Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zwerftochten van Kakkerlak (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zwerftochten van Kakkerlak
Afbeelding van De zwerftochten van KakkerlakToon afbeelding van titelpagina van De zwerftochten van Kakkerlak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.53 MB)

Scans (16.13 MB)

ebook (4.38 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Illustrator

Louis Raemaekers



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zwerftochten van Kakkerlak

(1921)–Joh. H. Been–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 260]
[p. 260]


illustratie

Zeven-en-twintigste hoofdstuk.
Een gevaarlijke opdracht.

Na de overdreven berichten van de groote zegepralen, welke de troepen van den Zee-arend behaald hadden, volgde er eerst een tijd van verwarde en elkaar tegensprekende berichten. Het leek toch wel, of de dynastie, waaruit sedert eeuwen de keizers van Terrakanda voortgesproten waren, niet zoo wrak stond, als de Zee-arend en zijn raadslieden wel gemeend hadden. Vooral het binnenland bleef getrouw aan de wettige regeering, die, door het gevaar daartoe aangezet, begonnen was met mildere bestuursmaatregelen te nemen en meer met den geest der beschaving overeenkomende wetsvoorstellen aan te kondigen. En juist dat het middengedeelte van het rijk zich niet in den maalstroom der revolutie liet medeslepen, was een groote tegenslag voor de plannen van den Zee-arend. De troepen in het Noord-Oosten en die in de bergstreken, konden zich nu niet zoo spoedig vereenigen, als hij wel gehoopt had. Nu werd als het ware het oproer in twee ver van elkaar verwijderde streken gelocaliseerd, en door de laatste geweldige nederlaag, welke de troepen van den Zee-arend geleden hadden, was zelfs elke

[pagina 261]
[p. 261]

verbinding tusschen de zee- en de bergstreken, tusschen hem en zijn vader, verbroken.

Ten koste van alles moest die afgesneden verbinding weer hersteld worden. Als de twee ver van elkaar gescheiden legers geen voeling met elkaar konden houden, was de zaak verloren.

Het was niet lang nadat ook tot de vloot de tijding van die nederlaag doorgedrongen was, dat de Zee-arend zich plotseling op zijn schip vertoonde. Daar had hij een lang onderhoud met den commandant. Daarna trad hij in de hut van zijn zuster, die hem in de dagen der voorbereiding als secretaresse ter zijde had gestaan en dus vrijwel op de hoogte van zijn plannen was.

Het was aan haar, dat hij de geheele waarheid beleed. De zaken zagen er nog donkerder uit dan hij aan anderen wel had willen mededeelen. Aan allerlei omstandigheden had hij, met zijn schranderen blik, zeer goed bemerkt, dat het vooral in de zeestreken voor hem mis begon te loopen. Men leefde daar van den handel en de visscherij. Beide takken van bestaan leden ontzaglijk door den oorlog. Het kon dus niet lang zoo meer gaan.

Hoe nu de afgebroken verbinding te herstellen?

Het eenig middel, dat doel kon treffen, was, dat er een bode ging, die mondeling de boodschap kon overbrengen, zoodat, als hij in de handen der vijanden viel, die niets verdachts bij hem konden vinden. Die bode moest dat doen met volle toewijding, want hij zou zijn leven wagen. En omdat hij niet gevangen mocht genomen worden, moest hij zich uit duizend-en-één moeilijkheden weten te redden en overal een gaatje vinden, waar hij door kon sluipen. Inderdaad, die bode zou boven alles schrander moeten zijn.

Lang en breed spraken broeder en zuster over de oplossing van dit schijnbaar onoplosbare raadsel. Toen werd Kakkerlak gecommandeerd, om in de kajuit van den oppersten gezagvoerder te komen.

[pagina 262]
[p. 262]

Het was in den morgen, en dus was hij in de onderwereld. Zijn arm was al zoo goed als beter. Er was een geruime tijd sedert zijn verwonding verloopen, terwijl zijn goed heelvleesch en misschien wel het meest van al zijn opgeruimd karakter, snel tot de beterschap hadden medegewerkt. Zijn eerste gedachte was:

‘Och m'n lieve hemel... nu moet ik zeker mijn straf op water en droog brood gaan uitzitten.’

Veel tijd om te denken had hij niet. Hij moest dádelijk voorkomen werd er gezegd.

‘Zoo smerig als ik er uitzie?... Dat vertik ik!’

Maar daar kwam al een tweede bode. Waar de jongen zoolang bleef?

Ja, toen viel er niets meer tegen te stribbelen, en binnen enkele oogenblikken stond hij, in zijn blauw katoenen werkpak, met zwarte handen en een gezicht met allemaal roetvegen erover heen, in militaire houding voor het geweldige opperhoofd.

Volgens voorschrift keek hij hem flink aan, en de Zee-arend boorde als het ware met zijn scherpe heerschers-oogen in de open kijkers van den machinist-leerling voor hem.

Juffrouw Irma had de kajuit verlaten. De jongen stond alleen voor den gevreesden vrijbuiter.

Die liet hem staan. Dat was natuurlijk. Maar geen woord om hem even op zijn gemak te stellen, geen woord ook om hem toe te laten een minder stramme houding aan te nemen.

Nog altijd zweeg de Zee-arend, terwijl hij met zijn vlammende oogen den jongen als het ware van het hoofd tot de voeten opnam. Kakkerlak voelde zich het hart kloppen. Hij knipte met de oogleden, had graag voor een oogenblikje slechts de kijkers af willen wenden, maar hij, de ondergeschikte, wist wel, dat dit in geen geval mocht.

Eensklaps vlogen zijn altijd beweeglijke gedachten een anderen kant uit.

[pagina 263]
[p. 263]

‘Goeie schepsel!’ dacht hij, ‘hoe jammer, dat ik niet gauw m'n medaile opgedaan heb.’

Want 't spreekt vanzelf, dat hij die niet op zijn werkkiel droeg. En gansch en al de strenge voorschriften vergetende, gleden zijn blikken af naar de plaats, waar anders op zijn matrozenbaaitje dat dierbare eere-teeken prijkte.

‘Je oogen!’ klonk het dadelijk.

‘Present, meneer!’ klonk zijn antwoord.

‘Waarom sloeg-je de blikken neer?’

Kakkerlak kleurde door het roet op zijn gezicht heen.

‘Eerlijk de waarheid zeggen!’

‘Ik dacht aan m'n medaille, meneer.’

‘Ben je daar grootsch op?’

Kakkerlak knikte.

‘Weet-je wel, dat je daardoor met hart en ziel mijn aanhanger geworden bent?’

Zoo diep had Kakkerlak nog niet nagedacht. Maar heel veel schelen kon het hem niet.

‘Ik ben uw gevangene, meneer,’ antwoordde hij kort.

‘Een gevangene draagt geen eereteeken.’

Daar veranderde heel het gezicht van Kakkerlak.

‘Dus?...’ kreet hij, gansch en al vergeten voor wien hij stond.

‘Er is een onhandigheid omtrent jou begaan. Maar dat kun-jij niet helpen. Je bent... vrij!’

‘Vrij?... En mag ik dan naar mijn vader en moeder terug?’

Strak keek de Zee-arend hem aan.

Onwillekeurig had Kakkerlak de armen uitgestrekt. Nu vielen ze slap neer.

Nog altijd keek de Zee-arend hem aan.

‘Ik geef je verlof, om naar mijn vader te gaan en hem te zeggen, dat ik je als vrij-man beschouw. Durf-je hem opzoeken, jongen?’

[pagina 264]
[p. 264]

‘Ja, meneer.’

‘Weet-je, dat je daartoe duizenden bezwaren zult moeten overwinnen, en weken -, ja misschien maanden-lang trekken door een vijandelijk land?’

‘Ik zal gaan, meneer.’

‘En, nietwaar, dadelijk tot den vijand overloopen, wanneer je buiten mijn macht bent?’

Een gloeiend rood overdekte het gelaat van den knaap.

‘Ik draag uw medaille, meneer.’

‘Vergeet-je, dat ik je heb doen oplichten?’

‘Neen, meneer.’

‘Vergeet-je, dat mijn vader een onverzoenlijk karakter heeft, een hoofd, dat niet gemakkelijk breekt?’

‘Ik ken hem, meneer.’

‘En durf-je het toch aan?’

‘Ja, meneer.’

‘Wees eerlijk, en zeg, waarom je zooveel vertrouwen hebt in het welslagen van je poging...’

Kakkerlak sloeg de oogen neer.

‘Juffrouw Irma,’ sprak hij heel zacht.

Toen stond de Zee-arend op.

‘Wasch-je en kleed-je. En vervoeg je hier, waar juffrouw Irma je wachten zal.’

Kakkerlak maakte het militair saluut, en verwijderde zich uit het vertrek.

Met juffrouw Irma had hij eenige minuten later een veel langer en een veel gezelliger onderhoud. En toen dat ook achter den rug was, zocht hij Zwart-Konijn op.

‘Jantje Zwart,’ zei hij, ‘we gaan vertrekken!’

Het gezicht van Zwart-Konijn werd een en al vraagteeken.

‘Vertrekken?... Naar huis?’

‘Neen, maatje, voorloopig nog niet.’

‘Dan blijf ik liever hier.’

‘Dat zou-je wel willen! 't Is hier voor jou goed voer en

[pagina 265]
[p. 265]

een warme stal. Neen, hoor. We gaan een groote reis ondernemen.’

‘ O wee! Moeten we naar dien ouden Terrakandeeschen chef?''

‘Je slaat den spijker precies op den kop.’

‘O, Kakkerlak! Hoe kun-je daar nog gekheid over maken! Je begrijpt toch wel, dat, als we bij dien barren baas komen, ons laatste uurtje geslagen is?’

‘We zijn er nog niet, Jantje Zwart!’

‘Maar we gaan er toch naar toe! O, zeg, worden we soms geboeid weggebracht? Of bedwelmen ze ons weer en stoppen ze ons weer in een mand?’

‘Dat schijnt je toch niet bevallen te zijn, ouwe jongen.’

‘Neen, zeker niet! En m'n maag kan er niet tegen.’

Kakkerlak lachte.

‘Ah zoo! Kom-je al weer met je maag aanzeilen? Nu, wees gerust! Je weet, dat ik ook nog al een beetje om dat maagje van me geef. En geboeid word ik bovendien ook niet graag.’

‘Maar wat moet er dan gebeuren?’

‘We gaan op onze eigen kostelijke voetjes.’

‘Zelf naar dien vent gaan! Ben-je wel zestig, Kakkerlak?’

‘Nog niet, al schiet ik al hard op. Neen vrind. 't Zal alles wel schikken. Hoe dat nu in elkaar zit, zal ik je later wel uitleggen, als we op ons gemak ergens kampeeren, bij een zelf aangelegd vuurtje, diep in een bosch...’

‘O, gaan we aan 't padvinden?’

‘Zoo'n beetje.’

‘Heerlijk! M'n stok heb ik nog.’

‘Die kun-je hier laten. Je krijgt wat anders. Een fijn geweertje, en, denk eens aan, Jantje Zwart,... een revolver. Ja, sla maar een paar groote oogen op. En nu zal ik je eens commandeeren. Je weet, dat je nog altijd mijn tender-foot bent.

‘Welneen... je hebt me bevorderd tot Padvinder tweede klasse.’

[pagina 266]
[p. 266]

‘O ja, dat 's waar. Eigenlijk had ik daar wel geen recht toe, maar je moet maar moed houden, want dan zal dat alles ook wel weer terecht komen. Voorloopig blijf ik nog je baas. Ook over Melkarth, want die gaat ook mee. Waar ik blij om ben, want 't is een leuke jongen, en hier aan boord is er toch de tier bij hem uit, sedert hij gedegradeerd is.’

Zwart-Konijn kreeg er schik in. Ze hadden nu al zoo'n langen tijd langs de zee gezwalkt, dat hij er hartelijk naar verlangde den vasten wal eens onder zijn voeten te voelen.

Alle drie de jongens werkten dien dag hard om hun zaakjes in orde te brengen. Zij zochten daartoe elkaar op; en hadden een kleur, niet alleen van inspanning bij den arbeid, maar ook van de gesprekken, die zij hielden, met altemaal lucht-kasteelen en plannen. Echte woudloopers zouden zij worden. En onderscheid was er nu heelemaal niet meer tusschen hen. Zelfs niet meer in de taal. Want al die maanden en nog eens maanden had het om onze beide vrienden niets anders dan gerumoerd in het Terrakandeesch. Ook juffrouw Irma had, na de eerste pogingen, ook maar liever in die taal tot hen gesproken.

Het afscheid van juffrouw Irma viel inzonderheid Kakkerlak zwaar.

Zij had onder de jongens een som geld verdeeld, het laatst ontving Kakkerlak zijn gedeelte van haar.

Even had hij geglimlacht.

‘Nietwaar, juffrouw Irma, ik moet dat voor den vijand verborgen houden?’

‘Zeker, Kakkerlak!’

‘En weet u nog wel, dat u het mij eens zoo kwalijk nam, dat ik u mijn eigen schat verborg, mijn beetje kennis van het Terrakandeesch? Toen... noemde u mij onridderlijk, weet u dat nog wel?’

[pagina 267]
[p. 267]

Ontroerd drukte zij hem de hand.

‘Vaarwel, Kakkerlak. Misschien zien we elkaar nooit terug. Ik zal dikwijls aan je denken. Vergeet wat ik je toen zeide, maar onthoud m'n laatste woord: je bent géén onridderlijke jongen!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken