Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861) (1863)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)
Afbeelding van Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)Toon afbeelding van titelpagina van Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.99 MB)

ebook (3.11 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)

(1863)–Nicolaas Beets–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Aan een vriend.

 
O, Vraag my niet, vraag my nooit naar mijn smart!
 
Kondt gy mijn leed en mijn jammer waardeeren?
 
't Zou slechts de maat van uw droefheid vermeeren;
 
Gy hebt genoeg voor een menschelijk hart.
 
 
 
Wat my de wang reeds zoo ras heeft verbleekt,
 
Wat my de kruin reeds zoo vroeg deed vergrijzen,
 
Zou, zoo gy 't wist, u te duidlijk bewijzen,
 
Dat zich het noodlot meêdoogenloos wreekt.
 
 
 
Lang waart gy reeds uit uw droomen ontwaakt,
 
Toen my der jonkheid begoochling nog streelde,
 
Nog bood de jeugd my den beker der weelde,
 
Toen gy reeds d' alsem der smart hadt gesmaakt.
 
 
 
Vaak waart ge reeds door de doornen gewond,
 
Toen 'k nog de rozen slechts kende van 't leven;
 
Lang had de lach reeds uw lippen begeven,
 
Voor nog één zucht hem verjoeg van mijn mond.
 
 
 
Toen kwam het leed, waar gy vruchtloos naar vraagt;
 
Gy zijt niet rijker aan heil dan te voren,
 
Maar zoo geducht is het wee my beschoren,
 
Dat ik benijd, dien ik eerst heb beklaagd.
 
 
[pagina 88]
[p. 88]
 
O, vraag my niet, vraag my nooit naar mijn smart,
 
Kondt gy mijn leed en mijn jammer waardeeren,
 
't Zou slechts de maat van uw droefheid vermeeren,
 
Gy hebt genoeg voor een menschelijk hart.

‘Mooie verzen, dunkt my,’ zeide ik na de lezing; en starter had ze uitmuntend gelezen, want dat kon hy niet laten.

‘Helaas!’ was zijn andwoord; ‘ik vrees, dat deze geheele uitboezeming niet anders is dan oefening van den dichterlijken geest, op een geliefd thema: de smart. Want de vriend, aan wien het gericht was, bestond evenmin als de grijze hairen.’

‘En het leed?’

Starter nam een ander blaadtjen op en begon te lezen:


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken