Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dichtkonst van verscheide stoffen (1668)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dichtkonst van verscheide stoffen
Afbeelding van Dichtkonst van verscheide stoffenToon afbeelding van titelpagina van Dichtkonst van verscheide stoffen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.95 MB)

Scans (231.41 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
drama

Subgenre

blijspel / komedie
verzameld werk
gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dichtkonst van verscheide stoffen

(1668)–Johan Beets–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Lof van Daphne.

Singula quid referam? nil non laudabile vidi.
 
ACh vlugg' ach kleine wicht! nu ken ik uw' vermogen,
 
Nu ken ik, dat ik ben tot in uw' dienst getogen,
 
Verwonnen en bestrikt, uw boeyen heb ik aen,
 
Die na mijn Joffrous gonst en minne my doen staen:
 
Ten is geen wonder, Godt, dat ghy my hebt gevangen,
 
Die dikmael zelfs Jupijn zijn Godtheidt maekt te bange;
 
Apollo is het leet, dat hy onsterflijk leeft,
 
Atlantides beklaeght dat hy geen eind en heeft;
[pagina 269]
[p. 269]
 
De Monsterdooder heeft zijn huit en knods versmeten,
 
En is (ziet) aen het wiel by Omphale gezeten;
 
Dees dwinght ghy (is 't dan vreemt) dat ik my vangen geef,
 
Dat ik, een sterflijk mensch, voor uwe Godtheit beef.
 
Te meer daer noch mijn Nymph, is zoo volmaekt van leden,
 
Begaeft met zulken geeft, verciert met zulke zeden,
 
Bepronkt met zulken deught, het hooghst en grootst cieraet,
 
Dat zy de dwingsters van Jupijn te boven gaet,
 
Een Clymene verpuft, en Herzes schoont doet bloozen,
 
En 't Lydisch kindt door schaemt haer pruik verwaereloozen,
 
Waer vindtmen ergens een, waer zagh men ooit een Vrou,
 
Die voor mijn Daphnes schoont ter schuil niet kruipen zou!
 
'T schijnt dat de gulde Zon zijn schitterende stralen
 
Van 't heldere gevlecht mijns lieven Nymphs komt halen.
 
Ha opgetoide top! die kroezer als een rank
 
Mijn ziel in haer gekrul en vaste strikken dwank,
 
En zoo gebonden houdt, dat ik mijn leve dagen
 
Niet wil en ook niet ken zijn uit 't geboei ontslagen.
 
Mijn Daphnes voorhoofts vel verpuft en trotst Diaen,
 
En doet haer zilv'ren glants heel zonder schijnzel staen.
 
Haer trekkelijk gezicht, haer lonkend' lieve ooghjes,
 
Bekranst en om-bezet met Ebben-houte booghjes,
 
Beschamen bei de Pools, Bejouwen al 't gestert;
 
Terwijl haer wangen kleur de Roos en Lely tert.
 
Ha lippen! lippen! Neen maer enkele koralen!
 
Ha mondt! wiens na gelijk Apelles niet zou malen.
 
Ha net bepaelt gebit! verguizend het yvoor.
 
Ha aessem! voor wiens geur ik geen Viool verkoor.
 
Ha keel! die overtreft de stemmen der Syrenen.
 
Ha kin! ha neus! die elk uit was gedrait zou menen.
 
Ha vingers! Baccho waert, ha nau geschoeide voet!
 
Daer Cynthia vol spijt haer zeil voor strijken moet.
 
Ha hals met blau doorstraelt! Ha borst! wat wil ik zeggen
 
Van 't geen het moei'lijk kleedt voor ons ter schuil komt leggen!
[pagina 270]
[p. 270]
 
Is 't kijken ons belet, 't vermoeden staet noch vry;
 
'K vertrou mijn Engelin volkomen, dat zoo ghy
 
In d' oud' Godinnen strijt u meê had laten vinnen,
 
De Rechter had gezeidt, ghy Daphne zult het winnen.
 
De minnende Troiaen was wel zoo oordel-rijk,
 
Dat hy uw 's achten zou te wezen geen gelijk.
 
Ghy zijt by na volmaekt, en hebt gants geen gebreeken,
 
Als een die al uw cier en schoonheidt gaet versteeken,
 
Met oorlof lieve Nymph, ghy zijt te zeer be laên
 
Met een voornemen in die staet te blijven staen,
 
Daer ghy u nu in houdt, ghy wilt niet zijn verwonnen,
 
G'lijk den Carbonkel steen van 't vier noit is verslonnen,
 
Van 't vier noit is verteert en noit verandert is:
 
Maer uit de heete gloet gehaelt wort even fris.
 
Zoo houdt gy waerde Vrou uw maeghden staet in waerden,
 
En wilt om deze staet geen ander staet aenvaerden
 
In 't mids van 't minnevier, van 't lonken van 't gevry,
 
Blijft u de maeghden staet heel onverandert by.
 
Verkoren Engelin: Die maeghden wil be-erven,
 
En moet geen maeght meer zijn; maer hare maeghdoom derven.
 
Ook maeghdoom is geen deught, die d' houwelijke staet
 
In hoogheit overtreft, in heil te boven gaet.
 
Dies halven lieve Nymph behoort ghy te verlaten
 
Uw' overhart gemoet, dat steets de min wil haten,
 
En hangen zoo een aen, die d' hoop van wedermin
 
Tot alle trouwigheidt doen geven heeft zijn zin,
 
Dan waert ghy heel volmaekt, gelukkigh dan, die gene,
 
Die ghy uw' lieve gonst en weermin woud' verlenen.
 
Ik stel hem in de heilst en Goddelijkste staet,
 
Die ghy door wedermin uw lent genieten laet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken