Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vlegeljaren van een H.B.S.-er (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vlegeljaren van een H.B.S.-er
Afbeelding van De vlegeljaren van een H.B.S.-erToon afbeelding van titelpagina van De vlegeljaren van een H.B.S.-er

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.85 MB)

Scans (8.07 MB)

ebook (4.17 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Illustrator

B.J. Kempers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vlegeljaren van een H.B.S.-er

(1931)–J.P. Baljé–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

Hoofdstuk XVII.
Miesje is boos!

Wim had Mies na hun fietstocht nog niet gezien, want toen hij in Vlissingen terug kwam, bleek, dat Miesje juist voor een paar weken op reis was gegaan.

Het eerste, wat hij weer van Miesje merkte, was een briefje van haar, dat hem door Arie werd overhandigd!

‘Van je meisje!’ zei die grinnikend. ‘Ze heeft het me gegeven en gevraagd of ik dat aan Wim de Haas wou geven. Ze keek zoo kwaad, is er misschien iets?’

Wim gaf geen antwoord. Een angstig voorgevoel maakte zich van hem meester. Miesje was terug en ze liet hem door Arie een briefje brengen! Dat was zonderling!

Zenuwachtig scheurde hij de enveloppe open, haastig een klein kattebelletje er uit halend. Bij den eersten blik op het papiertje werd hij bleek. ‘Wim’, stond er alleen boven. Niet eens ‘Lieve Wim’! En de rest was een koud stortbad voor hem.

[pagina 169]
[p. 169]
‘Het moet maar uit zijn tusschen ons,’ stond er. Het is mij gebleken, dat ik me in je vergist heb. Ik kan niet langer van je houden! Onmogelijk. Ik wensch je het allerbeste toe in je verder leven, want haten kan ik je, ondanks alles, niet.’

Wim keek donker. Die laatste zin had ze zóó uit een boek, dacht hij cynisch, maar hoe kwam ze er overigens bij, zoo'n idioot briefje te schrijven. Hij begreep er niets van. Ze waren toch als heel goede vrienden van elkaar gegaan vóór hun fietstocht! En nu.... dit!

Nijdig frommelde Wim het briefje in elkaar. Hoe kwam ze daar nu bij? En plotseling, als een heldere lichtstraal, schoot het door zijn brein: Ze is op reis geweest, veertien dagen lang; ze heeft een ander leeren kennen!

O, wat een gemeen, trouweloos wezen! Wat waren alle meisjes toch slecht. Eerst Nelly, nu Miesje weer!

Wim zat aan het strand, toen Arie hem het briefje gaf en die was naast hem komen zitten. Met verwondering staarde Arie hem aan.

‘Is er iets, Wim?’ vroeg die aarzelend.

‘Nee!’ zei Wim kort, maar het gezicht, waarmee hij dat zei, sprak boekdeelen.

En toen, opeens, zakte Wim's nijd en maakte plaats voor een bittere, diepe smart. Hij had zich wel languit neer willen gooien en met zijn handen in het zand willen wroeten van verdriet en het dan uitsnikken, in wilde, niet te stuiten ellende. Miesje kon toch zoo lief zijn, hij zag haar aardig, vroolijk snuitje, in gedachten zag hij haar donzen wangetje, dat hij vaak had gekust, haar zachte, warme mondje.... Ellendig, wat brandden nu

[pagina 170]
[p. 170]

zijn oogen en wat had-ie een droog, akelig gevoel in z'n keel!

‘Zeg Wim!’ hoorde hij Arie naast zich zeggen, ‘daar is ze!’

Met een schok richtte Wim zich op en hij zag, hoe Miesje juist de trap afkwam, die naar het strand leidde. Ze had een boek onder den arm, blijkbaar was ze van plan wat te gaan lezen aan het strand.

Wim deed net, of hij haar niet zag, maar hij lette goed op, waar ze ging zitten. Vijf minuten liet hij haar den tijd, toen stond hij vlug op en zonder nog naar Arie om te zien, liep hij naar Miesje's stoel.

Ze schrok, toen hij zoo ineens voor haar stond, maar ze herstelde zich direct. Koel keek ze hem aan.

Een mengeling van gevoelens was er in Wim's hart, maar alleen weekheid bleef over, toen hij in haar lieve oogen keek.

‘Miesje!’ zei hij zacht, ‘wat beteekent dat briefje van je?’

Ze keek ontstemd. ‘Mij dunkt, dat dat nogal duidelijk is,’ zei ze. ‘Je kan toch lezen?’

Haar koude toon verkilde hem. ‘Ik.... ik begrijp het niet, Mies!’ bracht hij uit, ‘toen ik wegging was er toch niets.’

Een schamper lachje kwam om haar mondje.

‘Toen je wegging,’ zei ze scherp, ‘ja, tóén....’

Weer kwam Wim's wantrouwen. Dus het was toch in haar vacantie dat ze veranderd was. Toch een ander. Hij werd sarcastisch:

‘Zoo, dus je bent met een ander meegeweest. Jij hebt een ander leeren kennen.’ En dan, woedend: ‘Het is mooi van je, dat moet ik zeggen!’

[pagina 171]
[p. 171]

Miesjes oogen vonkten. ‘Dat moet jij noodig zeggen! Jij, die zelf......’

Ze hield op en ze leek ontroerd.

‘Wat heb ikzelf?’ vroeg Wim, ‘heb ik iets misdaan?’



illustratie
.... LIEP HIJ NAAR MIESJE'S STOEL. (Blz. 170.)


Mies haalde wrevelig de schouders op en ze keek hem niet aan. ‘Tracht je er maar niet uit te redden,’ zei ze, ‘liegen helpt niets. 't Is gemeen van je, hoor, erg gemeen!’

Wim trappelde bijna van ongeduld.

‘Maar zeg me dan wat er is,’ zei hij wanhopig. ‘Ik ben me van niets bewust.’

‘Charles heeft het me verteld,’ fluisterde ze, ‘die

[pagina 172]
[p. 172]

nichtjes.... in Dordrecht....’ Ze greep haar zakdoekje en Wim, die weer hoop kreeg, trok vlug een tweeden strandstoel bij en ging tegenover haar zitten.

‘Miesje,’ zei hij teeder, ‘ik geloof, dat er een misverstand is. Charles heeft natuurlijk geplaagd, een grapje gemaakt. Hij is zoo. Arie hebben we er ook mee geplaagd. Niets, hoor je, kindje, niets is er met die nichtjes. 't Zijn flauwe, akelige, nare wezens.’

Van terzijde keek ze hem aan, nog lang niet overtuigd.

‘Ik geloof je niet,’ snikte ze, ‘want.... want.... uit Dordrecht heb je me ook geen kaart gestuurd! Toen had je het natuurlijk te druk met die nichtjes!’

Zachtjes trok Wim haar handen van voor haar gezichtje. ‘Kindje, geloof me, ik hou' alleen maar van jou.’

‘Heusch?’ snikte ze nog na, maar er was toch al een lachje in haar oogen.

‘Natuurlijk!’ jubelde Wim.

‘Nou,’ vond Miesje, ‘dan.... dan.... moet je dat briefje maar verscheuren!’

Toen kwamen de beide strandstoelen nòg dichter bij elkaar, zoodat er nauwelijks nog een opening tusschen was. En Wim begon te vertellen van zijn fietstocht, van de ‘zeven glaasjes melk’, van al zijn avonturen....

En hij vertelde nog veel, heel veel meer. Maar dat was alléén maar bestemd voor Miesje's ooren, die er gretig naar luisterden, met een verheugd blosje op haar wangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken