Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940
Afbeelding van Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940Toon afbeelding van titelpagina van Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

artikel
100 artikelen/jeugdliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tekenend voor toen. Norm en vorm van de illustratie in Nederlandse kinderboeken 1890-1940

(1984)–Jopje Bakker–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

Bijlage: De druktechnieken voor kinderboekillustraties sinds 1850

In de tweede helft van de negentiende eeuw stonden verschillende drukprocédés tot de beschikking om de oorspronkelijke tekening in een boekillustratie over te zetten. Sinds 1820 werd de metaalgravure toegepast, waarmee de lijntjes nog fijner en dichter gegraveerd konden worden dan in de oorspronkelijke kopergravure. Door middel van kruisarcering werden dieptewerking en grijsnuances van de tekening weergegeven. Deze gravuretechniek was een diepdrukprocédé. Zetsel en prent werden derhalve met een verschillende pers op apart papier gedrukt.

Vooral in het buitenland kreeg de staalgravure concurrentie van de houtgravure-drukkerijen. Het voordeel van de houtgravure lag in het feit dat zetsel en plaatwerk in één proces afgedrukt konden worden omdat het beide hoogdruk betrof. De houtgravure komt tot stand door kops hout met een burijn te bewerken, waardoor dezelfde verfijnde grijstonen als met de staalgravure verkregen werden. Artistiek gezien stond de houtgravuredruk ver boven die van de metaalgravure, daar er een harmonischer evenwicht tussen tekst en afbeelding bereikt kon worden. Bekende illustratoren, wier platen in hoogdruk werden overgezet zijn Gustave Doré, de bekende Franse illustrator uit de negentiende eeuw, en de Engelse illustratoren Crane, Caldecott en Greenaway. De laatstgenoemden werden voornamelijk bekend door het kunstige kleurendrukprocédé van de drukker Edmund Evans. Hij gebruikte houtblokken om met vier of meer kleurendrukgangen de kleurnuances van de oorspronkelijke aquarel te evenaren.

In Nederland werd de houtgravure echter voornamelijk gebruikt voor het afdrukken van vignetten tussen de tekst. Vol-pagina (kleur)platen waren hier meestal lithografieën. Deze werden afgedrukt op glad papier, zodat er meestal in een boek vier platen (één illustratievel, namelijk in vieren gevouwen) op gelijke afstanden van elkaar voorkwamen, apart van de betreffende tekst. Vooral deze incongruentie met het zetsel, zowel wat betreft de druktechniek als de plaatsing, maar ook de steeds slechter wordende kwaliteit die de reproduceurs leverden onder de tijdsdruk van de met concurrentie bedreigende uitgeverijen, waren voor de puristen als William Morris een steen des aanstoots. In 1890 richtte hij zijn eigen pers op: De Kelmscottpers waarvoor hij eigen lettertypen, eigen drukinkt en papier liet maken. Daar Morris streed tegen de vervlakking die door de mechanisatie van het drukproces werd gestimuleerd, herstelde hij de ambachtelijke houtsnedeprent opnieuw in ere.

Tezelfdertijd echter was het mechaniseringsproces in de drukkerswereld in Nederland zonder protestgeluiden nog in volle gang. Rond 1870 ging hier het fotomechanische lijncliché de houtgravure vervangen. De lijncliché heeft overeenkomsten met de houtsnede. Door een fotografische reproduktie van de oorspronkelijke afbeelding op een lichtgevoelige metalen plaat wordt zo geëtst dat de afbeelding in hoogdruk komt te liggen. Massief zwarte lijnen en egaal zwarte vlakken zijn de kenmerken van de lijncliché. Vlakke tinten kunnen door middel van films (gelatinevellen met rasterstructuur) worden verkregen. Omdat rond 1900

[pagina 71]
[p. 71]

de Jugendstil steeds meer het decoratief zwart-wit spel prefereerde in plaats van de traditionele dieptewerking en toongradaties van de gravures, werd de lijncliché als de geëigende techniek van deze periode beschouwd.

Verwant aan de lijncliché was de autotypie of rastercliché. Door de afbeelding met tussenkomst van een raster fotografisch op de drukvorm over te brengen werd het mogelijk ook grijstonen te reproduceren. Lichte gedeeltes in de tekening worden kleine grijze puntjes; donkere partijen worden in de afdruk weergegeven door verzadigder puntjes die bijna in elkaar overlopen. Voor een weergave waarbij het raster zo fijn is dat de puntjes als een grijstoon overkomen bij de beschouwer, moet het papier zeer glad zijn. Men gebruikt derhalve voor rastercliché's kunstdrukpapier. Hierdoor werd dit drukprocédé als onbruikbaar gezien voor een esthetisch verantwoord boekconcept. In het kinderboek werd de autotypie hoofdzakelijk als driekleurendruk gebruikt en verdreef hiermee de chromolithografische reproduktiemethode. Nadelen waren dat de kleuren te vlak en te weinig stofuitdrukking hadden. Het voordeel was dat de kleuren er fris uitzagen omdat in tegenstelling tot de chromolithografie hier de kleuren bij de verschillende drukgangen in verband met de rasters niet versmelten en daardoor dof, grijzig worden. Zie voor het procédé van de druktechnieken onder andere Poortenaar, 1948 en Schwencke, 1951.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken