Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 5 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 5
Afbeelding van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.07 MB)

Scans (44.42 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.40 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 5

(1952)–G.A. van Es, Edward Rombauts–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

V. Vondel emeritus

HOE GEEST-KRACHTIG VONDEL BLIJKENS ZIJN Noah ook nog was, zijn taak aan de Bank van lening begon hem toch allengs zwaar te vallen. Ook schijnen zijn financiële omstandigheden in die tijd wat beter te zijn geworden. Hij vroeg daarom, dat hij ‘behoudens sijn tractement Emeritus soude worden verclaert’, wat 10 Augustus 1668 werd toegestaan. Zijn dankbaarheid toonde hij door aan de ‘regeerende Burgemeesteren en Raeden van Amsterdam’ op te dragen: ‘Euripides Feniciaensche of Gebroeders van Thebe, treurspel verduitscht door J.v. Vondel, (1668)’. Het werk berustte op de Latijnse bewerking door H. de Groot in 1630 gemaakt, en gaf de geschiedenis van Eteokles en Polynices, die elkaar in een tweegevecht de heerschappij over Thebe betwisten en vallen door elkanders hand. Na hun dood aanvaardt Kreon de heerschappij. Als laatste toneelwerk schreef Vondel daarop Sofokles Herkules in Trachin, dat ook nog in 1668 verscheen, en werd opgedragen aan Jakob Hinlopen Vermaes, oudbewindhebber der Noordse Compagnie. Ook dit oorspronkelijk Griekse drama bewerkte Vondel in hoofdzaak naar een Latijnse vertolking, nl. naar die van Winsemius. In de opdracht prijst hij Sophokles zeer en stelt hem met name hoog boven Seneca, omdat ‘de Latijnsche speelen van geleertheit gepropt zijn, maer boven hunne kracht gespannen staende, met luit roepen en stampen, de Grieken poogen te verdooven, die ondertusschen hunne natuurlijke stem bewaeren, en, gelijk afgerechte musikanten, met kennisse begaeft, op de vereischte maet, de stem, naer den zin der woorden, weeten te verheffen, en te laeten daelen’. Dit oordeel van de oude dichter vertolkt ook nog de mening van de hedendaagse kunstrechters. -

Het drama van Herkules' levenseinde was ook het laatste van Vondels treurspelen. Er volgen dan nog een aantal gelegenheidsgedichten, o.a. Op het jaergetyde van Agnes Blok, zijn oude vriendin, in 1678, en enige lijkdichten, waarvan wel het aandoenlijkste is Uitvaert van Maria van den Vondel, zijn twintigjarige kleindochter, die in December 1668 stierf. Ook prees hij Antonides wegens diens IJstroom (1671). Bitter trof hem de moord op de De Witten: ‘Verdient hun trou en deught den naem van lantverraders?’ vroeg hij in zijn gedicht Ter eeuwige gedachtenisse van den

[pagina 100]
[p. 100]

Heer Joan de Wit. Maar verheugd dichtte hij Op de doorluchtige zege van Groningen, al was 't een bisschop, die daar in 1672 't hoofd stootte; trouwens, Vondel noemt hem niet ‘bisschop’, maar ‘Vorst’ van Munster. Nog enkele andere gedichten maakte hij: op de professie van enkele bekenden als begijn of als minderbroeder, op het sterven van pastoor Henricus Blessius. In de laatste jaren ging hij, ook lichamelijk, hard achteruit. Daarbij trof hem het grote leed, dat zijn trouwe verzorgster, zijn dochter Anna, reeds lang sukkelend, 2 December 1675 hem voorging naar de hemel. Hij zelf overleed 5 Februari 1679 en werd drie dagen later begraven in de Nieuwe Kerk. Geeraardt Brandt, die zich in 1647 zo onheus tegenover de grote dichter had gedragen, bracht hem na diens dood de schoonste hulde: hij verzamelde in 1682 J.v. Vondels Poëzy of verscheide Gedichten in twee respectabele delen. De waarde daarvan werd zeer verhoogd, doordat hij er niet alleen J.v. Vondels Aenleidinge ter Nederduitsche Dichtkunste in opnam, maar er een belangrijke biografie, ‘Het Leven van Joost van den Vondel’ aan toevoegde. Algemeen is men er van overtuigd, dat Brandt er ernstig naar gestreefd heeft, een onpartijdig levensverhaal van de door hem zeer bewonderde dichter te geven. Wat hij niet uit Vondels eigen mond had vernomen, trachtte hij te weten te komen door navraag te doen bij Vondels persoonlijke vrienden, met name bij Antonides en bij Ds J. Vollenhove. Waar bewaarde documenten ons in staat stellen, de mededelingen van Brandt te controleren, wordt hij maar zelden in het ongelijk gesteld. Iets anders is het, dat hij bij zijn oprechte poging om objectief te zijn, toch nu en dan niet kan nalaten te kennen te geven, dat hij het op een of ander punt met de dichter oneens is. Zijn boek is en blijft de voornaamste bron voor onze kennis van het leven van de dichter. Het is te begrijpen, dat op een man die ‘een aenqueker van jonge Dichters’ was geweest, heel wat lijkdichten zijn geschreven. Zo vinden we in de ‘Poëzy’ er een van J. Vollenhove, een van J. Antonides v.d. Goes en een van J. Oudaen, vooral de beide laatste zijn nogal uitvoerige overzichten van 's dichters werk; verder een paar korte grafschriften: een in 't Latijn van P. Francius, een in 't Nederlands van G. B(randt). De schoonste lof schreef Brandt voor zijn bewonderde Meester aan het eind van zijn biografie. Hij prees hem als ‘den vader der allerzuiverste en volkomenste Poëzy: in wien zommigen by na niet anders berispten, dan 't geen anderen te hooghste preezen, te weten zijn overgang tot het Pausdom’, vermeldde zijn ijver in 't stuk van Godsdienst, zijn liefde tot staat en stad en tot de vrijheid, zijn vlijt en studiezin, zijn nederigheid, zijn eerlijkheid in 't beoordelen van andere kunstenaars, al verzweeg Brandt niet, dat Vondel wel werd nagegeven, dat hij soms te mild in zijn oordeel over anderen was. Daartegenover staat, dat hij - vooral in zijn jeugd - vinnig kon hekelen. Zeker is het een eervol getuigenis, dat Brandt van Vondel kon geven: ‘Voorts droeg hij zich in al zijnen handel en wandel onbesprooken, zeedig,

[pagina 101]
[p. 101]

needrig, vreedtzaam, zonder gewinzucht en zoo maetig omtrent den drank, dat ik niet weet, of hem iemant ooit beschonken zag’. Zo kan de Mens en de Dichter voor de nakomelingschap een stralend voorbeeld zijn.

Literatuur

Voor de bibliografie betreffende Vondel zij verwezen naar hetgeen Prof. Overdiep op blz. 453 en 454 van deel IV heeft meegedeeld, en naar de noten achter de voorgaande hoofdstukken van dit vijfde deel. De Vondelkroniek werd in 1940 tengevolge van de wereldoorlog gestaakt. Van Dr J.F.M. Sterck moeten, behalve de reeds genoemde Oorkonden over Vondel en zijn kring, nog vermeld worden: Hoofdstukken over Vondel en zijn kring (1923), Rondom Vondel (1927), Oud en Nieuw over Joost van den Vondel (1932) en Vondel-Brieven (1935). Het uitvoerig artikel van Th. de Jager in Roeping over Vondel of de Majesteit, in het Vondeljaar 1937 verschenen, werd ook in boekvorm uitgegeven. Na de oorlog zagen o.a. nog het licht: Prof. Dr J.H. Scholte: Rembrandt en Vondel (Apollo-Boekerij Nr 1) in 1946, Jos. Vandervelden: Vondels Wereldbeeld, 1948 en Vondel's Pleitrede voor God, 1950, en gaf Prof. Dr W.J.M.A. Asselbergs onder zijn nom de plume Anton van Duinkerken een prachtuitgave van De Leeuwendalers uit in het herdenkingsjaar van de vrede van Munster. Van Dr J.G. Bomhoff verscheen in 1950 Vondels Drama, studie en pleidooie en in 1949 van Dr J. Aleida Nijland: Joost van den Vondel 1587-1679.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken