Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 3 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 3
Afbeelding van Gedichten. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.47 MB)

Scans (27.46 MB)

ebook (3.41 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 3

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Slechts ééne taak.

 
De bloempjes kusten haar den voet,
 
Wanneer zij trad door 't veld;
 
De leeuwrik zong haar in 't gemoet,
 
Al heeft zij 't nooit verteld.
 
 
 
Zacht streelde 't windje haar de kin,
 
En beefde om 't stout bestaan;
 
Het beekje hield zijn murmlen in,
 
En 's dichters luit sloeg aan.
 
 
 
Het bijtje hield een gansche poos
 
Zich op zijn vlerkjes op,
 
En nam haar mondje voor een roos;
 
Maar 't was een rozeknop.
 
 
 
Uit haar bruine oogen straalde een vonk
 
Zoo liefdrijk, rein, en zacht,
 
Die in de stugste harten zonk
 
Met onweerstaanbre kracht.
 
 
 
Het bestje sloeg van 't spinnewiel
 
Met vochtig oog haar ga,
 
En sprak: ‘Zie daar een vrome ziel!’
 
En keek haar lang nog na.
 
 
 
De boersche kindren staakten 't spel,
 
En Trijntje zei tot Jan:
 
‘Zag jij die mooie juffer wel?
 
Wat keek ze ons vrindlijk an.’
 
 
 
En menig, menig edel hart
 
Dacht: waren wij gepaard,
 
Ik weet wel wie gelukkig werd!
 
Maar ik ben U niet waard.
[pagina 173]
[p. 173]
 
Doch huwen was de laatste zaak,
 
Waarop haar zieltje zon;
 
Een kranke Moeder was haar taak.
 
Die haar niet missen kon.
 
 
 
Een moeder, aan wier bed zij zat,
 
Zoo menig dag en week;
 
Haar volgde zij van bad tot bad,
 
Van wereldstreek tot streek.
 
 
 
Ach, beeldschoon kind! altijd vervuld
 
Van 't geen uw plicht gebood,
 
Gij waart een engel van geduld,
 
En uwe trouw was groot.
 
 
 
Vergeefs. Geen kruid, geen bad, geen lucht,
 
En zelfs uw liefde niet,
 
Heeft ter genezing kracht of vrucht,
 
Als gij met tranen ziet. -
 
 
 
Zoo sleet zij jaren achtereen,
 
- Haar frissche jeugd vervloog -
 
Maar werd nog schooner dan voorheen,
 
In elks eerbiedig oog.
 
 
 
't Kan wezen dat haar lief gezicht
 
Wat bleek, wat smaller werd,
 
Maar 't blonk te meer van 't heerlijk licht,
 
Dat voortkwam uit haar hart.
 
 
 
Wat is de heldre blos der jeugd,
 
Wat 's levens dageraad,
 
Bij 't geen een lang beproefde deugd
 
Prent op een schoon gelaat?
 
 
 
Bij wat zij om den lieven mond,
 
Op 't effen voorhoofd schrijft
 
Van wie in God steeds sterkte vond,
 
En op Hem hopen blijft?
 
 
 
Bij 't geen er hemelsch blinken gaat
 
In 't oog, dat, onbewolkt,
 
In dienst der rijkste liefde staat,
 
En haar getrouw vertolkt;
 
 
 
Vertolkt, hetzij ze dient of troost,
 
Hetzij ze draagt of lijdt,
 
Of dringend bidt, of vleiend koost,
 
Of dankbaar zich verblijdt?
[pagina 174]
[p. 174]
 
Maar eindlijk is haar taak volbracht,
 
En 't laatste werk verricht;
 
De trouwe dochterhand drukt zacht
 
Haar moeders oogen dicht.
 
 
 
Nu reikt zij dan die dierbre hand
 
Een langbeproefden vrind,
 
En knoopt den liefelijken band,
 
Die harten samenbindt.
 
 
 
Verheven blinkt de huwlijkskroon
 
Op 't godgevallig hoofd;
 
En 't blosje ontgloeit weer op haar koon,
 
Slechts voor een tijd verdoofd.
 
 
 
De aandoenlijke ernst van 't zacht gezicht
 
Ontplooit zich tot een lach,
 
Waar al het stil geluk uit licht
 
Van dezen huwlijksdag.
 
 
 
o Trouwe Dochter, thans geheel
 
Uw' Eega toegewijd,
 
Nog schooner roeping is uw deel,
 
En die gij waardig zijt!
 
 
 
Wat zult gij, na een weinig pijn,
 
- Uw liefde telt die licht -
 
Een trouwe en teedre Moeder zijn
 
Van een bekoorlijk wicht!
 
 
 
Dat kind vergelde u, rijk en mild,
 
Uw kinderlijke deugd
 
En alles wat gij 't wezen wilt,
 
Door de eerste moedervreugd!
 
 
 
Gij smaakt die; ziet uw zuigling aan...
 
Hoe bleek wordt mond en kaak!
 
Gij sluit uw oogen ... 't Is gedaan ...
 
Gij hadt slechts ééne taak.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken