Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in verleden en heden (2003)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in verleden en heden
Afbeelding van Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in verleden en hedenToon afbeelding van titelpagina van Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in verleden en heden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.16 MB)

Scans (36.68 MB)

XML (0.82 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kalkboek. Het gebruik van kalk als bindmiddel voor metsel- en voegmortels in verleden en heden

(2003)–Koen van Balen, Bert van Bommel, Rob van Hees, Michiel van Hunen, Jeroen van Rhijn, Matth van Rooden–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 240]
[p. 240]


illustratie

[pagina 241]
[p. 241]

7
Aanhangsel

[pagina 242]
[p. 242]


illustratie
Figuur 54
Een wel zeer extreem voorbeeld van onzorgvuldig verwijderde voegen.


[pagina 243]
[p. 243]

Bijlage 1 Het testament van Adriaan Bommenee

Handelende van metselmaterialen en van metselwerken in soort, soo van voorgaande tijden als van deese jegenwoordigen tijd.

Sooveel de kalk aangaat die heeden alhier te lande gebruykt werd, bestaat in 2erley soort, namentlijk: kalk gebrant van steen en kalk gebrant van zeeschelpen.

Kalk die gebrant werd van steen en hier te lande verwerkt wert, is 3erley in sijn soort als Doornixse steenkalk, die werdt gebrant van swarte Doornixse steen, gelijk aan de zeewerken aan 't eyland Walcheren somtijds werd gebruykt voor sinksteen, en deselve wordt gestookt met Carlarooyse koolen, en deese koolenkalk siet seer grauw en komt alhier te lande geblust en ongeblust. Deese kalk werd veel gebruykt tot waaterwerken als aan steene kaayen, zeemueren, steene sluysen en tot fondamenten onder huysen en schueren en voor reegenbakken, edog in gans Oostenrijk en Frans Vlaanderen werdt geen andere kalk verwerkt als Doornixse kalk, soo aan waaterbakken als aan opstaande gebouwen. Den assen van deese kalk is extra goet om in den grondt meede te werken, soo aan waaterwerken als aan fondamenten van gebouwen dat geen dag en siet en nat van gront is. Dog ik heb bij ondervinding dat in voorige tijden op drooge gronden en fondamenten sijn aangelegt van opgaande gebouwen 2, 3, ja 4 laagen dik in zavel in de plaas van in kalkmortel.

In Vlaanderen strijkt men de soomen en vorsten met deese kalk, soo tiggel, schalie als pannendaken, maar deselve Doornixse kalk is daartoe niet bruykbaar, of men moet deselve mengen met korte paardemis[t] en koeyehair, anders soo scheurt al het aanstreijksel soo binnen als buytendacks in 't opdroogen en in den winter vallen de scheurtjes vol waater en dan vriest het alles af.

Als men den Doornixsen kalk alhier te lande verwerkt aan opgaande gebouwen, soo sijn de voegen seer ras uytgegeeten door de lugt en verteert, en in Vlaanderen niet, dat ik meen dat 't ontstaat uyt 2 reeden als eerst soo gebruyken sij daartoe een soort van geel en doorset landtsant, ten andere is het grof van korrel, daar wij inteegendeel sant hebben dat feijn van korrel is en siltig; ten andere sop hebben wij in Zeeland veel straffer lugt beset met zeedampen. Maar vervolgens sij hun kalk verwerken, soo in Vlaanderen als in Brabandt, soo werdt alle kalk aldaar geput, daar men in 't vervolgh naader van sal melden.

De twee soorten van steenkalk werd gebrandt van grauwe Causinsen steen in 't graafschap van Heenegouwe, en werdt gestookt met houdt en met Carlarooyse kelen. En deese soort van kalk wert veel verwerkt in Brabant en daar rondsom en gemengt met geel of wit landsant, dat meede seer slegt is. Maar deese kalk kan beeter teegen de lugt als de voorgemelde Doornixse kalk en is ook veel witter van coleur. Maar als men deselve begeert te gebruyken aan daaken, soo vereyst deselve om behandelt te werden als de boovengemelde Doornixse kalk. En de as die van deese kalk komt heeft meede een goet gebruyk onder waater of in den grondt buyten de lugt.

De 3 soort van steenkalk komt van Luyk, en die wert gebra[n]t van witaghtige grauwe steen en daarvan is te Dordereght de stapel alhier in de Neederlanden af. En deese is de voornaamste steenkalk die alhier te lande gebruykt werdt. En west ook seer bequaam gehoordeelt bij veele voer alle werken in alle soorten. De Sausinse kalk heeft met de Luykse kalk seer veel raport en overeenkomst, soo in sijn aart, als in sijn gebruyk.

Alle deese soorten van kalk die vallen t' allen tijd niet even goey. 't Is ook al na [dat] de steen valt en na dat deselve gestookt werdt. Want ik hebbe ondervonden dat de kalk in 't blussen doof was derhalve dan weynigh komt te schieten, soo is deselve te veel gebrandt. En soo daar veel steenen in sijn die niet blussen willen, soo is de kalk te weynig gebrandt. En ook na dat er reegen valt in 't branden.

Deese 3erley steenkalk werden veel gebruikt in de quarúeren daar de selve vallen om de landen met te misten.

Men segt voor een algemeen spreekwoordt: ‘De materiaale sijn soo giet niet meer als in de voorige tijden.’ Contraary is waarheyd: ten opsigte van de kalk sijn de materiaale soo goet als in voorige tijden, maar nu heeden soo werden alhier de materiaalen van kalk, tras, sand, etc, soo niet behandelt als in oude teijden, gelijk heeden nog geschiet in Vlaanderen, Brabandt, Henegouw, Naamen, Luyk en in de verdere Waalse provincien en als ook in Vrankereijk en op eenige plaatsen in Hollandt.

Alle kalk van steen gebrant, moet eerst met waater op sijn pas en [orders] werden nat gemaakt en dan opeen geschooten en den volgenden dag gekeert. Als sij dan overgemeeten werdt, soo moet deselve als de kalk goet is, de helft vermeerdert sijn. llan de kalk met kleene partijen gedaan in een houten bak en deselve dunne gemaakt met vers waater, en geroert tot dunne modder en dan deselve laaten afloopen in een groote put in den grondt daartoe gemaakt met een houte of steene kasse daarin en die put vol sijnde, soo is 't noodig in den grondt daarnaastaan nog een dito put te

[pagina 244]
[p. 244]

maaken om 't dunne daarin af te laaten loopen en laaten dan beyde die putten overdekken met landt en soo leggen een alf jaar of een geheel of nog langer, soo sal de laastgemelde kalk in de put daar het dunne sal in overgeloopen sijn als de kalk in den andere put want daar sal al de seem van de kalk in sitten: dat is de vetigheydt van d' selve.

Dan deselve gemengt met tras of met tras en sandt of met sant alleen nadat 't werk sal koomen te vereysschen dat men daarmeede sal begeeren te maaken. Maar dat moet men deselve wel dooreen mengen, doorsteeken en plaamen 2 a 3 daggen aandenandere; dan sal de mortel goet sijn.

Maar hoedaanig handelt men nu daarmeede bij de meeste baasjes metselaars! De kalk werd droog op een hoop gedaan en gemenght met sant of tras ofte met sant en tras tesaamen na dat het werk comt te vereysschen, en dan wat dooreen geroert in de plaas van wel doorstooken en geplaamt, want sij sien daar selden selver na en 't is ordinaar met veele baasen: 't is goet gonoeg voor een opperman als 't maar de gedaante van een mensch heeft, en de metselaersknegt die het sijn funksie is om na te sien, die hebben 't meeste gros selve geen verstand van en soo deselve daar nog van weeten, soo sullen sij uyterlijk daarvan seggen: ‘Gij moet de mortel wat beeter doorsteeken’.

De tweede soort is kalk gebrandt van zeeschulpen, en werden gestookt met Vriessen of Gronniger turf.

De zeeschelpen werden meest gehaalt op de sijstrant van Hollandt, gereekent van bij Schevelingen tot bij en ontrent Tessel etc. en langs de Vriesse kusten en daar werden de schelpen opgehalt van 't strant ofte opgereijft en gebaggert voor de strande 4, 5, a 6 voeten van onder 't waater op en dan werden deselve vervoert na d' kalkovens Hollandt in, soo onder Reijnland, Smeulenaars en na andre plaatsen in die provintien en verder na Vrieslandt, Overijsel, Gronniger Ommelanden en na het graafschap Drent en Twent, etc., daar deselve tot kalk werden gebrant en gelest, en dan vervoert door de gantse Uny om verwerkt te werden. In Zeeland werd de schelpkalk meest verwerkt binnenshuys en aan grauwe gevels en tot dakwerk. Schelpkalk en Doornixse kalk van ider den helft saamengemengt, maakt een goede compositie in de lugt.

De kalk is niet alle even deugsaam, maar die van harde, vaste steenen gebrant, is beeter en vetter als die van losse sandige steen gebrant werdt. De schelpkalk die gebrandt wert van harde ronde geribde vaste grauwe schelpen, is beeter als die gebrandt werdt van saghte gladde ovale schelpe. Ook is de kalk beeter die gestookt werdt met turf die weynig graaft als met voghtigen turf: die laaten te veel as onder de kalk. In Hollandt, Vrieslandt, Overijsel, Gronningen in de Ommelanden en in Drent en Twent, etc., wert alle metzelwerken gemaakt sonder eenig onderscheyt met schelpkalk, soowel waaterwerken als opgaande gebouwen, soowel in de lugt als binnenshuys.

Mijn is gebleeken bij attestatien, die gegeven sijn op het versoek van d' Heer Pieter van Lelyveldt, Schelpbrander tot kalk onder Reijnlandt, die alle daagen met 8 ovens laat werken, door deekens en overluyden van de metselaarsgilden binnen de steede Haarlem, Leyden, Delft, Rotterdam en 's Gravenhage, etc., dat sij alle metselwerken maaken sonder onderscheyd van wat natuer of conditie deselve mogten sijn, met schulpkalk. Ik heb ook geleesen een dito adtestatie van Pieter Leening te Helvoetsluys directoor over de fortificatien die hoorig sijn onder d' Ed: Mog: Hn Gecomiteerde Raaden van Hollandt voor sooveel de gemelde leggen onder Zuyd-Hollandt, dat hij alle waaterwerken laat maaken met schulpkalk. Om nu voorbij te gaan diverse attestatien van particuliere werkbaasen in Hollandt, die meede daarbij waare en ik gesien heb, soo is mijn nog een attestatie aangetoont van een steene sluys die in den jaare 17hondert en in d' dertigh in Vrieslandt is gemaakt, daar geen andere kalk aan is verwerkt als schulpkalk en gem[elde] sluys was voor rek[eninge] der provincie en 't is wel af te meeten dat de selve sluys niet kleen moet sijn, want deselve bout in dat aan de sluys is gebruykt 90 maal hondertduysent steen.

Alle gemelde attestatien sijn gedrukt en van ider afdruksel heeft geme[lde] heer Lelyvelt eene gegeven aan mijn soon Jan Bommenee, meester metselaer te Middelburg in Zeeland, en d' selve sijn vertoont aan d' Ed: Heeren threzauriers der stad Middelburgh, die iico een proef daarvan hebben laaten neemen met te laaten stoppen van een gat aan een hunner steene kaymueren.

De reeden dat deese attestatie sijn in de weerelt gekoomen, is omdat Bergen op den Zoom op die tijd sijn weederhelft is gefortificeert aan de noortwestkant, dat de gem[elde] heer Lelyveldt daar gaaren een leverantie aan soude gehad hebben, soo heeft hij die attestatie ingewonnen en deselve gepresenteert aan de Ed: Mog: Heeren Raade van Staaten in 's Hage en die hebben deselve gesteld in handen van den directeur over Staats Vlaanderen Ad.v. Duyn en in handen van de doenmaals daar sijnde inginieurs in loco, die raport hebben gedaan aan den Raad van Staaten na hun beste kennis en weten maar niet na de waarheydt van de saak, soodat de schelpbranders tot kalk van die werken niet hebben geproffiteert.

[pagina 245]
[p. 245]

Alle waaterwerk dat gemaakt wordt met kalk, die gemengt moet sijn met zement, daar men hier te landen toe gebruykt tras, daar men ordinaer in een sak steenkalk een alve sak tras doet, maar ik meen bij ondervinding dat den tras tot sulken werk te veel gemenasieert wendt; ik seg dat dan ordinaer de mortel te vet valdt, derhalae soo meyne dat in waaterwerk verheyst voor sterken trasmortel in 4 sakken steenkalk 3 sakken tras.

Maar als imandt werk na den eys maakt als een goet argiteck, soo is men al veel te kosbaar, vooral daar een schraale kas is.

Ik hebbe bij ondervinding dat in schelpkalk, die schraalder is als steenkalk, genoeg is als men in een sak kalk menght een alve sak tras voor sterken trasmortel voor waaterwerken.

Tras of duyfsteen komt van booven uyt Duytsland en wel meest uyt het boovengedeelte van 't graafschap Bentem. Sij is seer grauw van coleur. Sij komt selde af in grooter stukken als straatsteenen. Te Dortrecht en te Gornighem etc. wert die steen gestamp door wintmoolens en, dan gesift; in Vrieslandt gebrooken met breekmoolens die met paarden gaan.

Fine aas van Engelse, Schotse, Luykse, Naamse of Carlaroyse koollen etc., feijn gestamp en gesift en onder een sak kalk gemengt [in plaas van tras] een vierde sant en een 4 van de gemelde koolas en dat wel doorbout en doorstooken, versteent extraordinair hart als tras [-]mortel en is seer bequaam om kassen voor reegenbakken mede te maaken en alle soort van steene fondamenten in den grondt en om oude mueragien 1 a 2 voeten in en booven den grondt om deselve daarmeede te repareeren en te onderschoejen en in te stoppen.

In 't Waals quartier, Frans Vlaanderen en Vrankrijk en elders gebruykt men voor zement of tras ordinaer in de kalk een goet, dat aldaar genaamt werd: mastik, dat is alle soorten van oude dekpannen, tiggels, plavuysen en alle stukken van nieuwe, alsmeede vrak-[k]e die kromhart ingescheurt sijn, dus onverkoopbaar, en dat wert alle in breekmoolens gemaakt feijn en gesift en gebruykt in plaas van tras en dat versteent seer wel. Dit heb ik ook gebruykt, en ondervonden dat het seer goet is, maar 't wil wel half en half gemengt sijn voor sterke mortel. 't Blauwe en 't roode werdt ider apart gehouden; de sommige meenen dat 't blauwe wel soo sterk droogt als 't roode.

Ik heb met veel oplettentheyd nagesien de 2 overgebleeven thoorns van de geweese voorpoort, die gestaan heeft voor 't vernietight en gedemoljeert casteel Sandenburgh, die gebout sijn ontrent den jaare 1300. Deese twee thoorns of rondeelen sijn rondt ontrent 14 a 15 voeten over hun diameeter, gebout van buyten met 4 laagen Zeeuwse moppen en dan telkens een witte arduyne specklaag soo tot booven opgaande. Al de gebakken steenen sijn gewerkt Vlaams verbandt, de petitse koppen alle verglaast. De sterkste steenen harde uytgesoghde Zeeuwse moppen, soodat heeden nu aan de steenen nog niets en komt te manqueren, alsof et maar een maand of jaar gemaakt waar. Maar tot groote verwondering is te sien dat aan dat werk nog geen een voeg komt te manqueeren nog stootvoegen, nog platte streekse voegen.

Aldaar staat nog ter suyden af een steene reduyt, die meede gemaakt is ontrend dien tijd van Hollandse drielinge en nu dient voor een bakkeet. Daar mankeert meede geen voeg aan. Dees kalkvoegen heb ik alleen [=allen] nagesien en seer nauwkeurig getoest en ik du[n]k onder corectie, dat die werken sijn gemaakt met schelpkalk die alhier in Zeeland gebrandt is en gestookt is met Zeeuwse daring. Want 't coleur is van binnen aan de kalkvoegen wat [schralder en] blauwer als heeden de opgedroogde [vriesse] schelpkalk valt die verwerkt is nadat men in Zeelandt niet meer dering heeft moogen slaan, soodat het meijn toescheijnt, dat die blauwagtige couleur is ontstaan uyt den siltigen dering daar de kalk meede gebrandt sijn, want dat op die teijden seer veel zeeschelpen op deese Zeuwsche stranden sijn te bekoomen geweest buyten nu, kan met veel reeden genoeg beweesen werken.

De stadsherberg tot Veere, genaamt den Campveersen thoorn, is met een en deselve soort van kalk gemaakt als die aan 't geweese casteel Sandenburgh.

Agter het stadswerkhuys te Veere staat nog een stuk van de oude stadsringmuer, gebout ontrent het jaar 1270 of daarontrent, meede gemaakt is met de selve soort van kalk als de twee voorgemelde werken. Is waarheyd. De steen aan die muer door inwaatering vriest wel los en aan stukken, maar de kalk niet. En dat het schelpkalk is, heb ik bevonden in 't breeken: soo waaren van binnenin de voegen in de kalk stukies zeeschelpen, want in de reparatie van deselve soo heb ik mijn werk daarvan gemaakt om te ondersoeken. Heeden nu nog sijn aan eenige stootvoegen aan die muer opgewerkte stootvoegen aan Welke opleght een fornis alsof het verglaast was. Wat voor een substantie dat het is, heb ik tot nu toe nog niet konnen ontdekken of nagaan.

[-] Dat de schelpkalk in oude teijden geput is geworden, soowel als men nog inde Oostenrijkse provintien de steenkalk put, geloof ik vast waar te sijn. In den jaare 1503 heeft Lodewijk van Mondfoort te Veere laaten bouwen aan de zee een thoorn. die na sijn naam

[pagina 246]
[p. 246]

genaamt werdt, met een gaanderij daaraan, welke thoorn nu dient tot een gevangeplaas. Dat metselwerk is gemaakt met geputte Luykse kalk, want aan 't witte coleur is deselve genog te kennen en dat deselve is geput geweest, is genoeg te sien voor die kennis heeft van metselwerk. [-] In steenkalk, die maar geblust is en niet geput is geweest, als deselve is gewerkt, sijn altijd ongeleste kleene klonties en vooral en meest in de Luykse kalk. En die koomen namaals te blussen in 't werk. En als namaals aan sulk werk gebrooken werd, soo ondeckt 't dan doordien daar plecken sijn die ongemenght sijn met sand of tras; maar niet klaarder is te vinden dan als men binnemueren volraapt met steenkalk; aldaar soo een klompie komt te sitten, daar sprinkt door 't blussen naarmaals een schelver van de plaastering af 1 a 1½ d[uym], de sommige wel 2 duym overkruys in de ronte af van de mueren.

En dit gebouw is van buyten kraghtig uytgeeten en van de zeelught en de son verteert en diverse maallen volgeset. Voorsooverre dit gebouw van ondere van de zee beloopen wert, is het voorwerk gemaakt geweest met witte arduyn; die steenen sijn van hun kalk wel een voet diep uytgegeten geweest, edog daar is geen tras in gewerkt geweest.

Mijn is beregt dat over 24 a 25 jaaren in de Willemstadt gemaakt is een steene moolen met Luykse kalk. En die is aan de zuydkant al eens de voegen volgeset; en nu 1750 vereyst sulks al weederom gedaan.

De Niervaart, gemeendelijk gesegt de C[l]undert is een jaar daarna meede een dito steene molen gemaakt met schelpkalk en daar manqueert heeden nog geen voeg aan.

In 't jaar 1736 is tot Veere gemaakt een steene botterklomp, dat is een bedorve moolen sonder gaanderij met Luykse steenkalk en van nu af aan is de zuydkant al noodig om te voegen vol geset te werden.

Derhalve soo koomen mijn gedaghten met de voornoemde attestatie en gemelde oude werken seer wel overeen.

Alle oude gebouwen sijn in Holland en Zeeland en Vrieslandt gemaakt met schelpkalk om reeden de steen is seer nat verwerkt met sware voegen en soo het steenkalk waar geweest, soo soude die voegen soo swaar en dik niet kunnen sijn, want de steenkalk is te vet en die dreijft te veel uyt op en tussen natte steen en dan beloopt het werk van vooren te veel en wen te vuyl en dat is in 't afreen nooyt schoon van de steen af te kreijgen. En soo de steen droog verwerkt waar, soo sou het werk niet aandenandere gevest hebben, daar contrary geen swaar out werk niets vandenandere te kreijgen is. En de kalk die aan de oude gebouwen is scheyt niet van de steen, maar contra, soo breek de oude steen gemakkelijk vandenandere.

Heedendaags alle grauwe gevels werden met half natte steen en schelpkalk gemaakt, omdat deselve niet en kwijlt. En bij gebrek van schelpkalk neemen de metselaers Luykse kalk met drooge steen om 't kwille, want die werken moeten van vooren suyver schoon sijn. Maar sulke gevels waaieren ordinaar van binnen door, derhalve vereyst deselve hunne agterwerken gemetselt met sterken tras en hartgrauwe moppen.

Om nog een nader exsempel aan te haalen. Laaten een metselaar een binne of buytenmuer maaken met natte steen dat sijn vingeren doorgaan en dat met schelpkalk als ordinaar, soo sal de seijde daar [hij] sal voorgestaan hebben, schoon sijn en de muer opgedroogt sijnde, sal de selve muer niet te breeken sijn. Maar laate hij met de selve mortel en steen een tweede muer maken mits dat de steen sal droog sijn in 't metselen; als de muer sal opgedroogt sijn, wert hij namaals afgebrooken, soo sal de kalkmortel van de steenen afvallen suyver en schoon.

[-] In de jaare 17c en in de dertig soo stond de kerk te Westcappelle gans bouwvallig. Doen is deselve na een gemakt bestek, door mijn opgesteld, besteed met den thoorn. Dit bestek hielt onderandere meede in, dat den aanneemer moest afbreeken de mueragien die teegen den thoorn aan stonden van de vondtcappel en met die oude Zeeuwse moppensteene te stoppen de oude kerkmuuren en de gaaten die in den thoorn waaren. Dat breeken gink wel d' 3 a 4 bovenste laagen, die door reegen, sneeuw en vorst waaren losgeraakt, maar de verdere na beneeden was onbreekbaar; en daar quam geen een goede moppesteen om te kunnen verwerken. 't Was niet anders bequaam als tot sinkbrikken of om in weegen te voeren. En dat werk is ook gemaakt met één en deselve soort van kalk als de voorgemelde gebouwen.

In den jaare van 16c en in de 70, 80 en in d' 90 soo quam te Middelburgh veel Engelse steenkalk, die daar gebragt wierdt voor ballast. Die kalk was seer goet en goedekoop: men kon deselve koopen voor 8 a 9 schellingen per hoed, dat was met de onkosten per Middelb[urghse] sak om 4 stuwers. Maar na dien tijd soo hebben de Engelse manifactuerscheepen singel, dat sijn kleene straatkeyties voor ballast ingevoert en vaaren daar weederom meede weg als sij ballast noodig hebben.

De hedendaagse prijs van kalk, tras en sand.

Een sak schelpkalk tot 16 sakken in het hoet Middelburghse maat, kost

£     :     -     1     -     8

[pagina 247]
[p. 247]

Een dito sak gebluste Luykse steenkalk tot 16 sakken in 't hoer als boven [die van Luyk of Brussel komd], kost

:     -     2     -     6

[1749 vald de kalk nog seer duur]

Een dito sak gebluste [kalk] die uyt Heenegouw komt a 16 sakken in 't hoet, kost

:     -     2     -     6

Een sak gebluste kalk die van Doornick kommt [over Gend] a 16 sakken in dito hoer,

Kost

:     -     2     -     2

Een sak ongebluste kalk die van Doornick komt a 15 sakken in 't kruys, kost nu

:     -     5     -     :

Een sak tras van 8 spint in een Middelburghse sak kost

:     -     8     -     :

Een voer wit duynsant

:     -     5     -     :

Een gemeene mande sant

:     -     :     -     2

Een dito groote mande

:     -     :     -     3

Van Naamen komt witkalk in witte tralimandejes,

dat sijn klompen als vuysten en die kosten per mandt

:     -     6     -     :

Uyt Vriesland komt feijne stofkalk om meede te witten en die is bequam om te gebruyken voor de plakkers om deselve te mengen met playster en kost per sak

:     -     6     -     :

Men wit ook veel met gesifte Dortse kalk en kost per spint 9 groten of per sak

:     -     6     -     :

 

De beste kalk om te witten is grauwe Luykse kalk, ongesift, en die in een tobbe geset met waater 14 dagen om te weyken en dan sooveel men noodig heeft door een teems gedaan, dat sal spierwit opdrongen en niet afgaan als 't sal opgedroogt sijn, edog 't wilt wel wat lacmoes daarin hebbe: dat verteert 't grauw dat nog in de kalk is.

Alle mueren die vet sijn van kaars of lamprook sijn noodgig eerst overgewit met gomwaater en dan met witkalk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken