Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus
Afbeelding van De warachtighe historie van doctor Johannes FaustusToon afbeelding van titelpagina van De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.23 MB)

Scans (8.51 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Editeur

René Blankers



Genre

drama

Subgenre

legende-mythe-sage


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De warachtighe historie van doctor Johannes Faustus

(2004)–Carel Baten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van dry treffelickeGa naar margenoot1 graven die Doctor Faustus op haer begeeren tot Munichen in Beyerlant -op de bruyloft van den sone des hertogen, om die te besiene- door de locht voerde.

DAer waren dry treffelicke graven die ick alhier niet noemen en wille, ende die doen-ter-tijt tot Wittenberch studeerden. Dese quamen by malcanderen ende, sprekende van de groote pracht die op de bruyloft van den sone des vorsten tot Beyeren wesen soude, soo wenscheden sy hun om slechs een half ure aldaer te moghen wesen om te besiene hoe dat alle dinck aldaer soude mogen toegaen. Terwijlen dat sy hieraf spraken, so seyde een van dryen: ‘Lieve neven, ick weet ons goeden raedt om de voorseyde bruyloft te siene. Oock so sullen wy noch denselven nacht wederom alhier tot Wittenberch wesen. Ende dat is mijnen raet dat wy Doctor Faustus ontbieden ende hem dese sake te kennen geven, mits belovende hem daervoor eene vereeringheGa naar margenoot2, dat hy ons hierin wil behulpelick wesen. Ende ick weet voorseker dat hy ons sulcx niet en sal weygheren.’ Welcken raet sy altsamen goet vindende, hebben Faustum ontboden ende hieldenGa naar margenoot3 hem sulcx voor, mits hem daerby een gheschenck gevende ende hem so wel-tracterendeGa naar margenoot4, dat hy tevreden was ende henlieden beloofde daerin te dienen. Als nu den tijt voorhanden was dat de voorseyde bruyloft soude geschieden, so ontboot Doctor Faustus de graven in zijn huys, deselve aenseggende dat sy hen opt alderschoonste cleeden souden. Ende als sy reet waren, nam hy eenen breeden mantel, denwelcken hy in zijnen hofGa naar margenoot5 uutspreyde, op denwelcken dat hy de voorseyde graven sette ende hemselven int middel van haerlieder. Ende hy beval hen dat sy niet spreken en souden solange als sy uut waren. Ende al waren sy schoon

[Folio 34v]
[fol. 34v]

int hof van den hertoghe van Beyeren ende haerlieder yemant toespreken oft hen wat vragen wilde, niemant geene antwoorde geven en souden, dwelcke sy altsamen alsoo beloofden te doene. Op welcke belofte dat Doctor Faustus hem nedersettede ende zijne conjuratiënGa naar margenoot1 begost te doene. Met dies so coemt daer eenen wint die den mantel met haerlieder altsamen in de locht voerde, soodatse op de bestemde tijt tot Munichen op de voorszeyde bruyloft quamen. Maer sy worden onsichtbaer ghevoert datseGa naar margenoot2 niemant ghewaer en wiert voordatse in des vorsten hof waren. Ende also den maerschalcGa naar margenoot3 hare comste vernomen hadde, gaf hy den hertoge sulcx te kennen ende seyde dat alle hertogen ende heeren gheseten waren, maer dat daer buyten noch dry heeren met eenen dienaer stonden die stracx aencomenGa naar margenoot4 waren; dat men deselve behoorde willecome te heeten ende vriendelick te ontfanghen. De hertoge stont op ende hietseGa naar margenoot5 willecome ende spracse toe, maer sy en wilden niet spreken. Ende dit geschiede des avonts als men aen tafel gheseten was om te gaen eten, mits dat sy den heelen dach door des Fausti conste de geheele pracht der bruyloft onsichbaer aengesien hadden. Mitsdien van Faustus (als voor gheseyt is) haer wel sterck verboden hadde denselve dach met niemant te spreken ende dat, so wanneer hy segghen soude: ‘Voorts op!’, sy alle ghelijckelick aen den mantel grijpen souden ende alsoo in eenen oogenblick vandaer wechstrijcken soudenGa naar margenoot6. Ende also nu de hertoge van Beyeren met haerlieder sprack, niettegenstaende dat sy hem gheen antwoorde en gaven, so heeft men nochtans haerlieder het handtwaterGa naar margenoot7 ghegeven. Ende mitsdien dat Faustus sach datter eenen grave was die tegens zijn ghebodt doen soude, begost Doctor Faustus te roepen: ‘Voorts op!’. Stracx so streken die 2 graven ende Doctor Faustus die aen den mantel gegrepen hadden daervan, maer den derden, die sulcx versuymt hadde, worde ghevangen ende in een ghevanckenisse gesmeten. Maer de andere twee graven quamen also denselven nacht noch tot Wittenberch, die seer ontstelt waren vanwegen haren cozijnGa naar margenoot8 die sy achtergelaten hadden. Daerop datseGa naar margenoot9 Doctor Faustus vertroosteGa naar margenoot10 dat hy hem des anderdaechs morghens soude verlossen. Den ghevanghenen grave wast seer verbaest, omdat hy also verlaten was ende in

[Folio 35r]
[fol. 35r]

ghevanckenisse gesloten was ende met wachters bewaert, denwelcken ghevraecht was wat dattet voor een ghesichteGa naar margenoot1 was geweest ende wie dat die andere drie waren die also in eenen oogenblic verdwenen. De grave dachte: ‘So verre als ick haer verrade, so salt een quaet eynde nemen.’ Daerom en gaf hy niemant antwoorde soodatter dien dach niet anders uutgericht en was danGa naar margenoot2 daer wert gheresolveertGa naar margenoot3 dat men hem des anderdaechs pijnelickGa naar margenoot4 ondervragen ende wel tot clappenGa naar margenoot5 brengen soude. De grave, twijfelende oft hy van Doctor Faustus denselven dach soude mogen verlost wesen, vreesde seere dat hy door de pijne soude tot het spreken bedwonghen worden. Maer zijne neven en rusten niet voordat hem Doctor Faustus verlost hadde, want Doctor Faustus was by hem aleer dattet dach was, die de wachters betooverde datse in eenen diepen slaep vielen. Ende hy dede voorts door zijne conste alle de sloten ende al de deuren open sodat hy den voorszeyden grave goets tijtsGa naar margenoot6 tot Wittenberch bracht, alwaer alsdoen Doctor Faustus een schoone vereeringhe ghepresenteert wiert.

margenoot1
aanzienlijke, voortreffelijke
margenoot2
eergeschenk, eerbewijs
margenoot3
stelden
margenoot4
een goed onthaal gevend
margenoot5
erf, tuin
margenoot1
bezweringen
margenoot2
zodat hen
margenoot3
stalmeester
margenoot4
zojuist gearriveerd
margenoot5
heette hen
margenoot6
zich wegscheren zouden
margenoot7
water om de handen mee te wassen
margenoot8
neef
margenoot9
dat hen
margenoot10
bemoedigde
margenoot1
vertoning
margenoot2
behalve dat
margenoot3
besloten
margenoot4
onder pijniging
margenoot5
spreken
margenoot6
te juister tijd

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken