoo van zijn Heer vervreemt,
En datmen my 't ontzich en haar de vrees beneemt.
1545
Daar zal ik tegen gaan, dit is het rijk van node.
Die zelf niet doodt wil zijn, moet zelf een muiter doden.
En dat was d' Ammiraal.
conde
Die was, gelijk gy weet,
Zoo ver van muitery, als gy van trouw en eedt.
karel
Hertnekkige Conde, ik zal uw hoogmoet vellen,
1550
En 't alles na mijn zin en u gevangen stellen.
En straffen na verdienst, voor ieder een ten toon.
conde
Ik acht de deught geen quaat, al krijghtze straf te loon.
Ik min haar om haar zelf.
karel
Ik zal het u beletten,
Dat gy noch tegens my u voeten dwars wilt zetten.
| |
[p. 145] | |
1555
Nu gy geen onderscheet maakt tusschen Heer en knecht.
De noot is voor den vorst een toetsteen van het recht,
Daar Guise my ten dienst zich dapper heeft gequeten.
navarre
Wort stoutheit in het quaadt nu dapperheit geheten?
conde
Heeft hy het stuk bestaan het geen zich zelf verdoemt,
1560
Wat zal de vorst dan zijn die hem daar over roemt;
conde
Noch hoger in gebreken.
karel
Dat zeggen voeght hier niet. ik zeg, bedenkt u dra,
Of gy mijn maght beproeft of liever mijn genâ.
1565
Ik laat u ongestraft zoo gy, den Kerk ter eere,
U tot het oudt geloof gehoorzaam laat bekeeren.
Ik wil dat in mijn rijk geen Godtsdienst wort geplant,
Dan die daar wordt gebruikt, gereikt van handt tot handt.
Dit zeg ik met ontzag, en durft gy 't my ontzeggen,
1570
Zoo weet dat ik het vier u noch zal nader leggen.
Nu hebt gy keur van beide, of, van als onderdaan
Te leren aan de handt van uwen vorst te gaan,
Of van de doodt en straf.
navarre
'K zal noit mijn plicht vergeten,
Zoo gy mijn lijf verschoont, maar teffens ook 't geweten.
| |
[p. 146] | |
conde
1575
Wat leght gy my te last geloofs verwisseling?1575.
Dat 's boven uwe maght, en een ondwingbaar ding.
Ik moet een hoger vorst daar rekening van geven:
Al hebt gy in uw handt mijn welvaart en mijn leven.
Dies zoo gy my hier in wilt dwingen met de noodt,
1580
Zoo ben ik meer bevreest voor 't leven dan de doodt.
Maar hadt het niet gedacht, dat gy uw eigen eeden,
Zoo hoog en dier belooft, zoo los zoudt overtreden.
Is dit een Konings werk? is dit uw eedt? gy breekt
Het zegel van uw woordt, zoo ras het daar aan steekt.
karel
1585
Oplopende Conde, zult gy zoo onbesweken
Zult gy zoo fier van moedt voor oppervorsten spreken?1586.
Gy muitemaker, en gy muitemakers zoon.
Vlie voort uit mijn gezicht, gy schandtvlek van de kroon.
't Geen ik niet buigen kan, dat zal ik zien te breken.
1590
Die met geen woorden wint, moet met de werken wreken.
Dat moet ik zien, eer noch drie dagen zijn ten end'
Zoo zal het anders gaan, ten zy gy schult bekent.
Uw straf is al bestemt; breng ik u ondertusschen
Zoo ver niet, dat gy zelf mijn duym zult willen kussen.
Na. en Con. binnen.
Karel in zijn enigheyt.
1595
Door zijnze. maar helaas! hoe schielijk wort mijn hert
Met anxt en nieuwe schrik van alle zy benart.
Hou moedt, mijn ziel, en ziet uw eigen anxt te dekken.
Smoort de gedachten die met heele legers trekken
Na uw swaarmoedig hooft; maar och waar vindt hy raadt
1600
Daar 't hert zich zelf bestrijdt, en laakt haar eigen quaat?1600.
| |
[p. 147] | |
Waar berg ik my van schrik, waar vlucht ik in mijn rijken?
Om zoo de tong en 't oog der arge waan t' ontwijken,
Die altijt quaadt vermoedt. ik ben het meest beducht,
Die onderworpen ben de wangunst van 't gerucht.1604.
1605
Ik heb mijn ziel gequetst, mijn eigen hert doorsteken,
En binnen 't lijf een wonde, en buiten 't lijf geen teken.
Wie wijte ik 't dan my zelf? die tegens wil misdoet
Is schuldig aan zijn wil en overtuight gemoedt.
Mijn vryheit was ik quijt; mijn wil van my gevloden.
1610
't Was met gebieden uit. den Koning wiert geboden.
Wat hebt gy dan gedaan? dit vraagt mijn hert aenmy:
En och ik schaam my zelf dat ik het haar bely.
Ik docht niet dat het Recht was hoger opgeheven,1613.
En 't swaart haer tegens my in hare handt gegeven,
1615
Zoo ik mijn maght misbruik; nu zie ik, heel beswaart,
Hoe al dit werk eerst heeft veel voeten in der aardt.
Eerst was ik zonder vrees. 'k begin nu al te vrezen,
Dat alles vyandt is of vyandt noch zal wezen.
Eerst docht ik nergens om; nu worde ik 't wel gewaar.
1620
Nu vrees ik voor de nijdt, en daar na voor 't gevaar.
Nu rijst al, voor de zon, de zon van mijn geweten,
En toont, hoe ver ik 't recht, en zelf my heb vergeten;
Toen ik dit stuk bestont, waar in my meerder hiel,1623.
De schaamte dan de wil, zelf tegen zin en ziel.
1625
Nu wroeght my mijn gemoedt. weet iemant swaarder plagen
Dan in zijn eigen hert zijn eigen beul te dragen?
Ik sluimer, heel vermoeit, maer niet op slaap belust.
En vrees dat dit zal zijn een ongeruste rust.
| |
[p. 148] | |
key van navarroische maagden
't Is geen drie eeuwen noch geleden1629.
1630
Dat Karel, toegenaamt Anjou,
Sicilien met al haar steden
Beheerschte met zijn staf en roe:
Maar 't eilandt, fel op hem gebeten,
Heeft door Prochijte, boos en valsch,1634.
1635
Zijn Koninglijk gezach versmeten,
En 't Fransche juk van hare hals.
Het wiert door 't heele landt besteken
De Franschen, op het onvoorzienst,
Te moorden, als de klok het teken
1640
Zou geven van den* Avondtdienst.
Wat durft de Boosheyt niet voltrekken?
Wat is'er daar zy zich aan stoort?
Het Paaschfeest most de leus verstrekken1643.
Om niet te dolen in de moordt.1644.
1645
Wie zou met jammeren en stenen
D'ellenden van die droeve nacht
Na zijn waardye nu bewenen;
Wie wiert'er niet al omgebracht?
En zonder deerenis verslagen,
1650
Al wat de moordt in handen viel.
De Faam most deze tijdingh dragen,
Om dat geen bode 't lijf behiel.
Dus heeft Anjou dat rijk verloren,
Dus is de vorst van Arragon
1655
Daar tot een Koning uit gekoren,
Voor wien Prochijte 't eylant won,
| |
[p. 149] | |
Waarom hem ieder zal vervloeken,
Tot in den Afgrondt zonder grondt,
Een eeuwig lasterwoorden zoeken
1660
Tot schand' van hem die 't stuk bestondt.
Maer Vrankrijk zoekt op haar toneelen
Met toestel, meerder als gemeen,
Dat spel na 'et leven na te spelen.
De Moordt schuilt onder bruiloftskleên.
1665
Een dagh, gelijk als andre dagen,
Is by haar niet genoeg geweest.
Zy zoekt de werelt te behagen
Op haar Sant Bartels martelfeest.1668.
Kon zy hier na, hier mee verlegen,
1670
Deez' moortvlek uit haar tijdtboek vegen!
Maar alle tongen zijn hier tegen.
|
|