Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 1 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 1
Afbeelding van Gedichten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

Scans (20.98 MB)

ebook (3.33 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 1

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Aan Serena.
op haar eenentwintigsten jaardag.

 
Nog lacht ons beiden, u en mij
 
De weg des levens vriendlijk aan,
 
En, wien hij hard of doornig zij,
 
Wij nog, wij juichen hem te gaan:
 
De lach zweeft om op ons gelaat -
 
Hij, lieflijke eigendom der jeugd, -
 
En als ons oog in tranen staat,
 
Gewis die tranen zijn van vreugd!
 
Of zoo, in 's levens eersten bloei,
 
Het oog een droever vocht vergiet,
 
Hoe zilt het langs de wangen vloei',
 
't Is dat van later leeftijd niet;
 
Ontstijgt een zucht den boezem al,
 
Waar hoop, verbeelding, lust vergaan;
[pagina 36]
[p. 36]
 
't Is niet wat later wezen zal,
 
Noch doet het hart zoo pijnlijk aan.
 
Dekt soms een wolkje van verdriet
 
Ons voorhoofd, - o, 't verheldert dra,
 
En laat die diepe voren niet,
 
Die 't eenmaal groeven zullen, na.
 
Nog is ons 's werelds onrust vreemd,
 
Met al wat vreugde en heil belaagt,
 
De zorg, die 't hart ten zetel neemt,
 
De vrees, die aan zijn vezels knaagt,
 
De ellende, die den moed verdooft,
 
Bekomm'ring, die de wang ontkleurt,
 
Met wanhoop, die ons alles rooft,
 
Of stil verdriet, dat rustloos treurt.
 
Nog dartlen liefde en vriendschap blij
 
In gulle oprechtheid om ons heen;
 
Nog is de menschheid u en mij
 
Niet wat ze aan hooger jaren scheen;
 
Haar list, haar valschheid, haat en nijd,
 
Haar hoogmoed, baatzucht, huichlarij,
 
Zijn, in des levens rozentijd,
 
Geen distlen nog voor u en mij.
 
Maar weelde, speelgenoot der jeugd,
 
Omhuppelt ons op 's levens paân,
 
Gevoel, genoegen, liefde en vreugd
 
Biedt ons om strijd den beker aan;
 
Verbeelding siert den hemel ons
 
Met gouden glans en purpren gloed,
 
En hoop spreidt ons haar vriendlijk dons
 
En wiegt ons zacht - wij sluimren zoet.
 
Wij sluimren zoet en heerlijk. - O!
 
Wij droomen lieflijk, gij en ik;
 
Ach bleef het immer, immer zoo
 
Als in dit kostlijk oogenblik!
 
Maar neen, dat wenscht ons woelziek hart,
 
Dat steeds naar meerder uitziet, niet,
 
En slechts bij later, dieper smart
 
Benijdende op 't verleden ziet, -
 
Benijdende! - Ach, wanneer 't gemoed
 
Eens boet voor vroeger zaligheên,
 
Dan wendt zich 't oog - als eenig zoet -
 
Terug naar 't weggevloeid verleên;
 
Dan zal, hoe zwart de nacht ook schijn,
 
Hoe koud het om ons henen word',
 
De erinring ons een lichtstraal zijn,
 
Die zachten gloed in 't harte stort. -
 
Maar zij die lichtstraal - 'k vraag het niet
 
Voor mij, die man worde, en wiens kracht
 
Zoo licht niet neerbuigt voor 't verdriet,
[pagina 37]
[p. 37]
 
En 't noodlot en zijn toorn veracht, -
 
Maar 'k smeek 't voor u, wier teerder hart,
 
Niet zwakker, maar gevoel'ger vast,
 
Zoo 't lang en zwaar getroffen werd,
 
Misschien zou zwichten voor den last -
 
Maar zij die lichtstraal de een'ge niet,
 
Die 't pad beschijn', dat u verwacht,
 
Doch schaarsch de nevel van 't verdriet,
 
En ver der rampen jammernacht!
 
Blijve u - verdient het één, dan gij! -
 
Ook als des levens lente vlood,
 
Nog menig zoet genoegen bij,
 
Dat ge in uw lentetijd genoot;
 
En vind als jonkheids sluimer zwicht,
 
En ge in de wereld blikken zult,
 
Daar menig beeld in werklijk licht
 
Terug, dat thans uw droom vervult;
 
Vind - waar gij doornen gaadren moogt -
 
Zoo menig roos op 't verder pad,
 
Als ooit uw stille hoop beoogd,
 
Verbeelding u geschilderd had.
 
'k Wensch u geen stoorloos zalig lot -
 
Ach! dwaas en vruchtloos waar die wensch -
 
Maar, zooveel heils beschikke u God
 
Als ooit op aarde aan sterflijk mensch;
 
Zoodat op elk geboortefeest,
 
Een feest zoo dierbaar ook voor mij,
 
Dit denkbeeld vreemd blijve aan uw geest:
 
‘Goddank! reeds weêr een jaar voorbij!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken