Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De hut van Oom Tom (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De hut van Oom Tom
Afbeelding van De hut van Oom Tom Toon afbeelding van titelpagina van De hut van Oom Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.29 MB)

Scans (63.10 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Illustrator

Lucas Cope



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Amerikaans-Engels / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De hut van Oom Tom

(1921)–Harriet Beecher Stowe–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk III.
Ontdekkingen.

Toen de heer en mevrouw Shelby dien avond in hunne slaapkamer waren, hij in een leuningstoel gezeten, om nog eenige brieven in te zien, terwijl zij voor den spiegel haar kapsel losmaakte, dat dien morgen door Elisa, haar meid, zoo smaakvol was in orde gebracht, zeide zij: ‘zeg eens, Arthur, wie was die ongemanierde man, die dezen middag bij je geweest is?’

‘Hij heet Haley en ik had eenige zaken met hem te bespreken.’

‘Is hij een negerhandelaar?’ vroeg zij verder, daar zij eenige verlegenheid bij haar echtgenoot bespeurde.

‘Wel, lieve, hoe kom je daaraan?’

‘Omdat Elise schreiend en opgewonden bij mij kwam en zei dat je in gesprek waart met een slavenhandelaar en dat zij gehoord had, dat hij een bod gedaan had op haar kleinen jongen. Ik heb haar geantwoord, dat zij een malle meid was en dat zij zich noodeloos kwelde met haar onrust; ik wist natuurlijk wel, dat je niemand van ons volk wilt verkoopen en allerminst aan zoo'n kerel.’

‘Wel, Emilie, dat heb ik ook altijd gezegd en gemeend, maar tot mijn leedwezen moet ik bekennen, dat mijn zaken niet best staan

[pagina 17]
[p. 17]

en ik daarom een paar van mijn slaven moet verkoopen en zoo heb ik er dan in toegestemd om Tom en den kleinen Harry weg te doen.’

Smart en verontwaardiging stonden op mevrouw Shelby's gelaat te lezen, toen zij uitriep:

‘Hoe, onzen Tom, dien goeden, trouwen man, dien wij nog wel de vrijheid beloofden en dat lieve kind, Elises eenige troost, sedert den dood harer beide andere kinderen? Maar waarom juist deze twee, als ge dan toch verkoopen moet?....’

‘Omdat Haley voor hen veel geld wil geven; ik had Elise ook kunnen verkoopen, hij deed een hoog bod voor haar, maar ik weigerde, omdat ik wist, dat je zooveel van haar houdt; val mij dus niet hard.’

‘Veel goud en juweelen heb ik niet’, sprak mevrouw Shelby peinzend, ‘maar zou dit horloge, dat bizonder kostbaar moet zijn, niet kunnen dienen, om er tenminste Elise's kind mee te redden?’

‘Het spijt mij geducht Emilie,’ zei de heer Shelby, ‘het spijt mij meer dan ik zeggen kan, dat ge 't u zoo aantrekt, maar er is niets meer aan te veranderen. De koop is gestoten, ik heb de stukken geteekend en ze zijn in Haley's handen; morgen reeds wit hij zijn eigendom in bezit nemen. Ik zal morgen vroeg uitrijden, want ik kan Tom nu niet meer zien en jij moest ook uitgaan en Elise meenemen, dan gebeurt het terwijl zij uit is.’

‘Neen, neen,’ antwoordde zijne vrouw, ‘ik wit in geenerlei opzicht medeplichtig worden; ik zal den armen Tom opzoeken, zij zullen zien, dat hun meesteres met hen en voor hen lijdt. Wat Elise betreft, daar durf ik niet aan denken, de Heer helpe haar!’

Zonder dat de heer en mevrouw Shelby het vermoedden, was hun gesprek door een derde beluisterd. Door een onbeschrijfelijken angst gedreven, was Elise dien avond haar kamertje, waar haar kind rustig lag te slapen, ontvlucht en stond nu in de kleedkamer harer meesteres, met haar oor tegen de slaapkamerdeur, waar zij woord voor woord had gehoord, wat haar meester en meesteres hadden besproken.

Toen de stemmen zwegen, sloop zij bleek als een doode, naar haar eigen kamertje terug.

Haar eigen kamertje, hoe gezellig zag het er uit, getuigend van goedheid en vriendelijkheid harer meesteres: de boekenhanger met verschillende snuisterijen, de kleerkast, de latafel, de mooie schilderijtjes, het keurige bed, waarin haar kleine Harry nu lag te slapen; zijn lange, donkere krullen golfden om zijn hoofd, zijn rozen mondje half open, zijn mollige handjes op het dek en een glimlachje op het gelaat.

‘Arm kind, arm schaap!’ mompelde Elise, ‘je bent verkocht, maar je moeder zal je redden!’

Geen traan viel op 't bedje, met brandend drooge oogen keek Elise

[pagina 18]
[p. 18]

in 't rond, nam haastig een stuk papier en schreef met potlood het volgende: ‘Lieve mevrouw, ik heb alles gehoord en ik wil trachten mijn jongen te redden, beoordeel mij niet hard en denk niet dat ik ondankbaar ben; God zegene u en beloone u voor al uw goedheid!’

Ze lei dit briefje op tafel en maakte toen een pakje van eenige kleertjes van het kind, dat zij met een doek om haar middel bevestigde. Daarop maakte ze Harry wakker en kleedde hem aan.

‘Waar gaan we heen, moeder?’ vroeg het jongske.

‘Stil, Harry, anders hooren ze ons; een ondeugende man wil mijn kleinen jongen meenemen, maar moeder zal wel oppassen en met Harry wegloopen, dat hij ons niet krijgen kan.’

Zachtjes opende Elise de deur en trad met het kind op haar arm naar buiten. Binnen een paar minuten stond ze voor de hut van Oom Tom en tikte tegen een der ruiten. Ofschoon 't reeds over twaalven was, was het echtpaar nog niet te bed daar de bijeenkomst langer dan gewoonlijk geduurd had.

‘Goede hemel! wat is dat?’ riep tante Chloé uit, ‘daar is Lizzy nog, wat is er gebeurd!’

‘Ik loop weg, oom Tom en tante Chloé, met mijn kind, mijnheer heeft hem verkocht.’

‘Hem verkocht!’ herhaalden beiden, terwijl zij als radeloos de handen omhoog hieven.

‘Ja, ik heb van avond geluisterd naar een gesprek tusschen mijnheer en mevrouw en ik heb gehoord dat hij mijn Harry en ook u, oom Tom, heeft verkocht aan een handelaar, die morgen reeds zijn eigendom in ontvangst zal nemen.’

Tom hoorde deze woorden als in een droom aan, doch naarmate hij er den zin van begreep, zakte hij op den ouden stoel ineen en liet het hoofd op de borst zinken.

‘Och Heer!’ jammerde tante Chloé, ‘'t kan immers niet waar zijn, wat heeft hij gedaan, waarom hij verkocht zou worden?’

‘Hij heeft niets gedaan, meester zou liever niet verkoopen en de meesteres bad en smeekte dat 't niet zou gebeuren, maar meester zei dat het moest, want dat anders de plaats en al de anderen ook zouden verkocht worden.’

‘Wel, oude man,’ zei Chloé, ‘waarom zoudt ge dan ook niet vluchten! wilt ge wachten, tot ze je de rivier afbrengen, waar de negers onder hard werken en hongerlijden bezwijken? Kom, ge hebt nog tijd, ga met Lizzy mee, ik zal je goed inpakken.’

Tom hief het hoofd langzaam op; met een smartelijken maar rustigen blik keek hij in 't rond; toen zeide hij:

‘Neen, neen, dat doe ik niet, laat Lizzy gaan; van haar is niets te zeggen, maar ge hebt gehoord wat zij gezegd heeft: of ik moet

[pagina 19]
[p. 19]

verkocht of al de anderen en de plaats. Ik veronderstel dat ik er evengoed tegen kan als een van de anderen,’ eindigde hij met een snik, die uit zijn breede borst opsteeg. ‘Het is beter dat ik alleen heen ga dan dat de heele plaats wordt opgebroken; massa kan niet anders, Chloé, en hij zal wel voor je zorgen en voor de arme...’

Hier ging hij naar het ruwhouten ledekantje vol kleine, wollige kroeskopjes en was diep geroerd; met de handen zijn gezicht bedekkend, drongen dikke tranen tusschen de vingers door en vielen op den grond.

‘En nu,’ zei Elise, ‘moet ik gaan, zie dat iemand een boodschap brengt aan mijn man, laat hem weten, dat ik naar Canada tracht te komen en dat hij, als ik hem nooit weer mocht zien, zoo braaf moet leven, dat wij elkaar mogen ontmoeten in het Koninkrijk der hemelen.’

Nog eenige hartroerende afscheidswoorden en tranen en Elise verdween in den duisteren nacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken