Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861)(1863)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Lizette. (Ths. Haynes Bayly) Ik zag hem nooit te voren, Had nooit aan hem gedacht, Mijn Vader had hem, als zijn gast, By ons aan huis gebracht. Ik had hem zelfs niet éénmaal Genegen aangeblikt; Aan tafel zat hy nevens my; Ik had het niet beschikt, Maar by zijn eerste spreken, Hing reeds mijn hart aan hem; Nooit had ik liever spraak gehoord, Nooit aangenamer stem. [pagina 69] [p. 69] Als zich de dans bereidde, Was ik zijn keuze weêr; Daar klonk op nieuw dat zacht geluid, Zoo hartvervoerend teêr! Wat wist hy my te zeggen? Ach, waarom hem vertrouwd! ‘Hy had nog nooit zoo'n lief gelaat, Zoo'n hemelsch oog aanschouwd!’ Waarom toch dus gesproken? 'k Werd ijdel op die eer; En als de vleier my verliet, Hoe riep mijn hart hem weêr! 't Was vreemd; maar als ik uitging, Verveelde ik my altijd; Het beekjen was zijn lieflijkheên, Het dal zijn schoonheid kwijt. 't Was vreemd; vermoeiend scheen my De kleinste wandeltocht! Ik wenschte my dien vriendlijke' arm, Waarop ik leunen mocht. 'k Wenschte iedereen afwezig, En hem - alleen naby? [pagina 70] [p. 70] Waarom bevroedde ik de oorzaak niet, Noch wat er woelde in my? Vermeed ik 't lieve plekjen, Bezocht door spel en vreugd, En dwaalde ik om in eenzaamheid, Zoo haatlijk voor de jeugd; Doorstrengelde ik mijn lokken Met zijn geliefd gebloemt, Koos ik de kleur voor mijn gewaad, Door zijnen mond geroemd; Schikte ik, in alle dingen, My naar zijn smaak en zin, Schoon 'k naauwlijks aan hem denken dorst, Wat kon dit zijn dan Min? Wee my! ik hield het harte Der mannen niet zoo slecht! Ik achtte elk lonkjen welgemeend, Elk streelend woordtje' oprecht. Hy sprak van ‘eeuwge liefde’, En ik geloofde dat. Hoe kon ik denken dat hy reeds Zoo vaak bedrogen had? [pagina 71] [p. 71] Nu ziet hy naar een ander, En, even teêr en zacht, Bekoort hy haar met de eigen taal, Die ik mijn Voorrecht dacht. Ach, waarom moet zy schoon zijn? Ik wraak zijn keus niet; neen! Noch twijfel of zy zwichten moet Voor wat mijn oor zoo hemelzoet, Zoo onweêrstaanbaar scheen. 1833. Vorige Volgende