Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De hut van Oom Tom (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De hut van Oom Tom
Afbeelding van De hut van Oom Tom Toon afbeelding van titelpagina van De hut van Oom Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

Scans (63.10 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lucas Cope



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De hut van Oom Tom

(1921)–Harriet Beecher Stowe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Hoofdstuk I.
Eerste avond met Oom Tom.

‘Kom, Kate, zijt gij en Annie haast gereed met die vervelende Fransche thema's?’ riep George uit bij het openen van de deur der kamer, waar zijne zusters druk bezig waren met haar schoolwerk voor den volgenden dag.

‘Ja, George, bijna,’ antwoordde Kate. ‘Ziedaar, ik ben klaar,’ vervolgde zij, na eenige oogenblikken van haar stoel opspringende, ‘zeg mij nu eens, wat er van je dienst is.’

‘Ik kwam je zeggen,’ hernam George, ‘dat tante Marie voornemens is, een begin te maken met het voorlezen der ons door haar beloofde geschiedenis.’

‘Wat?’ riepen de beide meisjes als in één adem uit, ‘de geschiedenis van Oom Toms Hut? Hoe lief van haar, dat zij daarmee reeds zoo spoedig begint!’

‘Ja,’ vervolgde George, ‘en daarom zond zij mij hierheen, om te vragen of je met je werk klaar bent; ik zal het haar dadelijk gaan zeggen, zoodra gij zoover zijt. Haast je dus, Annie, want ik brand van ongeduld en had mijne taak reeds vóór een uur afgedaan.’

‘Ik zal de boeken wegbergen,’ zeide Kate, ‘en ons breiwerk halen. En jij, George, maak een vroolijk vuurtje aan, en zet den armstoel voor tante daarbij.’

‘En intusschen zal ik ook klaar zijn,’ voegde Annie er bij.

Deze toebereidselen waren spoedig gemaakt, en weldra verscheen tante Marie dan ook in het midden der gelukkige kinderen.

‘Wel, mijn lieven,’ zeide zij bij het binnenkomen, ‘ik heb, zooals ik je beloofde ‘Oom Tom’ meegebracht. ‘Veel’, vervolgde zij, terwijl zij in den voor haar gereed gezetten stoel plaats nam, ‘heb ik je van hem te vertellen, dat u bedroeven zal. Maar veel belangrijks is er ook voor ons in het verhaal van de wijze, waarop hij al zijne beproevingen en al zijn lijden droeg, en zijn voorbeeld leere u en mij, lieve kinderen, om onze vijanden lief te hebben en wel te doen degenen die ons haten, en evenals hij te allen tijde troost uit dezelfde bron, die van den godsdienst, te putten. Doch ik zie, dat gij met ongeduld naar de geschiedenis zelve verlangt. Gij herinnert je allen, dat wij te Londen met je moeder het panorama van den Missisippi gingen zien

[pagina 4]
[p. 4]

- en ik geloof, dat jullie er zeer veel van wist te vertellen, waarover wij nu niet spreken zullen; maar je moet je dat tafereel voor den geest zoeken te roepen, daar op deze rivier ons verhaal begint. Eene groote menigte stoombooten vaart er bestendig heen en weder, beladen met passagiers en koopmansgoederen naar en van New-Orleans en andere naburige plaatsen. Wij hebben echter alleen met een dier schepen iets te maken en ik wil er je, voor dat wij verder gaan, eene korte beschrijving van geven. Het schip gelijkt, terwijl het nadert, meer op een zich bewegend huis, dan op 't geen het inderdaad is. Het heeft twee dekken, het eene boven het andere, die beide zijn opgevuld met lieden, welke zich vermaken met rooken, wandelen, lanterfanten en wat dies meer zij. Een groot gedeelte van de boot is beladen met koopwaren, die hoofdzakelijk in balen katoen bestaan. De dekken zijn door een zonnetent overdekt, de kerk is tusschenbeide; de kajuiten aan beide zijden van de kerk komen uit op een gang tusschendeks, zoowel als in de kerk, van welke een gedeelte is afgezonderd voor damessalon. De stoomboot, van welke ik spreek, is ‘La Belle Rivière.’ Zij is voor een groot gedeelte wit en zwart geschilderd en heeft twee vervaarlijk groote schoorsteenen, en daar het donker is, kunnen wij den vlammengloed opwaarts zien stijgen, die een dubbelen stroom van schitterende vonken achterlatende, met de flauwe hier en daar aan den oever schijnende lichten, een zonderling contrast opleveren met het heldere stargeflonker aan den hemel. Er bevindt zich een groot aantal reizigers aan boord; sommigen voor plezier, anderen voor zaken. Twee uren geleden vertoonden zich op het bovendek tusschen de katoenbalen een troep vroolijke kinderen, die krijgertje speelden, en door hun vroolijk, schuldeloos spel de meer bejaarden veel stof tot lachen gaven; maar zij waren nu naar beneden gegaan en hadden zich voor een groot gedeelte ter ruste gelegd. Ook de luchtig gekleede dames, die voor een uur op het dek wandelden, hebben zich voor den nacht naar hare hutten begeven. Zou niet een van die allen denken aan de levende koopwaren, welke zich aan boord bevinden? De ‘levende koopwaren!’ roept gij misschien uit? Ja, kinderen! gaat voor een oogenblik met mij naar een duisteren en verlaten hoek van het schip, verlaten door allen, behalve door de donker gekleurde bewoners, voor wie hij bestemd is! Ziet gij daar ginds op die katoenbaal niet een arme vrouw met saamgeklemde handen zitten, wier donker gelaat door angst en kommer is verwrongen? Luistert naar haar, terwijl zij bij zich zelve zucht: ‘O, Albert, mijn zoon, 'k kan zonder u niet leven! zij hebben mij mijn laatsten schat ontnomen! Konden zij mij dan niet één laten, niet hem, mijn laatste kind? Massa zeide altijd, dat ik één zou behouden; maar nu is hij ook weg!’ Een weinig verder staart eene moeder in

[pagina 5]
[p. 5]

stommen angst op het kind, dat op haar schoot sluimert; wat doet haar huiveren en het kind met zulk een wild wanhopigen blik aanzien? Zij gevoelt dat het morgen van haar zal worden afgescheurd, zonder dat zij weet waarheen men het zal zenden, en terwijl zij het beschouwt, welt er een traan in haar oog, die op het slapende kind nedervalt. Haar stille angst is nog roerender en spreekt nog luider tot het hart dan de smart van gindsche, en zegt ons dat de liefde eener Afrikaansche moeder even sterk is als die van ieder andere. Daar zijn nog vele anderen, mannen, vrouwen en kinderen, in dien akeligen hoek van het vaartuig, die allen bij hunne aankomst te New-Orleans verkocht zullen worden. O, konden zij, die op de andere zijde van de boot vertoeven, al de hier heerschende ellende eens gevoelen en gij, mijne kinderen, gelooft gij, dat de liefde uwer moeder voor u iets sterker is dan die, welke de arme Afrikaansche voor haar kroost gevoelt? Neen, de moederliefde is overal dezelfde, en gelijk een dichter zegt:

 
Ofschoon de kleur verschillen moog,
 
Is liefde één, bij zwarten en bij blanken.

Hebt dan medelijden met den armen, vernederden, zoo slecht behandelden en zoo ongelukkigen slaaf! Gelooft hem niet, die zegt dat de Afrikaan tot slavernij is geboren, en daarom slaaf moet blijven, en onderworpen aan al de ellende, aan dat schandelijk stelsel verbonden. Luistert niet naar hen, die de Schrift naar willekeur verdraaien en zeggen: ‘Vervloekt zij Kanaän; een dienstknecht der dienstknechten zal hij zijn,’ maar daarbij vergeten: ‘Zoo wat gij wilt, dat u de menschen doen, doe hen ook alzoo.’ Lezen wij niet in de Schrift van Ezau en Jacob: ‘De oudste zal den jongste dienen,’ maar zegende God Jacob dáárom toch niet, in weerwil dat hij zijns broeders voorrechten zich had toegeëigend? Ja, maar hij was tot straf genoodzaakt, om zijns vaders huis te verlaten en zich van zijne goede moeder te verwijderen.

Maar ik zou van mijne geschiedenis afdwalen, kinderen. Komt, gaat dan met mij naar een ander gedeelte van het schip op het bovendek. Daar zien wij, te midden van de overal verspreide balen katoen, in een kleinen hoek een rijzig, breed geschouderd, krachtig gebouwd man van eene diep zwarte kleur en een gelaat, welks echt Afrikaansche trekken een bestendigen ernst en gezond verstand verraden. Er ligt in geheel zijn voorkomen iets edels, een zeker bewustzijn van eigenwaarde, vereenigd met een gulhartige, nederige eenvoudigheid. Hij schijnt zich door zijn uiterlijk in alles boven zijne klasse te verheffen.

[pagina 6]
[p. 6]

Maar vraagt gij mij, waarom bevindt hij zich niet bij de andere slaven? Gedeeltelijk om het getuigenis, dat zijn laatste meester hem gegeven heeft, gedeeltelijk door zijn rustig en kalm karakter heeft hij zich den weg tot het vertrouwen van zijn tegenwoordigen bezitter weten te banen, die hem in 't eerst overdag nauwkeurig gadesloeg en hem des nachts nooit zonder boeien slapen liet. Maar het stille geduld en de schijnbare tevredenheid van Toms manieren deden hem langzamerhand van deze maatregelen afzien, en gedurende eenigen tijd smaakte Tom het voorrecht om tegen een soort van eerewoord overal aan boord te mogen gaan en komen waar hij verkoos.

Altijd bedaard en gedienstig en gereed de hand uit te steken, waar zich daartoe te midden der werklieden eenige gelegenheid aanbood, had hij zich aller gunst verworven en bracht hij, al helpende, menig uur in hun midden door met even goeden wil als hij ooit op een hoeve in Kentucky had getoond.

Wanneer er niets voor hem te doen scheen te zijn, dan was hij gewoon zich in een hoek tusschen de balen katoen op het bovendek te verbergen en zich daar met het lezen van zijn Bijbel bezig te houden, en zóó is het dat wij hem daar ook nu weder aanschouwen.

Over een lengte van meer dan honderd mijlen boven New-Orleans is de rivier hooger dan de omliggende landstreek en stuwt ze haar bruischende wateren tusschen zware dijken van twintig voet hoog. De reiziger kan van het dek der stoomboot de geheele streek mijlen ver in 't rond overzien. Zoo lag er dan als het ware in plantage bij plantage voor Oom Toms oogen een tafereel uitgespreid van het leven dat hem wachtte.

Hij zag de slaven op eenigen afstand aan hun werk; hij zag in de verte hunne dorpen van hutten zich in lange rijen uitstrekken, op menige plantage ver verwijderd van 's meesters woningen en lusthoven; en terwijl het beweeglijke tafereel hem voorbijtrok, dwaalde zijn treurig hart terug naar de hoeve in Kentucky met haar oude, schaduwrijke beuken, naar des meesters huis met zijn koele, ruime gangen en portalen, in de nabijheid van zijne eigene kleine hut, met milliflora en mignonia bedekt. Daar meende hij de zoo welbekende aangezichten der makkers te zien, met welke hij van kindsbeen af was opgegroeid; hij zag daar zijne werkzame vrouw, ijverig bezig met het bereiden van zijn avondmaaltijd; hij hoorde het vroolijk gelach van zijn knapen bij hun spelen en het kraaien van de jongste kleine op zijn knieën. En dan was weder alles op eens verdwenen; en wederom zag hij de rietbosschen en de cypressen der hem voorbij zwevende plantages, en hoorde hij weder het kraken en dreunen van de machine, dat hem maar at te zeker zeide, dat zijn vroeger leven voor altijd voorbij was.

[pagina 7]
[p. 7]

Zou het dan iemand kunnen bevreemden, dat er eenige tranen vallen op de bladen van den Bijbel, terwijl hij dien op een der balen katoen nederlegt en met geduldigen vinger langzaam van woord tot woord de daarin vervatte beloften nagaat? Eerst op later leeftijd onderwijs genoten hebbende, was hij geen al te vlugge lezer, en niet dan met moeite kon hij het eene vers na het andere ontcijferen. Gelukkig voor hem was het een boek, waarbij langzaam lezen geen schade doet, ja, welks woorden dikwerf elk afzonderlijke overweging behoeven, zal de ziel de onschatbare waarde er van beseffen. Laat ons hem een oogenblik volgen, terwijl hij woord voor woord, alles half luide sprekende, leest: ‘Uw hart worde niet ontroerd. In mijns Vaders huis zijn vele woningen, en ik ga heen om u plaats te bereiden.’

Ofschoon Oom Toms Bijbel geene aanteekeningen en ophelderingen van geleerde schriftverklaarders in den tekst bevatte, was hij toch voorzien van merkteekens en uitleggingen van zijn eigene vinding, die hem veel meer dienst bewezen, dan de geleerdsten doen konden. Hij was gewoon geweest om zich den Bijbel door zijns meesters kinderen en vooral door den jongenheer George te doen voorlezen, en terwijl hij las, kenmerkte hij door forsche teekens en streepen met pen en inkt die zinsneden, welke het meest zijne aandacht trokken of zijn hart roerden. Zijn Bijbel was dan ook van het begin tot het einde met eene menigte teekens van allerlei vorm voorzien, en daardoor kon hij in een oogwenk zijne geliefkoosde plaatsen opslaan, zonder zich de moeite te moeten getroosten om eerst de verzen te spellen, die daar tusschen in stonden; en terwijl het gewijde boek daar nu geopend voor hem lag, scheen iedere bladzijde hem aan een dierbaar huiselijk tooneel te herinneren en eenig verleden genot voor zijn geest terug te roepen. Zijn Bijbel scheen hem toe alles te bevatten wat hem van dit leven was overgebleven zoowel als wat hij van een toekomstig hoopte.

En nu zullen wij Oom Tom een poos ongestoord laten nadenken over het vers, dat wij hem hoorden lezen, en opdat gij zooveel te gemakkelijker moogt begrijpen hoe hij hier kwam, en eenigszins met zijne vroegere omstandigheden bekend worden, zullen wij morgen een blik in zijne hut werpen, eenige avonden vroeger dan die, op welken onze geschiedenis een aanvang neemt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken