Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De roode anjelier (onder ps. Max Dupont) (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De roode anjelier (onder ps. Max Dupont)
Afbeelding van De roode anjelier (onder ps. Max Dupont)Toon afbeelding van titelpagina van De roode anjelier (onder ps. Max Dupont)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.90 MB)

Scans (3.17 MB)

ebook (2.89 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De roode anjelier (onder ps. Max Dupont)

(1936)–Jan Apon–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Hoofdstuk III
C.D.

Even later komt Elly de kamer binnen. Ze ziet er hevig geïnteresseerd uit. Blijkbaar beschouwt ze het verhoor als een niet onaangename afwisseling.

‘Neen, dank u, ik blijf liever staan,’ zegt ze op Reggie's verzoek om plaats te nemen, maar even later gaat ze tòch zitten, steekt een sigaret op en knikt welwillend: ‘Begint u maar!’

Reggie kucht.

‘U was, als ik me niet vergis, op het oogenblik van den moord niet thuis?’

Ze kijkt hem aan met katachtig toegeknepen oogen.

‘Als u me eerst eens vertelt, om hoe laat die arme Dad eigenlijk vermoord is.... Neen, zegt u maar niets,’ onderbreekt ze zichzelf, ‘ik weet het natuurlijk wel: Lucien heeft het ons zooeven al verteld. Ik ben trouwens vanaf zes uur 's middags niet meer thuis geweest.’

‘Mag ik u dan vragen, wààr u geweest bent?’

‘Natuurlijk! Even kijken.... O ja! Om een uur of zes werd ik gehaald door Ad van den Bergh. Een vriendje van me. Kent u hem misschien? Enfin dat doet er ook niet toe. We hebben gedineerd in het Carlton. Toen zijn we naar Zandvoort gereden, maar daar was het zóó saai, dat we door zijn gegaan naar Scheveningen. We hebben wat gedanst en daarna wilde Ad nog naar een of andere nachtkroeg, maar dat ging niet door, omdat ik vroeg thuis moest zijn. Ik had al een paar keer herrie gehad over dat genachtbraak. Het werd trouwens

[pagina 27]
[p. 27]

toch nog halfvier, eer ik thuis was, want de wagen had kuren en Ad.... enfin, dat hoort er niet meer bij. Gelukkig had ik den sleutel dezen keer eens niet vergeten en ik ben heel zacht naar mijn kamer geslopen om Dad niet wakker te maken. Ik wist natuurlijk niet....’

Ze zwijgt en bijt zich op de lippen. Dan drukt ze haar sigaret uit in een groote Chineesche vaas en staat op.

‘Weet u misschien ook, of hier een van de laatste dagen soms roode anjelieren in huis zijn geweest?’ vraagt Reggie.

‘Ja, dat zal wel. Waar zie je die in dezen tijd van 't jaar niet? Hemel, wat klinkt dat romantisch,’ laat ze er op volgen. ‘Nu ik er over nadenk heb ik zèlf nog een boeketje roode anjers boven op mijn kamer rondslingeren, dat Ad gisteren voor me heeft gekocht. Maar dat zal er toch wel niets mee te maken hebben, met den moord, bedoel ik. Hier beneden worden geen anjers geduld, want Mona, mama, kan de lucht niet verdragen. Beweert ze ten minste! Ik heb altijd gezegd, dat het aanstellerij is, maar ze is er niet vanaf te brengen.’ Reggie grijnst verstolen.

‘Ik geloof, dat het zoo wel voldoende is, juffrouw Van Meursen en ik denk, dat u wel mag vertrekken.’

Hij kijkt vragend Verhagen aan. Deze knikt verveeld.

Elly gaat naar de deur, maar voor ze buiten is draait ze zich nog eens om.

‘Roode anjers zijn de lievelingsbloemen van Cleo Dubock,’ zegt ze peinzend. ‘Ik zou wel eens willen weten....’

Ze zwijgt en trekt rimpeltjes in haar voorhoofd.

‘Wie is die juffrouw Dubock?’ informeert Reggie belangstellend.

‘Mevrouw Dubock,’ corrigeert Elly. ‘Ze is weduwe.’

Ze blijft staan bij de deur en vervolgt aarzelend: ‘Cleo Dubock is een vriendin van mama, of liever gezegd: dat wàs ze. Ik geloof, dat ze elkaar verleden winter in Engelberg

[pagina 28]
[p. 28]

voor het eerst hebben ontmoet. Daarna kwam ze hier een tijdlang veel aan huis en viel erg in den smaak, dat wil zeggen, bij de mannen. Mona zèlf vond haar naderhand ordinair, maar dat kan ook heel goed jaloezie zijn geweest. Ik vond het wel een interessant type. Als u meer van haar wilt weten, doet u beter met Dithmar er over te interpelleeren. Die kent haar beter dan ik.’

Ze draait zich om en opent de deur.

‘Een oogenblik nog alstublieft,’ roept Reggie haastig.

Hij haalt het kanten zakdoekje dat hij in de bibliotheek heeft gevonden te voorschijn.

‘Is dit misschien van u?’

Elly komt terug. Ze neemt het zakdoekje aan en bekijkt het alsof er wonder wat aan te ontdekken is. Nadat ze het tot slot nog beroken heeft, knikt ze resoluut.

‘Dat is van Cleo!’

‘Weet u dat zeker?’

‘Ja natuurlijk. Ik herken het parfum. Dat gebruikt ze altijd. En hier staan haar initialen: C.D. Ziet u wel?’

‘Hé ja!’ doet Reggie verrast. ‘Gunst, dat had ik nog niet gezien. Dat klopt!’

Ze kijkt hem achterdochtig aan.

‘Waar heeft u het eigenlijk gevonden?’

‘Dat zal ik u misschien later wel eens vertellen. Dank u wel voor uw inlichtingen.’

Elly haalt verachtelijk haar wipneus op, om dan fier weg te wandelen. Verhagen wil nog iets zeggen, maar Reggie wuift het luchtig af.

‘Wie volgt?’

Dorothee komt binnen en neemt plaats. Ze zit met haar rug naar den muur en het volle licht valt op haar onnatuurlijk bleek gezicht. Ik heb den indruk dat ze, in tegenstelling met een paar uur geleden, uiterst zenuwachtig is.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Wilt u me even nauwkeurig vertellen, waar u gisteravond geweest bent?’

Reggie's stem klinkt zacht en vriendelijk.

Ze denkt een oogenblik na.

‘Gisteravond ben ik op bezoek geweest bij mevrouw Ferguson, de moeder van mijn verloofde. Ze woont in de De Lairessestraat en ik zie haar dikwijls.’

Ze zwijgt en er heerscht een stilte van enkele seconden.

‘Als ik het goed begrijp, heeft u dus uw aanstaanden man niet ontmoet.’

‘O, toch wel.’ Ze heft het hoofd op. ‘Zeker heb ik hem ontmoet, maar pas later op den avond. Het kwam zoo: Hij was van plan om me te komen halen, maar we zijn elkaar misgeloopen. Ik ging om negen uur van huis en ben tot elf uur bij zijn moeder geweest, bij wie hij inwoont. Toen ik op het punt stond om weg te gaan, kwam Frans thuis. Hij bracht me toen naar de Apollolaan. Het zal ongeveer halftwaalf zijn geweest toen ik op mijn kamer kwam.’

‘Dus den tijd tusschen, laten we zeggen kwart voor negen en elf uur, heeft meneer Ferguson gebruikt om van de De Lairessestraat naar de Apollolaan te wandelen en terug,’ peinst Reggie hardop. ‘Ruim twee uur! Vindt u dat niet wat rijkelijk lang voor zoo'n endje?’

‘Tusschen negen en tien heeft hij een onderhoud gehad met mijn pleegvader in de bibliotheek,’ antwoordt ze aarzelend. ‘Tusschen tien en elf heeft hij wat rondgewandeld en om elf uur was hij thuis, zooals ik trouwens reeds zei.’

‘Heeft hij u dat zelf verteld?’

Ze zwijgt even. Uitdagend:

‘Ja natúúrlijk heeft hij me dat zelf verteld! En ik heb geen reden om aan de waarheid te twijfelen.’

‘Neen, neen, natuurlijk niet!’ sust Reggie. ‘Ik wilde u eigenlijk alleen vragen of meneer Ferguson u ook heeft

[pagina 30]
[p. 30]

meegedeeld waarover dat gesprek in de bibliotheek ging.’

‘Neen,’ zegt Dorothee en het klinkt als een snauw. ‘Neen, dat heeft hij me niet verteld.’

‘O juist. De verhouding tusschen uw pleegvader en meneer Ferguson was zeker gewoon vriendschappelijk?’

Dorothee wacht geruimen tijd voor ze antwoord:

‘Ja, gewóón vriendschappelijk!’

Ik zie dat Reggie haar scherp opneemt, maar als hij spreekt, klinkt zijn stem volkomen argeloos.

‘Dan heb ik u verder niets meer te vragen, juffrouw Carols. Ik dank u wel. Zoudt u misschien zoo goed willen om uw broer Lucien even hier te sturen?’

Dorothee knikt en verdwijnt. Direct daarop komt Lucien binnen.

Hij heeft het ietwat opzichtige costuum van vanmorgen verwisseld voor een stemmig colbert. Zwijgend neemt hij plaats.

‘U hebt me al verteld, dat u gisteravond op het tijdstip van den moord niet thuis was,’ begint Reggie.

Lucien knikt.

‘Ik ben gisteren om zes uur 's middags weggegaan en pas vanmorgen om een uur of acht teruggekomen.’

‘Vertelt u me even, alstublieft in het kort, waar u geweest bent.’

Lucien begint vlot te spreken:

‘Ik was bij een van mijn vrienden op een verjaarsdiner geïnviteerd.’

Hij noemt een adres, dat Reggie noteert.

‘Omdat ik me later op den avond niet erg wel voelde, ben ik daar blijven slapen. Vanmorgen om acht uur ongeveer was ik weer thuis. Ik heb me verkleed en ben toen naar het station gereden om hier,’ een knik in mijn richting, ‘mijn vriend meneer Oudenraedt, van den trein te halen. Pas toen we tegen

[pagina 31]
[p. 31]

één uur thuis kwamen hoorden we wat er gebeurd was.’

‘Juist,’ zegt Reggie. ‘Maar vertelt u me eens, u voelde zich niet erg wel, zei u immers! Was die ongesteldheid dan van zoo onschuldigen aard, dat u vanmorgen weer heelemaal in orde was?’

Lucien glimlacht.

‘O ja! De uitdrukking “niet erg wel” is misschien een beetje ongelukkig gekozen. Bij het diner werd namelijk nogal veel gedronken, en hoe het eigenlijk kwam begrijp ik zelf niet precies, want hoewel ik slecht tegen champagne kan, weet ik doorgaans heel goed wat mijn maat is. Gisteren heb ik me blijkbaar daarin vergist. Na tafel voelde ik op een gegeven oogenblik dat het voor den goeden gang van zaken maar beter zou zijn als ik me terugtrok. Ik wilde naar huis rijden, maar m'n vriend vond het beter dat ik niet chauffeerde, voor ik weer wat was opgeknapt. Hij bracht me naar een logeerkamer en toen ik daar eenmaal was, ben ik maar meteen in bed gekropen, want ik voelde me vrij beroerd. Ik ben direct in slaap gevallen en werd pas vanmorgen tegen zeven uur weer wakker.’

Reggie knikt begrijpend.

‘Dan zult u ons wel niet veel wijzer kunnen maken!’

Lucien schudt zijn hoofd en ik zie aan zijn gezicht, dat het hem spijt.

‘Ik vrees van niet.’

Hij staat op en heeft den knop van de deur al in zijn hand, als Reggie hem nog een vraag stelt:

‘Wanneer heeft u uw pleegvader voor het laatst levend gezien?’

Lucien denkt na.

‘Dat was gisteren na de lunch, of liever, gezièn heb ik hem toen niet, maar wel gehoord. Hij zat met Rudy, meneer Vermeer bedoel ik, in deze kamer en de deur stond op een kier. Omdat ze nogal luid spraken, ving ik een

[pagina 32]
[p. 32]

paar woorden op toen ik door de hal liep. Dat is alles.’

Reggie kijkt hem onderzoekend aan.

‘Was u in staat om uit die paar woorden op te maken waarover het gesprek ging?’

Lucien aarzelt. Blijkbaar verwerkt hij iets.

‘Een geldkwestie!’ openbaart hij eindelijk.

‘Nog iets meer?’ dringt Reggie aan. ‘Kom, vertelt u ons toch alstublieft alles wat u weet! Alleen daardoor kunt u helpen om het onderzoek te vergemakkelijken.’

Lucien schijnt het intusschen met zichzelf eens te zijn.

‘Uit de enkele woorden, die ik kon verstaan, maakte ik op dat mijn pleegvader weigerde om zijn zwager verder financieel te steunen. Ik ben vrij goed van Rudolfs omstandigheden op de hoogte en ik weet, dat hij doorgaans in geldverlegenheid was en dan bij mijn pleegvader om hulp aanklopte. Om de een of andere reden werd zijn verzoek ditmaal geweigerd. Het ging om een belangrijk bedrag en ik vermoed dat hierin dan ook de oorzaak van de weigering lag, te meer omdat de Vermeers, zooals ik al zei, in chronischen geldnood verkeeren. Het spijt me, dat ik dit alles moet zeggen, maar het is de zuivere waarheid.’

‘Dank u, dat is werkelijk heel interessant. Acht u meneer Vermeer tot een moord in staat?’

Lucien haalt nadenkend zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet,’ zegt hij langzaam. ‘Dat weet ik werkelijk niet. Natuurlijk heb ik me die vraag zelf ook al gesteld, maar ik ben niet tot een bepaalde overtuiging gekomen. Als Rudolf tot zoo'n misdaad in staat geacht moet worden, is het toch de moeite waard om op te merken, dat er, voor zoover ik kan nagaan, voor hem geen enkel redelijk motief bestond om zijn zwager uit den weg te ruimen. Integendeel, zou ik bijna zeggen. Ik ken den inhoud van Henri's testament en Rudolfs naam komt daar niet in voor. Dat wist hijzelf óók! Noch hij,

[pagina 33]
[p. 33]

noch zijn vrouw waren hier in huis bijzonder graag geziene gasten en Henri was eigenlijk de eenige, die ze uit medelijden de hand nog eenigszins boven het hoofd hield. Zijn dood beteekent dan ook voor Rudolf een financieelen slag, want al heeft Henri hem gisteren geld geweigerd, hij zou toch nooit hebben geduld dat zijn eenige zuster zich zou moeten behelpen.’

Reggie knikt.

‘Ja, dat klinkt werkelijk heel plausibel, maar hij kan wel in drift hebben gehandeld.’

‘O neen!’ Lucien schudt zijn hoofd. ‘Neen, dat is uitgesloten. Ik ben geen psycholoog, maar voor zoo iets is hij veel te weinig impulsief. Hij zou zich van te voren heusch wel hebben voorgehouden dat hij bij Henri's dood om zoo te zeggen op straat staat.’

‘Best mogelijk dat u gelijk heeft. In ieder geval heb ik u verder niets meer te vragen, meneer Carols.’

Lucien maakt een lichte buiging en verdwijnt, waarna het een tijdlang stil is en Reggie er uit ziet alsof hij ingespannen nadenkt.

‘We zullen nu eerst maar dien Rudolf Vermeer onderhanden nemen,’ is het resultaat van zijn geestelijke concentratie. ‘Misschien dat hij in staat is om een nieuw licht op de zaak te werpen.’

Maar deze hoop schijnt aanvankelijk ijdel, want Rudolf Vermeer maakt zeer sterk den indruk, alsof hij zich vast heeft voorgenomen om zich zoo min mogelijk uit te laten omtrent de zaak die hem toch na aan het hart hoort te liggen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken