Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 7 (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 7
Afbeelding van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 7Toon afbeelding van titelpagina van Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.93 MB)

Scans (36.03 MB)

ebook (4.03 MB)

XML (1.05 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 7

(1948)–C.G.N. de Vooys–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

Aantekeningen bij de geschiedschrijving van de Nederlandse letterkunde over het tijdvak 1805-1885

Afgezien van biografieën, letterkundige studiën en kritieken kan men aannemen dat de geschiedschrijving van onze letterkunde begint met het standaardwerk van Jonckbloet, dat tussen 1868 en 1872 verscheen, die nog in 1891, bijgewerkt door C. Honigh, een vierde druk in zes delen beleefden. In deel V begint een Tweede boek met een ‘Inleiding tot de 19e eeuw’ (blz. 325), ‘Verdrukking en bevrijding’ (blz. 354), ‘Tollens en zijn school’ (blz. 390). In deel VI wordt dit boek voortgezet met Bilderdijk, terwijl dan een Derde boek (blz. 169) inzet met de Gids-beweging. Eigenlijk gaat de schrijver dan over tot een uitvoerige geschiedenis van het toneel, die de tweede helft van deel VI beslaat (blz. 249-439). Hoewel Honigh zegt dat dit werk ‘tot den tegenwoordigen tijd bijgewerkt’ is, gaat de samenhangende geschiedenis eigenlijk niet verder dan ± 1860. Het ontbreken van de eigentijdse letterkunde gaf Jan ten Brink aanleiding om tussen 1883 en 1886 een reeks biografieën van nog levende auteurs samen te stellen, getiteld Onze Hedendaagsche Letterkundigen. Aangemoedigd door een vriendelijk oordeel van Busken Huet, breidde hij dit werk uit met levensbeschrijvingen van overleden schrijvers, ingeleid door een opstel over De romantiek in Nederland. Dit werk kreeg de titel Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XIXe Eeuw, in biographieën en bibliographieën, 1830-1880, waarvan door Taco H. de Beer een herziene en tot 1900 bijgewerkte uitgave bezorgd werd. Door nauwkeurige biografische gegevens en vooral door zorgvuldige, volledige bibliografie kan dit werk nog met vrucht geraadpleegd worden, al is het door de aard van de compositie en door oppervlakkigheid niet tot een eigenlijke geschiedenis uitgegroeid.

In breder verband werd deze periode nauwkeurig bestudeerd en beschreven door de twee bekende letterkundige-geschiedschrijvers: G. Kalff en Jan te Winkel. Kalff begon zijn Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in 1906; Te Winkel zijn Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde in 1907. In deel VI (1910) genaderd tot de negentiende eeuw, houdt Kalff zich aan de staatkundige indeling: zijn zesde boek behandelt de tijd van de Bataafse republiek, het Koninkrijk Holland en de Inlijving. Deel VII (1912) gaat dan eerst over de tijd van Koning Willem I, vervolgens over ‘De Nieuwe Tijd’, die in drie tijdvakken verdeeld wordt: 1830-1848; 1848-1870; 1870-heden. De periode 1848-1900 had hij ook reeds in Een Halve Eeuw behandeld.

Te Winkel had het voordeel dat zijn boek tussen 1922 en 1927 een herdruk beleefde, die dus herzien en met de latere gegevens aangevuld kon worden. In deel VI (1925) noemt hij een vijfde tijdvak (1780-1830) ‘De vrijwording der letteren’ en begint hij een zesde tijdvak (1830-1880): ‘Romantiek en realisme’, dat in deel VII voltooid wordt. De compositie van dit zeer uitgebreide werk (617+564 blz.) is weinig overzichtelijk. Het zesde tijdvak bevat een reeks van 37 hoofdstukken, nu eens getiteld met een hoofdpersoon of een groep van auteurs, dan weer naar een genre, zodat het historisch verband niet duidelijk uitkomt. Een zeer nauwkeurig en volledig register wijst dan de weg door de doolhof. Minder belangrijke figuren en werken zijn met even veel zorg bestudeerd als de hoofdzaken, maar voor het naslaan van namen en feiten en door de noten met opgave van literatuur blijft deze uitgebreidste literatuurgeschiedenis onmisbaar.

Niet lang na de voltooiing van deze beide werken schreef J. Prinsen J. Lzn. zijn Handboek tot de Nederlandsche Letterkundige Geschiedenis (1916), waarin deze periode in een

[pagina 9]
[p. 9]

honderdtal bladzijden (blz. 527-637) behandeld wordt, ingeleid door een hoofdstuk over ‘De maatschappelijke toestand in de 19e eeuw’. Na elke afdeling is een uitgebreide literatuurlijst opgenomen. De bedoeling van dit werk, is ook buiten de kring van vakgeleerden belangstelling te wekken, door een aantrekkelijke vorm. Het boek is tweemaal met aanvullingen en verbeteringen herdrukt, het laatst in 1928.

In de geïllustreerde literatuurgeschiedenis Dichterschap en Werkelijkheid, onder redactie van W.L.M.E. van Leeuwen (Utrecht - M.-W. de Haan - z.j.) was de behandeling van deze periode toevertrouwd aan W.H. Staverman. Hoofdstuk V bevat ‘De overgang van de 18e naar de 19e eeuw’; hoofdstuk VI ‘De negentiende eeuw tot 1880’. In 1941 schreef G. Stuiveling een eveneens geïllustreerde geschiedenis van Een eeuw Nederlandse letteren. De compositie is streng chronologisch en weldoordacht, terwijl ook de Zuidnederlandse letterkunde eveneens zuiver chronologisch ingelast werd. De indeling is als volgt: I. Tevredenheid en bezwaren 1813-1831; II. Het verleden als gids 1832-1856; III. Vier tegen velen 1857-1875; IV. De Kunst om de Kunst 1876-1899. Het vijfde hoofdstuk, Bezonnen dichterschap 1900-1920, valt geheel buiten ons tijdvak.

De plaats van Prinsen's Handboek werd in 1943 met gelijknamige titel en bij dezelfde uitgever ingenomen door een zelfstandig bewerkt Handboek door J.L. Walch. Op blz. 556 begint een hoofdstuk ‘Op de grens van twee eeuwen’, voornamelijk over. Bilderdijk, gevolgd door een hoofdstuk over De 19e eeuw (blz. 588-691). De literatuuropgaven zijn met zorg bijgewerkt.

Voor een beschouwing over de geest van de meeste bovengenoemde werken verwijzen wij naar het boek van Gerard Brom: Geschiedschrijvers van onze letterkunde (1945).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken