Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De idealisten (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De idealisten
Afbeelding van De idealistenToon afbeelding van titelpagina van De idealisten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (2.31 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De idealisten

(1919)–Lode Baekelmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 213]
[p. 213]

Onder de acacia's.

Les sauvages de l'Amérique ont consacré l'acacia au Génie des chastes amours: leurs arcs sont faits du bois incorruptible de cet arbre, leurs flèches sont armées d'une de ses épines.
‘Le langage des fleurs’
     Aimé Martin.

Amice,

ER hangen witte wolkenbanken tegen het roerloos hemelblauw. Het weeke zonlicht kantelt telkens weg. De stroom, stil tusschen ebbe en vloed, buigt weg achter het groen voorjaarsgeschemer, dat wemelt boven het opgeschoten baggerzand... Boven de grijze kaaimuren dreigen de levenlooze kraanarmen. Een enkele schuit zeult traagjes afwaarts.

Eenzaam staat een stevige kerel aan de sluisgeul. Wat peinst hij? Bezwaart ook hem de verlatenheid waar eens het roezig leven van den arbeid zong?

Wat roept het water bij me op? Eens toen het klotste en schuimde. Tochtjes naar Zeeland met... idealisten!... Verwaaid zijn zij door het toeval, door uiteenloopende betrachting of meening en door al wat in 't leven scheiding meebrengt voor idealisten en andere menschen. Toen was de wereld jong! Sindsdien hebben wij allen wat verloren met de jaren, wat illusie, wat strijdlust, wat geloof. Roekeloosheid was ons eigen. Zonder te kunnen zwemmen sprongen wij voor Lillo in het water, en toen wij terug aan boord waren zei de jonge dichter, die zich niet gewaagd had, ons zeer wijze dingen. Thans hebben zij haast allen geleerd nooit meer zoo vermetel te handelen. Het haar droegen deze idealisten lang en weelderig, nu moeten de meesten onzer, met kunst en vliegwerk, hun aangroeiende kaalheid bedekken.

O die heerlijke dagen van zon en open lucht, ge-

[pagina 214]
[p. 214]

wiegd dag en nacht door de stuwende waterglijding.

En toch blijven die dagen onbeschreven...

Over de brug komt een oud gladgeschoren baasken aan, sleurend zijn contrabas. Ik herken hem... 't Is een idealist die eens mijn levenspad gekruist heeft... Jaren geleden, ik was amper achttien jaar, werd ik op hem uitgestuurd om achterstallige huishuur in te vorderen. Ik genoot een uur lang zijn gastvrijheid en genoot van zijn aangenaam gezelschap. Zijn huiskamer was tevens een vischwinkeltje en voor zijn venster stonden gebakken pladijsjes en ingelegde pekelharing uitgestald. Hij gaf zich veel moeite om zijn kostje te verdienen, leurde met genever op het exercitieplein. Maar noch de vischjes, noch de alcohol hielden hem in 't leven. Zelfs zijn contrabas vermocht het niet, vooral nu er zooveel boeten waren bol te werken, boeten voor leuren zonder patent. Met een zelfgenoegzaam, blozend gezichtje en licht-onschuldige oogjes zat hij voor mij, zorgeloos en opgewekt, en speelde rare, ouderwetsche dansairkens. We konden het samen goed vinden en dronken een paar pintjes op den hoek... En ik bracht geen huishuur mee, maar... een insect.

Ook deze idealist ben ik vergeten, hem en vele anderen.

Mijn vriend die, zoo trouw en onverdroten, de grilligheid van mijn fantasia hebt gevolgd, wat blijven er veel portretten onafgewerkt liggen!...

Ik denk aan de bent idealisten die niet opgevoerd werden...

Aan de apothekersjongen uit een weeshuis die er een liefhebberij in vond verzweringen te genezen, maar aan de kweekelingen alle hulp weigerde wanneer zij zich niet opereeren lieten... Hij had een zwak voor de snijkunst!...

Aan de oude dame, suf geworden in haar liefde tot de honden, die haar huis tot een hondenasyl had ingericht. Hierdoor verpestte zij de buurt, en door een geur van vervuiling, en door een gehuil en gejank van

[pagina 215]
[p. 215]

de lieve dierkens. Het was een oude, lieve dame, zeer ongevoelig voor menschenleed, maar zoo trouwhartig voor beesten.

Aan een boetvaardige neef die, om de zielsrust van twee oude nichten niet te verstoren en zijn erfenis niet te ontloopen, zijn ongeloof liet varen, te biechten ging en in staat van gratie kwam ontbijten bij de dames, Wanneer hij afscheid nam was hij honderd frank rijker.

Aan den directeur van een warenhuis die de meisjes, welke hij niets koket vond, liefst maar afdankte. Hij zei het hen openhartig en stak tevens een sigaar op.

Ik denk aan een naaisterken, dat liever met heeren liep, dan armoe te lijden, aan woekeraars en poëten, aan schurkjes en kinderlijken, aan menschen zooals wij allen zijn, met een ziel vol goede en kwade neigingen.

En, mijn Vriend, zooals het meer voorkomt in het leven, van wat ik me voornam bleef veel achterwege!

En als een broeder onder mijn broeders beschreef ik hen maar zooals zij mij toeschenen, en peinsde niet aan degenen die ik vernalatigde.

Terwijl ik schreef, mijn Vriend, en portret naast portret schoof in de rij, vergat ik en liet misschien een oogenblik vergeten wat andere idealisten ontketend hebben... De geweldige wereldtragedie...

Nu is mijn winterwerk af. Aan alles komt een einde. De lente krielt in de bewolkte lucht en lokt mij. Ik kan toch niet eeuwig van idealisten verhalen, al is de stof onuitputtelijk!

Daarbij, in vertrouwen gezegd, mijn idealisten begonnen mij wat ergernis te geven! Verbeeld u dat sommige menschen zich meenden te herkennen. Gelijkenis treft men altijd aan... Doch dat is mijn schuld immers niet? En het leven heeft steeds mijn verbeelding geholpen...

Toen ik verleden jaar in mijn vacantiedagen op den Roodhuisberg te droomen lag en het Kempenland bij Aarschot overschouwde, toen zijn ze opgedoken. Het was een bonte menschenschaar. En keer op keer, wanneer ik daar terugkeerde onder de acacia's werd de

[pagina 216]
[p. 216]

lust grooter om hen te beschrijven. Verloren lag ik in het wijde landschap, turend naar de vreemdstaltige wolken, naar de zon die stralend uitschoot en naar de lucht zoo diep en blauw.

Als een naroes van lentevuur bloeiden de witte vlindertrossen van den acacia.

De acacia heeft een milde, fijne geur... Frisch en rein bezwangert hij de lucht. Tusschen de teergroene bladeren hangt zijn witte weelde...

Onder het symbool der onschuld en afwezigheid van booze driften heb ik aan mijn idealisten gedacht... En de leeuwerik hing onzichtbaar in den hemel.

Wanneer ik traagjes huiswaarts kuierde droeg ik een bloeiend takje in de hand...

In mijn buurt, in de stad, rook ik nog den nabloei van den acacia in de tuinen.

Zoo werden, in de schaduw der acacia's, de vertellingen verzonnen.

Weer lokt de lente. De verbeelding ligt gebonden in woorden, ik herleef mijn droomen en betreur de uren der verbeelding.

Ik keer van de haven, van de doode haven weer om u dit epiloog te schrijven.

Doodstil is de kamer. In de verte, verloren, kraait ieverans een haan.

Aan alles komt een einde!... De stilte beklemt mij!... 't Is me precies alsof ik maar weer ongeveer geschreven heb wat ik zeggen wou.

't Is nu eenmaal zoo, mijn vriend. Schep maar behagen in wat u behagen mocht, en denk aan mij als een idealist onder de idealisten... want zoo zijn wij menschen, nu eigenlijk allemaal...

Ik beschreef niemand boosaardig, wel glimlachte ik of was verteederd terwijl ik getrouw naar het leven probeerde te teekenen wat ik gefantaseerd had onder de bloeiende acacia's...

Vale.

 

Antwerpen 1917-18.

[pagina 217]
[p. 217]

INHOUD.

Blz.
Najaarsmijmering 1
De schat der Inca's 7
De bekoorlijke Erato 15
De drie lichtdragers 23
Weeldegenot 30
Eenzamen 38
De Huivering 46
Apostels 52
Nazomer 59
Lentelevens 66
Het rad van Avontuur 72
De groote gebeurtenis 80
Kerstnacht 87
Van 't een jaar in 't ander 95
De wegbereiders 102
De Kelderkoe 109
Het heilig princiep 116
Het verlangen der loodgieters 123
Het huis der haren mutsen 131
De vier filozofen 138
De ontgoocheling 143
De inwijding 150
De Kameleon 157
De zelfmoordenaar 165
Vrouwenhart 173
Vrijbuiters 181
Kinderen van Baal 189
Met verschroeide vleugels 196
Twee steden 204
Onder de acacia's 213


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken