Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3 (1944)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3
Afbeelding van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.20 MB)

Scans (10.92 MB)

ebook (5.17 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3

(1944)–G.S. Overdiep–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

De Fransche Renaissance
door Prof. Dr. G.S. Overdiep

CLÉMENT MAROT (1496-1544), LANGEN TIJD HOFdichter van Frans I en zijn dichterlijke gemalin, maakte zich gestadig aan los van kunst en wetenschap der Middeleeuwen. Hier te lande is hij van groot belang door zijn epigrammenkunst (vgl. R. Visscher) en zijn vertaling van de psalmen. Deze bescheiden ‘renaissance’ loopt tot ± 1535.

De volslagen omwenteling in de Fransche dichtkunst gaat uit van de Pléiade, een bent van jonge dichters onder leiding van Ronsard (1524-'85), Baïf en Du Bellay, die in 1549 voor het licht trad met de ‘Deffense et Illustration de la langue françoyse’, een vurig pleidooi voor de uitvoering van de klassieke genres, hernieuwing van den alexandrijnschen versvorm van zes jamben, studie van Latijn en Grieksch naar de bronnen, en daardoor opbouw van een natuurlijke, eenvoudige literaire taal. Dat laatste is althans het ideaal van den waarschijnlijken auteur Du Bellay, die streefde naar een gelouterde, ongedwongen en eenvoudige poëzie in de zuivere, veredelde Fransche volkstaal. Ronsard, wiens roem gedurende een kwarteeuw dien van alle anderen te boven ging, zocht den nieuwen woordenschat veeleer in beide klassieke talen en het Italiaansch, de dichtvormen bij de klassieke en Italiaansche auteurs: hij was beroemd om zijn oden, zijn sonnetten, zijn hymnen en epiek, verheven en geleerd veeleer dan schoonheid zoekend in de aandoeningen van het hart en het gemoed. Een der jongeren, voortgaand in den geest van Du Bellay, was Desportes (1546-1606) terecht vooral bewonderd om zijn leniger alexandrijn en zijn fijne sonnetten. Hij was evenals Ronsard reeds vroeg bij ons in eere in den kring van Jan van Hout. Ronsard zelfs nog in den Helicon van Van Mander en zijn ‘Kring’. Niet alleen bij de XVIe-eeuwsche dichters en dichterkringen is de invloed van deze sterren aan den hemel der Fransche dichtkunst merkbaar.

Nog krachtiger, hartstochtelijker is het streven naar vernieuwing bij den geweldigen prozaïst Montaigne (1533-'92). In zijn Essays vond men de

[pagina 79]
[p. 79]

overdenkingen van een gematigd scepticus, een geestig en vitalistisch verwerper van alle maskers en domperij. Hierom vond Spiegel in hem een goed voorganger. Montaigne heeft, als Coornhert, een ‘gemeenen’ prozastijl gevonden; natuurlijk, zuiver en klassiek. Hoe hoog stelt niet dezen ‘alwijzen Gascoen’ onze P.C. Hooft! Minder groot is de invloed van Rabelais, een invloed die vooral merkbaar zou moeten zijn aan een uitbundigen, grotesken stijl.

In de tweede helft en in het laatst van de XVIe eeuw werd, in velerlei schakeering, de nieuwe Fransche tragedie geschapen. Op onze dramatiek, in het bijzonder die van Vondel, hebben vooral de bijbelsche treurspelen ingewerkt; van Garnier de Juives (1585), van Jean de la Taille (hij schreef ook een tractaat over den alexandrijn) de Saul le Furieux en Les Gabéonites; ook zij zijn jongere volgelingen van de Pléiade.

Er zullen wel geen bewijzen te vinden zijn voor een invloed op den jongen Bredero bij het schrijven van zijn romantische spelen, uitgaande van den zeer vruchtbaren schepper van tragicomedies en pastorales (meer dan zes honderd), Hardy (begin van zijn optreden 1593, en 1631 gestorven). Leest men zijn ‘Force du Sang’, dan wordt men wel zeer getroffen door de overeenkomst.

Bewerkingen uit het Fransch, als van de Lucelle door Bredero, vertalingen van nu en dan een stukje, als door Hooft, zullen als zoodanig worden toegelicht bij de bespreking der werken van deze klassieken. Eveneens zal blijken, dat herhaaldelijk in het tijdperk tot ± 1625 Italiaansche, Spaansche en ook wel Latijnsche werken via het Fransch in onze Letterkunde zijn bewerkt, vertaald of terwille van een of ander motief gebruikt. Een diepgaande invloed van Fransche schrijvers en van Fransche cultuur begint in het tijdvak der Gouden Eeuw (1625 of 1650 tot 1675 of 1700), te vinden in een later deel. Ook zal daar in bespreking komen de invloed van Du Bartas in den eersten tijd van Vondel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden