Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Camera Obscura (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van Camera Obscura
Afbeelding van Camera ObscuraToon afbeelding van titelpagina van Camera Obscura

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.28 MB)

ebook (3.41 MB)

XML (1.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Camera Obscura

(1871)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Jongens.

 
Hoe zalig, wien eens jongens kiel
 
Nog om de schoudren glijdt!
 
Dan is het hemel in de ziel,
 
En alles even blijd.
 
 
 
Een hout geweer, een blikken zwaard
 
Verrukken 's knapen borst,
 
Een hoepel en een hobbelpaard,
 
Hem dragende als een vorst.
 
 
 
Voor u de geur van 't rozenbed
 
En Filoméles zang!
 
Hij speelt kastie, dat 's andere pret!
 
Met rozen op de wang.
 
 
 
Niets, niets ter wereld doet hem aan
 
Of baart hem ongemak,
 
Dan stuiters, die te water gaan,
 
Of ballen over 't dak.
 
 
 
Frisch op maar, jongen! vroeg en spâ,
 
Den lieven langen dag!
 
Loop over 't veld kapellen na,
 
Zoo lang het duren mag.
 
 
 
Haast zult gij wreed gekortwiekt zijn;
 
Uw vreugd loopt spoedig af,
 
Dan krijgt gij Bröder tot uw pijn,
 
En Weytingh tot uw straf.

Het oorspronkelijke is een lief versje van hölty, die er wel meer lieve gemaakt heeft, waarvan het alleen jammer is, dat zij jeugdige dichters tot zeer onhollandsche vertalingen verleiden; ik althans heb er van dit zelfde versje nog een liggen, die beter onder een neurenburger legprent ‘Knabenspiele’ zou passen, dan onder de voorstelling van een hoop aardige hollandsche jongens. En wezenlijk, de hollandsche jongens zijn een aardig slag. Ik zeg dit niet met achterstelling, veel min verachting, van de duitsche, of fransche, of engelsche knapen, aangezien ik het genoegen niet heb andere dan hollandsche te

[pagina 2]
[p. 2]

kennen. Ik zal alles gelooven wat potgieter, in zijn tweede deel van 't Noorden, over de zweedsche, en wat wap, in zijn tweede deel van zijne reis naar Rome, over de italiaansche in 't midden zal brengen; maar zoolang zij er van zwijgen, houd ik het met onze eigene goedgebouwde, roodwangige, sterkbeenige en, ondanks de veete tegen de Belgen, voor 't grootst gedeelte blauwgekielde spes patriae.

De hollandsche jongen; - maar vooraf moet ik u zeggen, mevrouw! dat ik niet spreek van uw bleekneuzig eenig zoontje, met blauwe kringen onder de oogen; want met al het wonderbaarlijke van zijn vroege ontwikkeling, acht ik hem geen zier. Vooreerst: gij maakt te veel werk van zijn haar, dat gij volstrekt wilt laten krullen; en ten anderen: gij zijt te sentimenteel in het kiezen van zijn pet, die alleen geschikt is om voor oom en tante te worden afgenomen, maar volstrekt hinderlijk en onverdragelijk in het oplaten van vliegers en het spelen van krijgertje, - twee lieve spelen, mevrouw, die UEd. te wild vindt. Ten derde, heeft UEd., geloof ik, te veel boeken over de opvoeding gelezen om een enkel kind goed op te voeden. Ten vierde, laat gij hem doosjes leeren plakken, en nuffige knipsels maken. Ten vijfde, zijn er zeven dingen te veel, die hij niet eten mag. En ten zesde knort UEd. als zijn handen vuil zijn, en zijn knie door de pijpen van zijn pantalon komt kijken; maar hoe zal hij dan ooit vordering kunnen maken in 't ootjen knikkeren? of de betrekkelijke kracht van een schoffel en een klap leeren berekenen? - ik verzeker u dat hij nagelt, mevrouw! een nagelaar is hij, en een nagelaar zal hij blijven: - wat kan de maatschappij goeds of edels verwachten van een nagelaar? - Ook draagt hij witte kousen met lage schoentjes: dat is ongehoord. Weet UEd. wat UEd. van uw lief fransje maakt? 1o. een gluiper; 2o. een klikspaan, 3o. een geniepigert; 4o. een bloodaard; 5o.... Och lieve mevrouw! geef den jongen een andere pet, een broek met diepe zakken, en ferme rijglaarzen, en laat hij mij nooit onder de oogen komen zonder een buil of een schram, - hij zal een groot man worden.

De hollandsche jongen is grof; fiksche knieën fiksche knokkels. Hij is blank van vel, en kleurig van bloed. Zijn oogopslag is vrij, bij 't brutale af. Liefst draagt hij zijn ooren buiten zijn pet. Zijn haar is van zondags morgens half elf tot zaterdags avonds als hij naar bed gaat in volkomen wanorde. Het overige van de week zit het goed. Krul zit er meestal niet heel veel in. Gekrulde haren, gekrulde zinnen! Maar sluik is het óók niet; sluik haar is voor gierigaards en benepen harten; dat zit niet in jongens; sluik haar krijgt men, geloof ik, eerst op zijn veertigste jaar. De hollandsche jongen draagt zijn das liefst als een touwtje, en nog liever in 't geheel niet; een blauw of schotschbont kieltje over zijn buis, en een verstelde broek; - dit laatste kenteeken gaat vast. In dees broek, voert hij met zich - al wat de tijd opgeeft; dat wisselt af: knikkers, stuiters, ballen, een spijker, een doorgebeten appel, een stukkend knipmes, een touwtje, drie

[pagina 3]
[p. 3]

centen, een kluit vischdeeg, een dolle kastanje, een stuk elastiek uit den bretel van zijn oudsten broêr, een leêren zuiger om steenen meê uit den grond te trekken, een voetzoeker, een zakje met kokinjes, een grifje, een koperen knoop om heet te maken, een hazesprong, een stukje spiegelglas, enz, enz., alles opgestopt en in rust gehouden door een bonten zakdoek.

De hollandsche jongen maakt in 't voorjaar eene verzameling van eieren; in het uithalen van nestjes, geeft hij blijken van kracht en behendigheid, en misschien van den aanleg tot de zeevaart ons volk eigen; in het inkoopen van vreemde soorten, bewijzen van onstoorbare goede trouw; en in het verkwanselen van zijne doubletten, van vroegtijdigen hollandschen handelgeest. De hollandsche jongen, het is waar, slaat zijne bokken hardvochtig, maar in 't geven van roggebrood aan diezelfde dieren heeft hij zijns gelijken niet. De hollandsche jongen is veel minder ingenomen met de leerwijze van prinsen dan de hollandsche schoolmeester; maar wat de opvoeding van plakkers en paapjes betreft, hierin zou hij een examen kunnen doen voor den eersten rang. Hij is dolgraag op een paardenmarkt, en wandelt op de parade voor de tamboers uit, met den rug naar de mooie mannen toe. De hollandsche jongen encanailleert zich lichtelijk, en neemt spoedig over uit een woordenboek, dat de hollandsche moeders niet bevalt, maar hij heeft ook weinig aanmatiging jegens de dienstboden. Hij is gewoonlijk hoogrood, als hij binnen moet komen om aan oom en tante te vragen hoe zij varen, en spreekt bij dergelijke gelegenheid bijna geen woord; maar minder spaarzaam met woorden en minder verlegen is hij onder zijn gelijken, en niet bang om voor zijn gevoelen uit te komen. Hij haat lafaards en klikkers met een volkomen haat; hij zal nog al eens gauw zijn vuistje uitsteken, maar spaart in 't vechten zijn partij; hij speelt niet valsch; hij heeft een bestendigen inktvlak op zijn overgeslagen halsboord, en wel wat neiging om zijn schoenen scheef te loopen; - hij houdt zijn vader staande dat hij over ijs van één nacht loopen kan, en beschikt over vriezen en dooien naar lust en welgevallen; hij eet altijd een boterham minder en leert eene les meer, dan waar hij trek toe heeft; hij gooit een steen tienmaal verder dan gij of ik, en buitelt driemaal over zijn hoofd zonder duizelig te worden.-

 

Gegroet, gegroet, gij vroolijke en gezonde, lustige en stevige knapen; gegroet, gegroet, gij speelsche en blozende hoop des vaderlands! Mijn hart gaat open als ik u zie, in uwe vreugde, in uw spel, in uw uitgelatenheid, in uw eenvoud, in uw vermetelen moed. Mijn hart krimpt toe, als het bedenkt wat er ook van u worden moet. Of zult gij, die daar beurtelings een frisschen beet uit een zelfden appel doet, in later jaren nooit gewaar worden dat het noodig is, den appel in een hoek te nemen, en alleen op te eten; ja, de schillen weg te stoppen, en de pitten te zaaien voor uwe nakomelingschap? En gij die daar geduldig

[pagina 4]
[p. 4]

uw sterker rug leent aan uw vlugger vriend, die zich op uwe schouders verheft om in den boom het spreeuwennest te zoeken, dat heel hoog is: zal de ondervinding u de verdrietige wijsheid onthouden, dat het beter is zelf een ladder te krijgen, en zelf het nest uit te halen, dan een goeden dienst te doen en af te wachten òf, en hoe men u zal beloonen?

Dat is de wereld. Maar ook in uzelven zijn de zaden aanwezig van veel onheils en veel verdriets. Uwe voortvarende drift, uwe onschuldige teederheid, tot opvliegendheid, eerzucht, en wellustigheid gerijpt; uwe levendigheid en onafhankelijk gevoel, tot wereldzin en ongeloof verhard!... O, als gij in later jaren op uwe kindsheid terugziet, dat, dat zal de vreugde wezen, die gij het meest benijdt, en toch nu het minst geniet, dat gij zoo veel minder boos waart, dat gij zoo veel onschuldiger waart tot zelfs in het kwaaddoen toe. De goede hemel zegene u allen, goede jongens, die ik ken, en rondom mij zie, en lief heb! en doe u lang en vroolijk spelen; en als de ernst des levens komt, zoo geve hij u ook een ernstig harte daartoe. Maar hij late u tot aan uw laatsten snik nog veel kinderlijks en jeugdigs behouden. Hij spare u, in hunne volle frischheid, eenige dier kinderlijke gevoelens, die den jongeling helpen in het zuiver houden van zijn pad, en den man versieren, opdat gij mannen wordende in het verstand, kinderen blijft in de boosheid. Dit is een stille wensch, jongenslief! want ik wil u nog geen oogenblik van priktol of hoepel aftrekken, zonder u voor die vreugde iets anders te kunnen geven dan... een wensch! -


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken