Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zwerftochten van Kakkerlak (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zwerftochten van Kakkerlak
Afbeelding van De zwerftochten van KakkerlakToon afbeelding van titelpagina van De zwerftochten van Kakkerlak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.53 MB)

Scans (16.13 MB)

ebook (4.38 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zwerftochten van Kakkerlak

(1921)–Joh. H. Been–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

Eerste hoofdstuk.
Zwart-Jan.

Ge weet toch wel, waar Regentia ligt, dat kleine, aardige landje, waar omheen de geweldige Stille Zuidzee bruist en bij stormweer haar breede rollers uiteen doet spatten op de kust onder een geloei, dat in de verte gelijkt op het gebrul van den koninklijken leeuw? Nu, in dat land, en wel in het stedeke Koron, geschiedde het, dat op de speelplaats der Ambachtsschool deze woorden de wereld werden ingeslingerd:

‘Als ik zoo'n Kostklant tusschen mijn kluiven krijg, dan...’

En Zwart-Jan gaf zooveel als te kennen, dat het in het door hem gestelde geval met zijn slachtoffer niet te best zou afloopen.

Wie Zwart-Jan was?

Een geweldige jongen. Als je hem op zijn fiets zag zitten en hem nakeek gelijk hij, den straatweg langs, voor je uitstoof, zou-je hem voor een volwassen man gehouden hebben, zoo breed leek hij dan en zulk een zwaren kop met donker haar begroeid dook er tusschen zijn vierkante schouders weg. Omdat men hem voor zoo groot hield, viel hij tegen, als men hem op straat ontmoette. Dat wil zeggen, dan zag-je aan zijn

[pagina 8]
[p. 8]

gezicht, dat hij nog maar een jongen was, en omdat hij grof en vierkant, meer in de breedte dan in de lengte was opgegroeid, leek hij kleiner, dan wanneer men tegen hem op moest kijken bij zijn dolle fietstochten.

Hij was al zestien jaar en leerling van op één na de hoogste klasse der Ambachtsschool. Best had hij in de hoogste klasse kunnen zitten, voor zijn leeftijd tenminste, want niet alleen had hij een goede portie gezond verstand, maar ook stak er in zijn dikken kop wilskracht en durf genoeg. Maar eerst had hij een paar jaar op zee gezwalkt. Toen hij echter met zijn practischen blik inzag, dat hij, die niets dan gewoon lager onderwijs genoten had, het op die manier niet ver in de wereld zou brengen, gooide hij het over een anderen boeg.

Op zee had hij het niet alleen van hooren zeggen, maar ook door zijn eigen kijkers gezien, hoe aan de machine de toekomst behoort. Toen was zijn plan gauw opgemaakt. Naar een Ambachtsschool wilde hij, om er het smidsvak te leeren en tusschen de bedrijven door wat Engelsch in zijn hersenen zien te stoppen. Want met een mondjevol Engelsch en vooral met een paar knuisten, die op een Ambachtsschool voor het smidsvak getraind zijn, staat tegenwoordig de heele wereld voor je open.

Met verbazende wilskracht had Jan zijn plan doorgezet. Zijn ouders hadden 't niet breed en 't was een heele ramp voor hen geweest, toen hij plotseling het varen opgaf. Zijn zeemansuitrusting had een bom duiten gekost, en nu alweer een paar blauw katoenen pakjes voor de Ambachtsschool! Maar Jan ging er zelf op uit, wist te verkrijgen, dat hij kosteloos op de Ambachtsschool mocht, zocht op den eenigen middag, dien hij vrij had, namelijk op Zaterdag, er altijd nog wat bij te verdienen. Nu eens zag-je hem ergens spitten, dan met een wagen met groente of met visch loopen, en toen hij hoorde, dat de oude orgeltrapper gestorven was, wist hij

[pagina 9]
[p. 9]

dat baantje voor zich te verkrijgen. Een oom stak ook eens een handje uit. En Jan zette op de Ambachtsschool er zijn lichaam aan, dat het kraakte, drong zijn hersenen tot het lastige begrijpen van allerlei schoolsche dingen, en zorgde vooral voor zijn fiets, die hij voor een koopje had weten te bemachtigen en onmisbaar voor hem was, omdat zijn woonplaats een paar uur van de Ambachtsschool verwijderd lag.

Men begrijpt wel, dat een doorzetter als Jan erg bazig was. Op school net zoo goed, hoor! Al ging hij erop voor niemendal, daarom was hij alles behalve van plan, om er het zoete jongetje te spelen. Nu was hij niet kinderachtig flauw met babbelen en het uithalen van streken. Daar had hij geen tijd voor. Maar zijn werk liet hij zich niet graag uit de handen nemen, en als het met een teekening of een som niet te gauw of te best lukken wilde, of wel de onderwijzer maakte er een zinspeeling op, dat hij toch eens probeeren moest wat mooier letters te schrijven - dan speelde hij om den dood niet voor een zoet kindje.

Over de leerlingen was Jan onbeperkt heer en meester. Eigenlijk bemoeide hij zich het meest met de blauwbroekjes, gelijk de smidsleerlingen in de stad heetten. In 't vrije uurtje gingen die eerst schaften in het lokaal der school, waar de concierge, die een oud-gediende ter zee en voor den duivel nog niet bang was, het toezicht had. Daarna schoven ze het jasje over het werkpak en gingen de stad eens op hun gemak door wandelen en kijken naar alles, waarin zulke jongens belang stellen.

Bij zulk een gelegenheid was de vijandschap met de Kostklanten ontstaan, zooals de leerlingen van de deftige kostschool - tegelijk H.B.S. met 5-jarigen cursus - genoemd werden. Die hadden eens wat te zeggen gehad over de blauwbroekjes, waarop Zwart-Jan zich dadelijk had omgekeerd. En toen een paar Kostklanten waren gaan lachen, was hij regelrecht naar hen toegegaan, zich niet storende aan zijn makkers,

[pagina 10]
[p. 10]

die hem aanraadden om, gelijk zij het uitdrukten, ‘dat vuile water voorbij zijn deur te laten loopen.’

Na een korte woordenwisseling, waarin Zwart-Jan het onderspit dolf, omdat hij geen geboren redenaar was, had hij er maar dadelijk met zijn geweldige vuisten op los geslagen. Een wolk van Kostklanten schoot toe en ja, toen konden de blauwbroekjes er niet langer als valsche getuigen bijstaan. ‘Dat spreekt van eigens,’ zei een van hen, een lange jongen met een scherpen, krommen neus, waar omheen de spieren altijd in een zonderlinge beweging waren, wat het vermoeden opwekte, dat hij pruimde, en om welke eeuwigdurende beweging men hem Zwart-Konijn genoemd had.

Den volgenden dag waren de blauwbroekjes teruggekomen en versterkt met eenige timmerjongens en schilders, die ook eens de kracht van hun vuisten op de hoofden en ruggen der Kostklanten wilden probeeren. En, al smeedden die hulptroepen op school geen ijzer, er scheen toch staal genoeg in hun werkmansknuisten te zitten, ten minste de Kostklanten kregen er leelijk van langs. Die moesten voor zulk een nederlaag weer wraak nemen, en zoo werd het een eindelooze reeks van vechtpartijen tusschen de leerlingen der beide scholen.

Onderwijzers, politie-agenten, en welke autoriteiten al niet meer, hadden zich eindelijk wel met die vechtpartijen moeten bemoeien, want 't werd op 't laatst te bar. Daardoor was er schijnbaar wat meer verdraagzaamheid gekomen, en de rust, ten minste in de stad, - want de Kostklanten kregen er vaak in de buitengemeenten nog van langs! - zoetjesaan teruggekeerd.

Jongens evenwel vergeten zoo gauw niet. Dat werd ten minste een van de onderwijzers der Ambachtsschool gewaar, tegen wien Jan de woorden sprak, waarmede wij ons verhaal begonnen.

Hij kon dat gerust tegen dezen onderwijzer zeggen, die

[pagina 11]
[p. 11]

enkel les gaf in de wiskundige vakken, maar zelf een liefhebber van knutselen was en bij de jongens in een goed blaadje stond. Daarom juist had de directeur hem de opdracht gegeven, om een paar der blauwbroekjes over die vechtpartijen aan den tand te voelen. Van zeer invloedrijke zijde was den directeur daarover een wenk geworden. Eigenlijk van de invloedrijkste zijde in de stad. Toen nu meester Knutselaar die opmerkingen van Jan hoorde, haalde hij er de schouders over op

‘Je zou je wel tweemaal bedenken, Jan.’

Neen, dat zou Zwart-Jan niet.

‘Want als ik er tweemaal over moest denken, had ik zoo'n Kostklant ook tweemaal in m'n kluiven, of - ik moest twee jongens tegelijk te pakken hebben...’

Dit antwoord wekte een lach van instemming op, en ook meester Knutselaar lachte mee.

‘Je mondje roeren... dàt kun-je, Jan.’

‘En zijn knuisten ook!’ voegde Zwart-Konijn snel erbij.

Weer een gelach, dat plotseling verstomde, toen meester Knutselaar, alsof hij Zwart-Konijn met den wijsvinger op de borst wilde tikken, ook snel op het snedige gezegde liet volgen:

‘Juist, zijn knuisten! En dàt is mannenwerk. Maar dat met die boksbeugels noem ik valsch!’

Een groote stilte van verwachting.

‘Boksbeugels?’

‘Ja,’ bevestigde meester Knutselaar en zijn grijze oogen keken fel het clubje jongens rond. ‘Ik weet, dat er zoo iets als van boksbeugels in de lucht hangt...’

‘Als dat waar was, vielen ze naar beneden,’ merkte een klein blauwbroekje op, die men, om zijn vlugheid in al zijn bewegingen, Kakkerlak noemde.

‘Die slag is jou!’ gaf meester Knutselaar lachend toe, ‘en als dat soort vliegtuigen naar beneden tuimelde, zou het

[pagina 12]
[p. 12]

best kunnen gebeuren, dat er een stuk revolver meekwam. En nou jij, Jan!’

Zwart-Jan ontweek de grijze oogen van den meester, die echter onverbiddelijk aan de zijnen gehecht bleven. De meester stak de onderlip wat vooruit, wreef met duim en wijsvinger hoorbaar over zijn vandaag nog niet geschoren gezicht, en herhaalde: ‘en nou jij, Jan!’

Het werd als in een kerk zoo stil onder al die groote bazen van jongens. Ze begrepen, dat de meester alles wist.

‘De Kostklanten hebben ze ook!’ bromde er een.

‘Ja!’ voerde meester Knutselaar, ‘dat is net als bij de kleine schooljongens: als de een leelijkerd zegt, scheldt de andere voor leelijkerd terug. Maar ik blijf er bij: al die flauwe dingen laat-je over aan landloopers, straatroovers en dieven - maar een echte jongen doet het er hiermee af!’

En meester Knutselaar stroopte zijn mouw op, balde de vuisten en liet een paar gespierde en harige polsen zien.

‘Lust-je wat, Jan?’ vroeg hij met een glimlacht.

Nu zochten hem de oogen van het opperhoofd der blauwbroekjes weer op, en die oogen lachten insgelijks.

‘Je hand er op, Jan!’

Zwart-Jan aarzelde.

‘Als zullie er nou mee komen!’ sprak hij stug.

‘Dan’ - gaf meester even plat ten antwoord, maar zoo resoluut dat het direct tot het hart dezer knapen ging - ‘dan sla-je ze met je smidsknuisten tot pap. Weergaasch, Jan, heb jij nog een boksbeugel noodig? Schaam je!’

Zwart-Jan stak zijn vuisten vooruit, en bekeek ze. Een lach van welgevallen kwam over zijn gezicht. Drommels ja! de meester had gelijk. En nu sloeg hij toe in de hand van den meester, en om te laten voelen wat een ijzer en staal er in zijn knuist zat, gaf hij zoo'n stevigen handdruk, dat de meester even met de oogen knipte, toen met een pijnlijk

[pagina 13]
[p. 13]

gezicht zijn verloste hand in de hoogte hield en die met kleine schokjes heen en weer schudde.

‘Met jou wil ik liever eten dan vechten, Jan!’

Zwart-Jan gaf hier geen antwoord op, maar aan zijn gezicht kon men bespeuren, dat die taal hem beviel.

Ringelingeling! ging de bel. Het speelkwartiertje was om.

Met vroolijke gezichten, druk het geval besprekend en met allerlei gebaren kracht aan die redeneeringen bijzettend, gingen blauwbroekjes en witkielen met hout- en verflucht naar binnen, en na een enkel oogenblik was het lawaai van smeden en hameren en zagen in de Ambachtsschool weer in vollen gang.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken