Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gedichten. Deel 2 (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gedichten. Deel 2
Afbeelding van Gedichten. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Gedichten. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.28 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1905)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 206]
[p. 206]

De verheerlijking op den berg
Matth. XVII. v. 1-9.

I.

 
De Heer wenscht somtijds gansch alleen
 
Zich af te zondren tot gebeên,
 
Of met een uitverkoren paar
 
Te ontvlieden aan de groote schaar
 
Der duizenden, die om Hem staan,
 
Om naar het stil gebergt' te gaan.
 
 
 
Is 't, als Hij moede is van zijn werk,
 
Opdat Hij zich de krachten sterk'?
 
Behoeft hij rust en nieuwen moed
 
Tot al de wondren, die Hij doet,
 
Tot al de hulp, die Hij verleent,
 
Waar armoe zucht, en droefheid weent?
 
 
 
Is 't om te wijken voor den haat,
 
Die Hem vervolgt met hoon en smaad?
 
Is 't dat Hij 't Ongeloof ontvliedt,
 
Waar Hij het zóó hardnekkig ziet,
 
En, hooploos dat Hij 't breng tot God,
 
De handen aftrekt van zijn lot?
 
 
 
Neen, neen; zijn Vader werkt altoos;
 
Ook Hij is nimmer werkeloos.
 
Steeds wil Hij leeren, helpen; steeds
 
Verlossen uit den poel des leeds;
 
Verdwaalden nooden door zijn stem,
 
En brengen 't stug gemoed tot Hem.
 
 
 
Maar daarom wil Hij gaarn alleen
 
Met God verwijlen in gebeên,
 
Op 't hoog gebergte, in stillen nacht;
 
Omdat Hij weet wat taak Hem wacht;
 
Omdat Hij, in zijn hartebloed,
 
Zoo groot een offer brengen moet;
 
 
 
Omdat alleen zijn Vader weet
 
Wat eind de weg heeft, dien Hij treedt;
 
Opdat Hij zich in eenzaamheid
 
En biddend tot die taak bereid';
 
Opdat Hij in zijn God zich sterk'
 
Tot d' omvang van 't Verlossingswerk.
 
 
 
Opdat - Vermetel kind der aard!
 
Wie heeft het hemelsche u verklaard?
[pagina 207]
[p. 207]
 
Wat in deze eenzaamheid geschiedt
 
Doorgrondt uw arme wijsheid niet;
 
Kniel neer voor Gods genadetroon,
 
Aanbid den Vader en den Zoon!

II.

 
Treed naderbij, aanschouw den Heer,
 
Daar Hij op Thabor staat!
 
Een lichtgloed blinkt om zijn gelaat;
 
Het is de mensch niet meer,
 
Die, in 't gewaad eens Joodschen mans,
 
Op aarde ronddoolt zonder glans;
 
 
 
Het is des Allerhoogsten Zoon,
 
Die 's Vaders zetel deelt,
 
Om wien het licht des Hemels speelt,
 
Gods eigen stralenkroon;
 
Voor wien, van heilge vrees bezield,
 
De rei der zaalgen nederknielt.
 
 
 
Twee daalden er, op reine vlerk,
 
Uit bovenaardsche sfeer,
 
En juichen in zijn heilig werk,
 
En brengen hulde en eer
 
Aan Hem, die kwam tot heil en troost
 
Van arm, gevallen menschenkroost.
 
 
 
Door hen was óók een zware strijd
 
Op deze onze aard volbracht.
 
Zoo donker was de gruwelnacht,
 
De poort des kwaads zoo wijd,
 
Alsof heel 't menschdom God vergat,
 
En dood noch straf te vreezen had.
 
 
 
Toen riep Hij Mozes tot zijn tolk.
 
Door hem heeft Hij zijn Wet;
 
Op Horebs bergtop ingezet.
 
Voor 't uitverkoren volk;
 
Opdat het, door zijn God geleid,
 
Zou wandlen in gehoorzaamheid.
 
 
 
Maar ach! dat volk, verblind en stout,
 
Doolt af van 's Heeren pad,
 
Verzaakt wie hen gezegend had,
 
En knielt voor steen en hout,
 
En tergt, tot ieder kwaad gereed,
 
Den Heil'gen, dien hun hart vergeet.
[pagina 208]
[p. 208]
 
Daar zendt de Heer Elias af,
 
Zijn strengen boetprofeet,
 
Met goddelijk gezag bekleed,
 
Wie Baäl dient ten straf;
 
Dat hij nog eens van Hem getuig',
 
En waan en hoogmoed nederbuig'!
 
 
 
Wel was de strijd dier mannen zwaar,
 
Gestreden voor Gods eer!
 
Doch 't eind is goed; Hij vergt niet meer;
 
De tijd der rust is daar!
 
Maar, schoon hen Abrams schoot ontving,
 
Nog moeide hun de sterveling.
 
 
 
Ach! wanneer zou aan 't arme volk
 
Verlossing zijn bereid
 
Van zondeschuld en dienstbaarheid,
 
Als 't Licht brak door de wolk,
 
Dat met zijn zegenrijken gloed
 
Een troost zou zijn voor 't vroom gemoed?
 
 
 
Het komt. Gods Zoon, ziedaar dat Licht!
 
Zij dalen juichend neer,
 
En groeten Jezus, aller Heer,
 
En brengen hulde en plicht
 
Aan Hem, den Koning van 't Heelal,
 
Die arme zondaars redden zal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken