Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De betoverde wereld (1691-1693)

Informatie terzijde

Titelpagina van De betoverde wereld
Afbeelding van De betoverde wereldToon afbeelding van titelpagina van De betoverde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

Scans (102.75 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De betoverde wereld

(1691-1693)–Balthasar Bekker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IX. Hoofdstuk.
De gevoelens en plegingen der Afrikaansche Heidenen komen in de grond met d'anderen overeen.

§. 1. DE Heidensche volkeren in Afrika, doorgaans min beschaafd dan de anderen, also luiden van letteren daar vast alle Mahometanen zijn; geven ons weinig kennisse hunder gevoelens, dan diemen uit hun doen bekomt. Daar aan is te sien, wat gedachten datse van de dingen hebben daar wy af spreken. Nochtans is't seer weinig dat ons by de reisigers daar af aangetekend is; 't welk ik echter, gelijk voren, in tweederlessen opsigt onderscheiden wil: door dien ik eerst sal opsoeken, wat slag van schepselen by hen voor goddelik geacht en geërd zijn; en daar na, wat voor gebruik van Waarseggery of Tovery by hen bespeurd word. Onder verscheidene van de beste schrijvers vind ik hier niemant, die alleen so veel berigts geeft, als de volneerstige Carolijn heeft by een gebragt. Dies wil ik van hem aanleidinge tot alles nemen; en wat ik van de selfde stoffe by anderen vinde, t'elkens op sijne plaatse tusschen voegen.

§. 2. D'Afrikanen die buiten de wet van Christus of Mahomet van God iets weten, deelen ook, gelijk d'andere Heidenen, de Godheid onder verscheidene schepselen uit. Die hen aansienlixt voor ogen staan, zijn insgelijx de Lichten, die de Schepper, tot bewijs sijner ewige kragt en godlikheid, aan den Hemel gesteld heeft. Die van Damute ontrent de middellijn, on-

[pagina 37]
[p. 37]

der den Negus, en van Balagata, in 't land van Monomotapa, aanbidden van ouds d'opgaande Son. So doen ook die van 't koningrijke Mongibur, insgelijx den groten Negus onderdaan. Dese houden de Sonne voor den Schepper self. Van 't selfde die van Suarim, eerste stad van 't koningrijk Marat, 't welk mede onder den Negus is. Maar seggende, (so als Le Blanq getuigt) dat de Hemel alleen voor de Goden is: so geevense te verstaan, datse noch meer Goden, en die ontwijfelik van mindere achtinge dan de Son, erkennen. Die van Songo in het koningrijk van Congo, houden Son en Maan als man en wijf, en voor den eersten en tweden God. ook word'er d'Aarde, als moeder van alles, aangebeden; beneffens enig gevleugeld gedierte, dien lande eigen; of iets anders, byna, so 't schijnt, na eigen beliven.

§. 3. Die van Ialossen, een koningrijk in Guinea, maken mede veel getiers met aanbiddinge, so wanneerse de Maan ontdekken. Insgelijx die van Mandimanca, mede onder Guinea; alwaarse de Mane Baria-mari, dat is Nachtgod, noemen. By de Berbesijns in de koningrijken van Ale en Brokallo wonende, (so D'Aviti uit Iarrik verhaalt) word de niewe Maan aan sekere Bomen vereerd. D'andere volkeren van Guinea maken hunne Fetissos, dat is Goden, van hoge Bomen en Kruiden. Ende word by hen ook sekere Vogel, by ons volk de Stier of gesternde Reiger genaamd, voor wat godlix geëerd. Onder de Visschen zijn by hen de Tonynen al mede Fetissos, ende in hoger eere dan de Swaardvissen: die sy noch wel vangen, maar niet en eeten; ten zy datter 't swaard eerst afgesneden zy, 't welk gedroogd zijnde dan al mede een Fetisso word. Wanneer de Donder en Blixem op seer hoge Bergen valt; so leert hen de schrik, dat de Bergen mede Fetissos zijn. De Lybiers, in vier geslagten verdeeld, komen alle in de Knoplook over een, dat die ene sonderlinge kragt en godheid besitt. De bewoonders van Cabo Verder eeren sommige de Maan, ander den god Kammuté, om sijner boosheid wille.

§. 4. D'Onsterflikheid der Zielen word by hunner weinigen, en met veel twijfelens geloofd: daarenboven met het gevoelen van de Zielwisseling vermengd. So langen tijd, en so breed regeert als noch de secte van Pytagoras. Die van Mongibir in Etiopiën bewijsen hunne vriendschap aan de vreemdelingen, geen Kristenen zijnde: (want die zijn het so veel niet weerdig) om datse mogelik hunne namagen, of bloedverwanten souden konnen zijn, welker zielen door den dood uit hunne lichamen gescheiden, in die andere zijn overgegaan. Sy erkennen eenige straffe na dit leven; maar sonder duidelik bescheid. Doch die van Guinea gaven in't jaar 1600. aan de Nederlanders te verstaan, dat de zielen der verstorvenen, na hunne meininge, wel wederom op Aarde quamen, ende iets van daar uit de huisen tot hunnen noodruft mede namen: sulx sy lichtelik waren vermoedende geschied te zijn, wanneerder iet gemist wierd. Aan Cabo Verde beeld sich 't volk in, datse na dit leven witte menschen worden, en hier op Aarde wederom verkeeren sullen.

[pagina 38]
[p. 38]

§. 5. Meer als dit vind ik sonderlinge niet, van deser volkeren gevoelens ontrent dese saken aangetekend; en also weinig van hun Bedrijf. 't Gene men echter daar af bespeurd, meld sich self genoeg, dat het komt uit desen grond. Sulke Goden, sulke Godspraken; by hen daar voor geacht, en door Wicchelarije uitgehaald. In de niewe Historie van Abysine van Iob Ludolf, lees ik van 't koningrijk Zendero, hoe sich 't volk aldaar op 't verkiesen eens konings beraad. Te weten, de verkiesinge by de groten des rijks gedaan zijnde, so begevense sich mede in de bosschen; om hem te gaan soeken, volgens de vlugt van sekeren vogel, die hen dien niewen vorst door sijn geschreeuw ontdekt. Gelijkse alle kragtig tot de Tovery genegen sijn, so geeft de niewe koning hier een proeve sijner kunst. Want so haast als hy door sijne besweeringen de keuse op hem gevallen vernomen heeft; trekt hy tot sich, door de selfde kragt, leewen, tygers, luipaarden en draken. En in dese schone toerustinge word hy van de heeren sijns rijks ontmoet. 't Zijn d'eigene woorden van dien schrijver, uit het Fransch vertaald; die de sake na waarheid, en echter na sijn oordeel verhaalt. Doch wat kragt by al sulke besweeringen is, sal hier na eerst ondersocht worden.

§. 6. Dien van Biafar, een koningrijk beoosten dat van Benin, word nagegeven, dat sy de grootste wicchelaars van alle zijn; als die zich beroemen, datse konnen te wegebrengen watse begeeren, Regen, Donder, Blixem, en diergelijke. De Bramas in 't rijk van Loango, weten hunne boomvrugten en 't gesaaide dier mate te belesen, dat het geenen nood van dieven heeft. Want de diefachtige onder hen (daar 't stelen anders seer gemeen is) sal 't herte niet hebben iets daar af aan te raken; so hy 'er enen korf met bokshoornen en papegaais veeren, beneffens andere dingen vind, die de merken van hunnen god Maguschi zijn; by anderen Mokischo en Mohilo genoemd, welken D'Aviti t'onregte voor den Duivel houd.

§. 7. Die van Guinea besweeren hunne Goden self, om hen de visschen in 't nett te jagen, by aldien de vangst niet goed is. En dit geschied, door gehuil en misgebaar van de Fetisseros, dat is Priesters vrouwen, door telgen der bomen om hunnen hals gehangen, (want de Bomen, als geseid, mede van godlike kragt zijn) door 't slaan op de trommel, door enige woorden van den Fetissero sijnen vrouwen toegegraawd, en enig koorn met andere dingen, verscheidelik geverfd, in Zee geworpen. Moet de koning geld hebben, en verlangt derhalven te weten, of'er koopluiden op komenden wege zijn, daar voor hem winst uit te hopen zy: de Fetissero met sijne wijven vraagt dat aan enen Boom, na dat hy veelerhande gebaar met offerhande, met asch, met enen tak den Booms daarom gesteken, met water uit een bekken geslorpt, en op dien tak uitgespogen en met enige woorden tot sijne vrouwen gesproken, en ook eens gespogen heeft. Dat alles gedaan, en overluid gevraagd hebbende, horen sy enen stemme, sose seggen, sonder sien; of ook wel vertoont sich daar by de gedaante van enen hond. En dit is so veel als dit leven, en besonderlik 'skonings welvaart betreft.

§. 8. Maar om na dit leven wel te zijn, het sy koning of onderdaan,

[pagina 39]
[p. 39]

word een ander slag van besweeringe gebruikt. Wanneer iemand gestorven ‘is, word aanstonds een nieuwe Fetisso verkoren; en gebeden, dat hy den overledenen na d'ander weereld geleiden wille. De naaste vrienden vergaderen; doden ene henne, om te koken. Daar op alle des overledenen Fetissos, afgods beelden, op ene rije gesteld, worden met erten en bonen aan een snoer geregen omgehangen; voorts met het bloed van de henne besprengd, en met kransjes van groene kruiden noch meer versierd. Dus verre isset mannen werk: nu brengen de vrouwen de gekookte hen in ene schotel, en settense in 't midden van de Fetissos. Een van de mannen stelt daar op sijne besweeringen te werk, drinkt en spuwt enen dronk waters of palmenwijn op die Fetissos: neemt twee of drie bladeren van die groene krans, die hy tot een rond balletje t'samen wryft. Dat dan tusschen twee vingeren genomen, steekt hy over en weder door sijne voeten of teenen; den Fetisso ondertusschen dikmaals groetende. De vogtigheid uit dat groen balletje over zijn heiligdom uitgedrukt hebbende, maakt hy wederom anderen, een achter een; en doet'er even eens mede, tot dat de geheele krans verdaan is. Dan maakt hy alle die balletjes tot een, en bestrykt daar mede sijn aangesigt. En daar mede word dit ook voor een Fetisso geacht; en derhalve bewaard, om in den oorlog, en andersins tegen alle onheil versekerd te zijn. Ondertusschen is de dode, so sy wanen, op voorseide manier in ruste gebracht.

§. 9. Hunne waarseggerye word ook met Gevogelte gepleegd. Te weten met dien gesternden Reiger, of Stier, also genoemd: om dat hy seit Carolijn (uit welken ook 't voorgaande getrokken is) sijn sneb in de aarde stekende, byna als een osse loeit. Wanneer sy ene reis op handen hebben, en by geval sijne stemme horen: so verblijdense sich ten hoogsten, seggende, dat hen de Fetisso met sijn stem ene voorspoedige reise belooft. Waarom sy ook enen bak of kruike waters met enig koorn op die plaatse stellen, daarse die stemme gehoord hebben; op dat de Fetisso aldaar te eten en te drinken vinde. Hier van daan komt het, datmen doorgaans in de bosschen en velden sodanige bakken staande vind; daar in enig mais, rys, of ander koorn, tot spys en drank voor den Fetisso gesmeten is. Wy hebben dus genoeg van 't Afrikaansch Heidendom gesien: des laat ons na Amerika oversteken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken