Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7,69 MB)






Editeur
Aarnoud de Hamer



Genre
non-fictie

Subgenre
kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike der biscoppen van Uutrecht (Divisiekroniek)

(2011)–Cornelius Aurelius

Vorige Volgende

Van keiser Henrics doot die II, ende watter in zijn doot geschiede.
Dat IIII capittel.

Dese keiser Henric leefde mit sijn huysvrouwe die keiserinne in groter heilicheit, als oft zijn suster hadde geweest, sonder die vleischelicken te bekennen, ende gaven hen beiden seer om kercken ende cloesteren te stichten ende die te begaven mit costelicke ornamenten ende cleinoden van goude ende silver. Ende als den dach zijns stervens nakende was, ist geboert datter een grote scaer van duvelen doer een wildernisse ghingen verbi een celle, dair een heilich heremijt in woende. Die heremijt hoerdet gerucht, ende dede dat veynster sijnre cellen op, ende vraechde den aftersten van dien wat daer was ende wi si waren. Doen seyde hi: 'Wi sijn een legioen van duvelen, ende gaen

[p. 114v]

om den siel van den keiser Henrick te besien, oft wi yet in hem mogen vinden, dair wi die siele mede tot ons crigen mochten.' Die heremijt beswoer den duvel dat92 hi wedercomen soude, ende seggen hoe si gevaren hadden. Die duvel quam weder, ende seide: 'Wi en hebben niet bedreven, want sijn goede ende quade wercken staende in de wage, quam die verbarnde Lourens, ende werp enen groten swaren gouden pot in die wage, die alle die quade wercken te boven ghing. Doen worde ic quaet, ende brac een oer van den pot.' Die keyser hadde der kercken van Mersburch gegeven enen groten swaren gouden kelc mit II oren in die eer van Sinte Laurens, die daer patroen was van der kercken dien hi om haer grootheits wille II oren hadde doen maken, die dat volc noch alle jaers getoent wert. Ende aldus so noemde die duvel desen kelck te wesen een pot, omdat si II oren hadde. Ende het wert vernomen dat die keyser op die selver tijt oflivich geworden was, ende dat van die kelck een oer gebroken was, ende sijn lichaem, als voerseit is, wert in der Domkercke van Bamberch begraven, ende die paeus heeften gecanoniseert ende int getal der heiligen geset opten XIII dach van junio.

92
d beschadigd; AB.

Vorige Volgende