Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 4 (1877)

Informatie terzijde

Titelpagina van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 4
Afbeelding van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.06 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 4

(1877)–R.C. Bakhuizen van den Brink–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Joseph Chmel.

Oostenrijk heeft een van zijne uitstekendste mannen verloren door den dood van dr. Joseph Chmel, op den 28en November jl. te Weenen overleden. Hij was in het jaar 1798 te Olmutz geboren, waar zijn vader onderwijzer was bij de ingenieursschool, aldaar aan de Stenden-akademie gevestigd. Zijne opvoeding genoot hij aan de scholen van Lintz en Kremsmunster en werd op zijn achttiende jaar in het koorheerenstift St. Florian opgenomen. Door de wetenschappelijke ontwikkeling zijner geestelijken, waaronder vele voor de beoefening der geschiedenis met vrucht waren werkzaam geweest, had zich dit stift een eervollen naam verworven, en de toenmalige proost Michael Arneth - een naam insgelijks der Oostenrijksche geschiedenis dierbaar - koesterde het in den jeugdigen Chmel sluimerend talent, niet alleen door hem bij de bibliotheek van het stift aan te stellen, maar door hem ook te veroorloven zijne paleografische en historische studien te Weenen voort te zetten. Hij was daarin meer dan iemand geoefend, toen hij in 1834 tot tweeden archivaris bij het k.k. huis-, hof- en staatsarchief aangesteld en in 1840 tot eersten archivaris benoemd werd. Chmel gaf van zijne onvermoeide werkzaamheid proeven in zijne Materialien zur Oesterreichischen Geschichte; zijn Oesterreichischer Geschichtsforscher, zijne Regesta Ruperti en Friderici III,

[pagina 320]
[p. 320]

zijne (historische) Handschriften der Bibliothek zu Wien en vooral in zijne aangevangene maar niet voltooide: Geschichte Kaiser Friedrichs IV (III) und seines Sohnes Maximilian I, waarvan slechts twee deelen (1840-1843) het licht zagen. Bij zijne groote werkzaamheid had Chmel eene voor de wetenschap in Oostenrijk eigenaardige verdienste; dààr werd de geschiedenis tot dus verre met veel talent, maar ook dikwijls met eene vooraf bepaalde strekking beoefend, hetzij in den geest van het bij de regering heerschend stelsel, hetzij in die eener vijandige oppositie, welke dan over de grenzen eene gedienstige drukpers en vrije lucht wist te vinden. Von Gentz en Von Hormayr vertegenwoordigen die beide rigtingen. Chmel ondertusschen behoorde tot geene van beiden, en zonder ter regte of ter slinke zijde om te zien, zette hij zijne onderzoekingen voort en bragt die met zooveel naauwgezette trouw aan het licht, dat het opmerking verdient, hoe wel eens in de beschouwing der roomsche keizergeschiedenis Chmel zoo zeer van zijn boezem vriend, den Frankforter archivaris Boehmer, verschilde, dat de katholijke koorlieer de protestantsche meening scheen te hebben omhelsd, terwijl de Frankforter protestant van ultramontanisme verdacht werd. Van dien Roomsch-duitschen keizerstaat had Oostenrijk de nalatenschap aanvaard, ofschoon uit verschillende, daaronder zeer onduitsche, bestanddeelen zamengesteld, en de archivaris des rijks begreep dat het voor de geschiedenis van dien staat evenzeer noodwendig was de bronnen en bouwstoffen der Duitsche rijksgeschiedenis te Weenen te vereenigen en te bearbeiden, als die van de Oostenrijksche erflanden, Bohemen, Hongarijë, Moravië en Lombardije daarmede in verbinding te brengen. Ook afgezien van Chmels buitengewone begaafdheid in middeleeuwsche paleografie en chronologie, was hij om die redenen meer dan iemand geschikt aan het hoofd van het Oostenrijksche archief te staan en aan de beoefening der geschiedenis aldaar, in verband met die van het overige Duitschland, den stoot en de rigting te geven. Maar dat hij dit deed

[pagina 321]
[p. 321]

zonder zich veel om het officieele stelsel te bekreunen scheen ‘ter hoogere plaatse’, zoo als het in Duitschland heet, niet te bevallen. In 1846 ontving Chmel een aanzienlijken titel, maar tevens een deftigen staatsman tot opzichter, welke voortaan aan het hoofd van het archief zou staan, en tot plaatsvervanger in zijn eigen vorigen rang een man niet zonder historische bekwaamheden, maar die juist toen om eene soort van Vindobona Mariana bijzonder de aanbeveling der geestelijkheid had verworven, en wien de bekwame ambtenaren van het Weener archief, allen kweekelingen en vereerders van Chmel, als iets beschouwden, wat wij in het Hollandsch dwarskijker plegen te noemen. Chmel gevoelde zich gekwetst en gedrukt door dat officieel toezicht, hetwelk hem niet door den titel van k.k. regeringsraad werd vergoed. 1848 kwam, niet om den ernstigen geleerde uit zijne studien in den stroom der omwenteling te werpen, maar om hem toch te verlossen van den hooggeplaatsten diplomaat, die over het archief en de historische wetenschap in Oostenrijk het oppertoezigt had te voeren. Sinds dien tijd wakkerde de ijver van Chmel op nieuw aan, en vond vooral in de in 1847 opgerigte Akademie van wetenschappen eene nieuwe bron van werkzaamheid. Zoo zich deze door talrijke elkander bij geringe tusschenpoozen opvolgende werken heeft onderscheiden, vele, en daaronder de beste, stukken zijn van Chmels hand. Onder deze verdient zijn opstel over de onechtheid der Oostenrijksche vrijheidsprivilegien als een bewijs van zijne onafhankelijkheid te worden vermeld. Eere zij der nagedachtenis des braven mans, wien, als schrijver minder gelukkig, niet die populariteit ten deele viel, welke meerdere vaardigheid met de pen zoo ligtelijk kan winnen, maar die als onderzoeker bij niemand in juistheid van oordeel, bij niemand vooral in waarheidsliefde achterstond. Aan het hoofd geplaatst van het archief, op een tijd dat in Oostenrijk de zin voor publiciteit, reeds van zelve niet groot, nog verminderd was door het ‘indiscrete’ proces der erven van Wallenstein, vulde hij aan hetgeen aan de vrijge-

[pagina 322]
[p. 322]

vigheid zijner regering ontbrak, door eigene welwillendheid en door hulpvaardige voorlichtingen, welke hij onvermoeid ook aan vreemdelingen wist te schenken.

(Konst- en Letterbode, 1858, No. 52).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren (5 delen)


auteurs

  • P.A. Tiele