Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 2 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 2
Afbeelding van Gedichten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Reeds daagt het in het oosten. (Eene oude Romance vernieuwd.)

Om dit oude volkslied wèl te verstaan, moet men zich de zaak op de volgende wijs voorstellen. Twee Ridders dingen naar de hand en de gunsten eener zelfde Schoone. In blakenden minnenijd ontmoeten zij elkander bij een lindeboom, trekken hunne zwaarden, en een hunner blijft op de plaats dood. De overwinnaar, gerust op zijne zege, ijlt de Jonkvrouw van zijn hart te gemoet en noodigt haar uit met hem te vluchten.

1. de ridder. 1.
Het daghet uyt den Oosten,   Reeds daagt het in het Oosten
Het licht schynt overal,   Het schemert overal;
Hoe weinigh weet de liefste   Hoe weinig weet de Liefste
Waer dat ick heenen zal.   Waar ik haar brengen zal!
Hoe weinigh weet de liefste, ja de liefste.
2.   2.
Waren 't al myn vrinden,   Zoo 't al mijn vrienden waren,
Dat myn vyanden zyn,   Die mijn belagers zijn,
Ick voerde u uyt de lande   Ik voerde u uit den lande,
Myn troost, myn minnekyn, enz.   Lieftallig maagdelijn!
3. de jonkvrouw. 3.
Werwaerts wout ghy my voeren   Waarheen zoudt gij mij voeren,
Stout Ruyter wel ghemoet?   Kloekmoedig Ridder! waar?
  de ridder.  
Al onder de lindeboom groene,   Naar 't groene lindelommer,
Myn troost, myn waerde groet, enz.   Mijn liefje, volg mij daar.

[pagina 56]
[p. 56]

4. de jonkvrouw. 4.
Ik legg' in myn liefs armen,   Ik lig in mijn liefs armen,
Met grooter eerwaerdigheid:   In deugd en onschuld neer,
Ick legg' in myn liefs armen,   Ik lig in mijn liefs armen,
Stout Ruyter wel ghemoet, enz.   Kloekmoedig Edelheer!
5. de ridder. 5.
Leght ghy in uw liefs armen,   Ligt gij in uw liefs armen?
Bylo dat is niet waer:   Die tijd is om, voorwaar!
Gaet onder de linde groene,   Ga, zoek hem bij de linde,
Verslagen soo leyt hy daer, enz.   Verslagen ligt hij daar.
6.   6.
Het Meysjen nam haer mantel,   De Schoone neemt haar mantel,
En sy ging eenen gang,   Door schrik en angst ontsteld,
Al onder de linde groene,   En vliegt naar 't lindelommer,
Daar sy hem verslaghen vant, enz.   En vindt haar Lief geveld.
7. de jonkvrouw. 7.
Och legh dy hier verflaghen,   Ach! ligt gij daar verslagen,
Versmoort al in uw bloedt:   Versmoord in al uw bloed?
Dit heest ghedaen uw roemen,   Dat heeft gedaan uw roemen
En uwe hooghe moet, enz.   En uw vermeetle moed.
8.   8.
Och legh dy hier verslaghen,   Ach! ligt gij daar verslagen
Die my te troosten plach?   Die mij te troosten placht?
Wat hebdy my naghelaten,   Hoe zal ik u beweenen,
So menighen droeven dagh, enz.   Beweenen dag en nacht!
9.   9.
Het Meysjen keerde haer omme,   De Schoone drukt den drempel
En sy ging eenen gang,   Van 't hooge burchtportaal,
Al voor haer Vaders poorte,   En weeklaagt om haar minnaar,
Die syder ontsloten vant, enz.   En stort zich in de zaal.
10. de jonkvrouw. 10.
En is hier niemandt inne,   Ach, is hier niemand, niemand,
Noch Heer noch Edelman:   Noch Heer noch Edelman,
Die my nu desen dooden   Die mij nu dezen doode
Ter aerden helpen kan, enz.   Ter aarde helpen kan?
11.   11.
De Heeren sweghen stille,   Maar al de ridders zwegen,
Sy gaven gheen gheluyt,   Gevoelloos voor haar lot;
Het Meysjen keerde haer omme,   En schreiend keert zij weder
Sy ging al weenend uyt, enz.   Van 't Vaderlijke Slot.

[pagina 57]
[p. 57]

12   12.
Met haren geelen hayren,   Zij reinigt hem de leden
Dat syder 't bloedt of vreef   Met lokken lang en blond;
Met haer snee-witser handen,   Met lelieblanke handen
Dat sy syn wonden verbondt, enz.   Verbindt zij wond bij wond.
13.   13.
Met syne blancke swaerde,   Zij graaft den Held een rustplaats
Dat syder dat grafje groef,   Met eigen blinkend zwaard;
Met haren blancken armen,   En met haar sneeuwwitte armen
Dat sy hem ter aerden droegh enz.   Legt zij hem neer in de aard'.
14.   14.
Met haren blancken handen,   Zij zelve luidt de doodklok
Dat syder het belletjen klonck,   Met handen teer en schoon;
Met hare heldere keele,   Zij zelve zingt de lijkmis,
Dat sy de Vigilie song, enz.   Op zilverklaren toon.
15. de jonkvrouw. 15.
Nu wil ick my begheven   Nu wil ik, booze wereld!
In een kleyn kloosterkijn;   Uw snood gewoel ontgaan;
En draghen de swarte wylen   Ter eere van mijn liefste
Ter eere de liefste mijn.   Neem ik den sluier aan.
En draghen de swarte wylen, Swarte wylen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken