Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden

Silo geopend.
Zangen bij de inwijding van een derde gebouw voor lijderessen aan Vallende Ziekte te Haarlem, op den 6^den October 1899.¹⁾

I.
De lijderessen.
(Wijze Ps. 65).

Uw lof stijgt uit de nieuwe Woning,

Op haar gewenschten dag,

Tot voor uw zetel, Hemelkoning!

Met eerbied en ontzag.

Wie hebben luider U te danken,

Wie uit zoo vol gemoed,

Dan uw rampzaligen en kranken,

Wier lijden Gij verzoet?

1) De twee vroeger gebouwde huizen droegen de namen Bethesda en Sarepta.

[p. 223]

 

Gij opent ons uw godlijke armen

 

Uw hemelsch Vaderhart;

 

Te denken, dat Ge u wilt erbarmen,

 

Verzacht reeds onze smart.

 

Gij hebt gelukkiger bewogen

 

Het ons vervolgend leed

 

Te zien met Uw ontfermende oogen,

 

Tot heul en hulp gereed.

 

 

 

Gij, uwer kindren vast vertrouwen!

 

Gij wierpt hun in den schoot

 

Het zilver om het huis te bouwen,

 

Dat ons uw liefde ontsloot:

 

Ontsluit ons hart voor die genade,

 

Die zegen schept uit druk!

 

Voorbijgaand leed is kleine schade

 

Bij eeuwig zielsgeluk.

II.
De pleegzusters.
(Wijze Ps. 127).

‘Vergeefs op bouwen toegelegd

Vergeefs, om 't huis voltooid te zien,

Gezwoegd, gezweet, o arbeidsliên,

Zoo God zijn hulp aan 't werk ontzegd’:

Ge onthieldt die niet, Gij schonkt ze, o Heer!
Ons Silo stáat; Uw Naam ter eer!

Vergeefsch de ontferming van 't gemoed,

Vergeefsch onze arbeid, zorg en vlijt:

Zij doen geen lijdende eenig goed,

Zoo niet God zelf haar leed bestrijdt.

Onze oogen zijn op U, o Heer!
Gij helpt, Gij lenigt - U zij de eer!

[p. 224]

 

Verheerlijk in dit huis uw Naam!

 

Volbreng in onze zwakte uw Kracht!

 

Vervul, beziel ons, bind ons saam

 

Door Uw genade en liefdemacht!

 

Dit needrig Silo worde, o Heer!

 

Een tempel tot Uw eeuwige eer.