Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XII.
Het groote avontuur.

Ja, alles werd anders en beter.

Wat een gezelligheid bracht het mee, als juffrouw Lea aan tafel vol verhalen was van haar thuis in de groote stad, van de Vrijdagavonden daar, van hun sjoel, - en als ze dan de melodiën uit sjoel voorzong, waar ze eigenlijk een beetje heimwee door kreeg omdat het zoo klonk naar thuis....

Vader zei niet veel, maar ontdooide. Hij dacht wel eens: als hij in de groote stad gewoond had,

[pagina 75]
[p. 75]

waar je als Jood niet zoo eenzaam was, waar aan alle kanten Joodsch leven je omgaf, - och, misschien was hij dan wel anders geweest, anders tegen Roza en Jupie, - och, misschien was hij dan ook niet zoo ontevreden over zichzelf als nu....

En Rozijntje, - vreemd; haar vroegere idealen van de groote stad, van rondfietsen en winkels kijken en niets te doen hebben, die was ze allemaal vergeten. Ze wist nu heel goed, dat bij Lea thuis gewerkt werd, hard gewerkt, ieder op z'n eigen manier. Neen, er bleef daar niet veel tijd over voor winkels kijken.

Lea kwam wel eens moe thuis van haar werk. 't Was alles zoo nieuw, ze moest nog echt op dreef komen. Dan was ze een half uurtje wat stil en een beetje wit om 'r neus, en als er dan bij ongeluk een brief van haar thuis was, moest ze haar zakdoek wel eens een keertje gebruiken.

Maar een oogenblik later schoof ze gezellig aan tafel, had ze weer kleur en glans in haar oogen en haar stem, was ze weer de tante Lea, waar Jupie langzamerhand zoo veel van ging houden.

Op een avond wou ze vader alleen spreken. Rozijntje voelde zich half beleedigd, half nieuwsgierig. Beleedigd, want deed zij niet de huishouding als een volwassen vrouw, - wat moest ze dan buiten de dingen gehouden worden?

Maar Lea scheen zich niets aan te trekken van de blikken, die Rozijntje haar na zond, ging kalmpjes met haar vader naar de voorkamer, en liet Rozijntje in de keuken alleen.

‘Ik heb van dokter vier dagen vacantie gekregen’, viel ze met de deur in huis. ‘Ik mag naar huis!’

[pagina 76]
[p. 76]

‘Mooi’, zei vader, die de blijdschap in haar oogen zag.

‘Maar nu moet ik u wat vragen.’

‘O’, zei hij goedig, ‘U hoeft die dagen niet te betalen, hoor.’

Lea lachte hardop.

‘Dat was het niet! Het was heel iets anders.’

Vader keek vragend.

‘Moeder heeft gevraagd’, - ze haalde de brief te voorschijn en legde hem voor vader neer, - ‘of ik Rozijnjte die dagen meebracht.’

‘Roza?! Maar dat kan niet, juffrouw!’

Hij zag er werkelijk verschrikt en ontdaan uit. Vier dagen zonder Roza? En wie zou dan koken en voor hem en Jupie zorgen? En misschien was er wel een Sjabbos in die vier dagen, - nee, hoe kwam ze erbij!

Lea pleitte, warm. Kon hij niet met Jupie bij juffrouw de Jong eten die paar dagen? Het zou voor Rozijntje zoo iets heerlijks zijn, - kon dat nu niet geregeld worden?

Maar zijn lippen waren ineens norsch gesloten nu, en er was een frons in z'n voorhoofd.

Neen. dat kon niet, het kon onmogelijk. En het was niet noodig ook, Roza was heel gezond en tevreden zoo.

Maar waarom kon het dan niet? Bij juffrouw de Jong eten, voor die paar dagen?

‘Neen. Ik eet niet graag bij een ander. Ik wil liever in m'n eigen boeltje blijven.’

Toen gebeurde er iets.

Lea stond met een ruk op, heel wit, en met de handen op den rug ging ze vlak vóór hem staan.

‘En omdat u liever in uw eigen boeltje blijft’,

[pagina 77]
[p. 77]

zei ze langzaam, maar haar stem trilde ‘en omdat u alleen maar denkt aan wat u liever wilt, en nooit denkt aan wat Rozijntje liever zou willen, daarom mag Rozijntje niet die ééne keer in haar leven....’

Ze brak middenin af. Ze begreep ineens niet meer hoe ze gedurfd had, gedurfd had zóó te spreken tegen een volwassen man, die meer dan twee maal zoo oud was als zij.

Ze liet haar vuisten, die ze achter haar rug gebald had, zakken en ging naar haar stoel terug.

‘'t Spijt me’, zei ze zachtjes.

Ze keek den anderen kant uit, durfde hem niet goed aan kijken. Nu moest ze eigenlijk de kamer uit gaan, het gesprek was immers afgeloopen.

Toen ze weer naar hem keek, zag ze, dat hij voorover zat, de ellebogen op z'n knieën, het hoofd in de handen.

‘'t Spijt me’, zei ze nog eens.

Hij liet de handen zakken en keek haar moeilijk aan.

‘U hebt gelijk’, zei hij.

‘Ik heb daar nooit aan gedacht. Neemt u Roza maar nee.’

‘O!’

Verrassing, blijdschap en vooral medelijden met dien ouderen man, die zich had laten leiden door een standje eigenlijk van haar, jong nest dat ze was, - alles was in haar uitroep te hooren.

‘O, dank u, dank u wel!’

Hij glimlachte even, onhandig, en heel pijnlijk nog.

‘Wanneer.... gaat u? Wanneer.... gaat Roza.... op reis?’

‘Morgen over een week. Vrijdag, en dien Dins-

[pagina 78]
[p. 78]

dagavond daarna komen we terug. Dank u, dat ze mee mag!’

Ze stonden allebei op om naar de keuken te gaan. In de deur zei ze nog:

‘'t Spijt me, dat ik dat allemaal gezegd heb.’

‘Nee’, zei hij moe, ‘u had gelijk.’

 

Rozijntje geloofde het niet. Welnee, hoe kon ze zoo iets ook gelooven.

Ze voldeed met een vuurroode kleur aan het bevel van Lea, dat ze haar vader een zoen moest geven. Maar na die operatie geloofde ze 't nog niet.

En toen langzamerhand de waarheid tot haar begon door te dringen, ging ze voor de spiegel staan, zag een blozend-geboend gezicht boven een stijve jurk, - keek omlaag naar de dikke kousen en de zware zwarte schoenen, - en zuchtte angstig:

‘Maar ik heb er toch geen kleeren voor!’

Toen lachte Lea haar uit en zei dat ze met haar Sjabbos-kleeren mooi genoeg was.

‘Maar Ella had allemaal stadskleeren, toen ze naar de stad ging.’

‘O, Ella! Maar jij bent toch Ella niet?’

Alle bezwaren werden weggelachen, en vader stond er goedig-tevreden bij en verheugde zich nu werkelijk over het groote avontuur, dat z'n Roza tegemoet ging.

Dien nacht werd het wel drie uur, vóór Rozijntje insliep.

 

[pagina 79]
[p. 79]

Jupie was heel grootmoedig. Bij juffrouw de Jong waren immers koekjes met Joodsche letters, en zilveren spulletjes onder een stolp, en bovendien was vader erbij.

Welja, hij ging zelf ook uit logeeren. 't Was wel niet naar de stad, maar 't was toch eens een afwisseling. Hij stond erop, dat Rozijntje zijn goed in een koffertje pakte. Z'n sjabboskleeren en vooral z'n mannen-das niet vergeten, en z'n hansop en een waschlapje en een heel stuk zeep en z'n kam, om het kleine krullen-kuifje voor de spiegel van juffrouw de Jong op te kammen. En een stuk koek voor onderweg op reis, want juffrouw de Jong woonde tien minuten van hen af.

En toen het uur van zijn vertrek geslagen had, toen wilde het toeval, dat vlak voor hun deur de hondekar van baas Rikkers stilstond, en die moest juist in de richting van juffrouw de Jong, en zoo kon Jupie per voertuig op reis. Hij stapte in met de koffer in de hand. Rozijntje mocht niet met hem mee; ze kon bij de hondekar wel afscheid nemen.

Hij gaf haar een zoen en zei plechtig ‘goeie reis’, en Rozijntje zei even plechtig ‘goeie reis’, en hij wuifde terug en zij wuifde hem na tot de hondekar om den hoek verdwenen was.

Toen ging ze lachend naar binnen. Ze had nog een uurtje vóór ze Lea bij den dokter moest afhalen om samen naar den trein te gaan.

Ingepakt had ze alles al. Ze had elk van haar beste kleeren met een zwaar hart bekeken. Dat waren geen stadskleeren, Lea mocht zeggen wat ze wou. Iedereen zou haar nakijken. Iedereen in de straat zou zeggen: ‘Wat voor raar kind heeft Lea daar mee gebracht.’

[pagina 80]
[p. 80]

Want ze wist niet, dat alle menschen in de stad veel te veel haast hebben om daarnaar te kijken.

Ze had vanmorgen al van vader afscheid genomen. Vader leek echt wel in z'n schik dat ze naar stad ging. 't Was anders niets voor vader om bij vreemden aan tafel te zitten. Dat hij het zoo maar dadelijk goed gevonden had! Ze zou het eens extra gezellig maken, als ze weer terug was.

Allerlei kleine laatste zorgjes nog aan 't huis, en toen op weg. Rozijntje had een raar pijngevoel in haar keel en haar maag en haar buik en haar beenen. Weg van huis en het onbekende tegemoet.

Ze had van vader geld meegekregen voor de reis, heen en terug. Och, och, allemaal dingen die nog nooit gebeurd waren.

Toen ze Lea had afgehaald, moesten ze samen nog een half uur loopen naar den trein. Rozijntjes dorp lag niet aan 't spoor.

Lea was net dol. Net of ze geen steek ouder was dan Rozijntje. Ze plukte langs den weg allerlei bloemen voor thuis. Ze zette er een reuzevaart in, ondanks de koffers en de bloemen.

't Was ook voor 't eerst, dat ze weer naar huis ging.

Ze sleepte Rozijntje in haar vroolijkheid mee, maar de rare buikpijn bleef, en ook geloofde ze in haar hart nog niet, dat ze werkelijk op reis ging en uit logeeren in de stad!

Eindelijk zaten ze dan tegenover elkaar in een hoekje van de coupé genesteld.

Ze keken elkaar aan en lachten en keken weer naar 't perron en keken elkaar weer aan en lachten weer.

Toen Rozijntje voor de derde keer naar 't perron

[pagina 81]
[p. 81]

keek, zag ze opeens iets, dat haar de tranen in de oogen bracht van blijdschap.

Vader.

Vader, die zoekend en spiedend in iedere derde klas coupé naar binnen keek.

Ze vloog overeind.



illustratie

‘Vader!’

Hij keek verheugd naar binnen.

‘Ik heb je gezocht’, zei hij onhandig. ‘Ik had nog wat vergeten.’

‘Vergeten?’

‘Ja.... e.... je had alleen reisgeld mee, en.... e.... als je soms in de stad wat voor je zelf wou koopen....’

[pagina 82]
[p. 82]

't Volgende oogenblik stond Rozijntje met een rijksdaalder in haar hand en toen ze van de verbouwereerdheid bekomen was, was vader al weg en zette de trein zich in beweging.

Ze boog zich uit het raampje.

‘Vader!’ riep ze heesch. ‘Dag vader!’

Door een mist zag ze, dat vader in de verte groetend z'n pet afnam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken