Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De betoverde wereld (1691-1693)

Informatie terzijde

Titelpagina van De betoverde wereld
Afbeelding van De betoverde wereldToon afbeelding van titelpagina van De betoverde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

Scans (102.75 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De betoverde wereld

(1691-1693)–Balthasar Bekker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 119]
[p. 119]

XXIII. Hoofdstuk.
Alle voorgemelde gevoelens t'samen vergeleken, brengen enige Stellingen uit, daar sy in verschillen, of waarin sy 't eens zijn.

§. 1. IK hebbe t'elkens, na 't verhaal van sommiger gevoelens, de vergelijkinge gemaakt: eerst van oude en niewe Heidenen, in 't 11. Kappittel; daarna van Ioden, Mahometanen ende Kristenen in d'eerste 600. jaren, in 't 17. hoofdstuk. Nu volgt, dat wy desgelijken met het Pausdom en de Protestanten doen; en daarna den ganschen hoop. Hier in sal 't goed zijn, d'order der verhandeling eens om te keeren, en van achteren na voren toe te gaan: 't welk doende salmen sien, datter niets is waar aan de weereld vaster houd, dan 't gene van de Geesten doorgaans geleerd en geloofd is. Want de Protestanten houden al wat niet duidelik paapsch is; en misschien ook noch al meer: de Kristenen in 't gemein, al wat niet joodsch of heidensch is: de Ioden en Mahometanen, al 't gene dat niet het geloof aan eenen eenige God (immers na hun dunken) kan bestaan. Gy sult seggen, behoortet ook so niet? Dat staat noch te besien; en daar van wil ik noch hierna bescheidelik spreken.

§. 2. Ondertusschen wil ik mijnen Leser seggen, dat wanneer ik hier 't verscheiden of gemeen gevoelen van allerhande menschen melde, ik daar in niet verder meen te gaan dan tot sulken welker sinnen meest geoefend zijn, en die by hun eigen volk voor leeraars of geleerden zijn geacht; bequaam om anderen een nett berigt van godsdienst en geloof te doen, so als dat by hen meest beleden en geoeffend word. Want wat het gemeen volk betreft, dat is dikmaals paapsch of joodsch of heidensch, ende weet het niet, daar op en is geen staat te maken. Ia so weinig, datmen vast het tegendeel mag denken van 't gene de dwalende schare denkt of doet, en 't gene sy die de Schrift verstaan daar af gevoelen. Dienvolgens wil ik hier niet in behaald zijn, als genoegsaam ondervonden hebbende, hoe mal ons eigen volk in desen is.

§. 3. Vorder sal het dan ter sake dienen, hier als iet dat buiten twyfel is voor af te stellen, dat het gene oorspronkelik uit het Heidendom is af geleid, altoos uit de H. Schriften niet en is. 't Is waar dat nooit Kristen leeraar, ook geen Iode iets geseid heeft, daar hy geen schrituur op paste: maar de vraag is, of die daar te passe quam, en in sulken sin verstaan moet zijn; dan of hen mogelik de klank daar af also ter oren quam, so als de verbeeldinge, die sy van de saak in hunne herssens hadden, best verdragen konde? Daar van sal de leser vooraf by hem self oordelen mogen, wanneer hy op het volgende slechs acht wil geven, waarin ik kortelik aanwijsen wil, eerst wat elke gesindheid verwerpt, het gene d'andere houd; daar na wat d'eene van d'andere overgenomen en tot noch behouden heeft.

§. 4. De Protestantsche kerken lochenen eenparig het Vagevuur, en alle plaats der Zielen buiten Hemel ende Hel: welk in 't Pausdom geloofd, in

[pagina 120]
[p. 120]

d'eerste Kristenheid hier en daar gemeld; by Ioden en Mahometanen niet verworpen; en uit het Heidendom gesproten is. Hier mede vervalt ook wat daar op verder gebowd is; het zy leeringe, het zy gebruik. 1. Men gelooft by ons niet, dat de Zielen der verstorvenen ooit omswerven, of sich in enigen gedaante aan de levendige vertonen, om hulp of troost te erlangen. 2. Men gelooft niet, dat de salige Zielen uit den Hemel, of de verdoemden uiter Helle immermeer wederom op Aarde komen; sich aan de menschen, tot der selver troost of schrik te vertonen: veel min, dat sich de leevenden wel onderling verdragen, om by afsterven malkanderen op aarde te besoeken. 4. Des vraagt men ook by ons de doden niet; noch men doet hen genen dienst.

§. 5. De kragt der Besweeringe word insgelyx by ons ontkend: het zy om d'afgescheidene Zielen, of om de bose Geesten uit te dryven; so verre als men gelooft, dat 'er iemant af gequeld is: ende weten tegen desen geen ander middel, dan 't bidden en vasten dat ons de Heere Iesus heeft geleerd. Mat. 17:21. 1. Des verstaan wy mede niet, dat enig mensche bevoegd is, het zy Priester of Exorcista, dat is Besweerder in 't besonder so genoemd, sich sulx aan te matigen, of t'onderwinden: schoon het by de eerste Kristenheid of door Gods kragt geschied, of op menschelik aangeven blotelik nagebootst; by Ioden en Mahometanen in 't gebruik geweest, en by alle Heidenen gepleegd word. 2. Ook geloofmen by ons niet, dat woorden, namen, tekenen, gebeerden, schoon uit de H. Schrift getrokken, daartoe kragtig zijn: het zy uit hen selve, of door instellinge van de Kerk, die daar toe geene magt van God ontvangen heeft. 3. Men besweert dan ook den Duivel by den doop der kinderen niet; gelykmen in 't Pausdom doet. De Lutheranen doen dat mede: maar met die meininge niet gelyk de Pausgesinden, dat de Duivel in 't kind is, of door de kragt dier woorden uitgedreven word; dan alleenlik (so sy dat verschonen willen) om d'oudheid van dat bebruik, als ene onverschillige saak.

§. 6. Nu volgt dat wy, met het Paudsdom in al 't overgie vergeleken, 't onderscheid dat dan noch blyft, tusschen 't algemeene Kristendom en d'ongelovigen, besien. 1. Ander slag van Geesten dat tusschen God en d'Engelen, of engisins lichaamlijk zy; gelyk het beide by de Heidenen en Ioden, en 't laatst ook by de oude Kristenen is geloofd geweest, word by de hedendaagsche Kristenheid niet meer erkend. 2. Also weinig val heeft'et ook by haar, datmen God of Geest met de Sterren pare. Van God, dat is volslagen heidensch: en dat van de Geesten joodsch, so maar d'oude Kristenheid hier genoegsaam vry af was. 3. Wy geloven ook dien verscheiden aart van Engelen niet, door de joodsche leeraars opgegeven, en door 't Heidenschap van ouds her, en noch heden ondersteund. Wel is 't waar, dat de Papisten die verscheidenheid van ordening der Engelen erkennen; doch stellen dat verschil in 't wesen van die Geesten niet. So mede, schoon het overal in 't Pausdom vol van allerhande Geesten spookt: sulx echter is (gelijk 19. §. 7. 17. en 20. 1. 2. 3. in 't breede getoond is) alleenlik in aansien van de plaatsen, personen, werkingen; doch geensins van verscheiden aart en oorsprong te verstaan.

[pagina 121]
[p. 121]

4. Volgens dien gelooft ook niemant meer, hy zy paapsch of protestantsch, dat de Geesten waarlijk, ende uit hunne eigene nature teelen: sulx nochtans by alle Heidenen geloofd, by den Ioden aangenomen, by d'eerste Kristen leeraars niet genoeg weersproken, en by sommigen uitdrukkelik geleerd is.

§. 7. Maar de Heidenen verschillen van de Ioden, Kristenen en Mahometanen voornamelik in twee stukken. 1. Datse den Allerhoogsten God met de meerdere en mindere, goeden en quade Goden, beneffens de Zielen der menschen so verwerdelijk door malkanderen mengen, datter 't einde van wech is. Daar tegen is Iood en Mahometaan met den Kristen hier in eens, datter maar een God, en al wat buiten hem te vinden is sijn schepsel zy. 2. Datse niet alleen de menschen lichtelik tot Goden maken; maar ook de Goden wederom tot menschen: mitsdien datse Goden stellen die uit menschen, en wederomme menschen die van Goden afgekomen zijn. 't Pausdom staat hier mede noch niet blank: vermits hunne Heiligen in de plaats der Daimones en heidensche gemaakte Goden zijn. Maar het suiver Kristendom (gelyk in desen ook het oude was) maakte nooit God tot mensche, nochte verhief ooit mensche tot God.

§. 8. Iets isser evenwel, daar de Protestanten selve noch niet eens in zijn: en daar anders 't Pausdom met de eerste Kristenheid, same Ioden en Mahometanen, mitsgaders 't gansche Heidendom in t'samenstemt. Sulx is 't gene de Heidenen de Diis tutelaribus van de Beschermgoden; de Kristenen van ouds af de Angelis tutelaribus van Bewaarengelen geloven. By die van 't Pausdom staat dat vast, hebben wy flus gesien: by de Protestanten word daar op so veel staats gemaakt: insonderheid die van de Fransche en Nederlandsche of Switsersche belijdenisse zijn. Nogtans zijnder onder ons wel die sulx mede toestaan, hoewel weinigen; of die der niet veel tegen hebben. Watmen te geloven heeft staat ons in het volgende te sien. Ondertusschen mag voor af wel worden aangemerkt, dat by de Roomschgesinden; immers by de Onroomsche Kristenen, 't gene desen aangaande word geleerd, meest op de betrachtinge der kennisse; maar weinig op de daad en levens wyse aan komt. Want men siet seer selden, of bijkans nooit, dat enige merkelijke verlossinge of verdrukkinge van een volk aan enigen Engel, die daar af de voogd of vyand zy; maar wel onmiddelijke aan Gods voorsienigheid word toegeschreven. So niet: dan heeft het by het Pausdom d'een of ander groten Heilig, en wel meest Maria of hun lieve Vrow gedaan. Een Protestant, om geenen paapschen Sant die eer te gunnen, past het werk voor God niet, hy schrijftet liever aan den Duivel toe.

§. 9. Een onderscheid isser noch te merken tusschen 't Heidenschap, Iood- en Mahumetisdom, in de gansche Kristenheid. In 't gebruik der Toverij en Waarsegginge is dat meest gelegen: welke volgens eigen gronden by d'eersten deugdelijk, hoewel veelsins misbruikt; by d'anderen geoorlofd en tot vele dingen dienstig; by de laatsten in alle manieren voor onkristelijk gehouden word. De reden is; om dat de Heidenen voor Goden, of derselver dienaars en gesanten houden, die by 't Kristendom voor onreine Geesten ge-

[pagina 122]
[p. 122]

acht zijn: en de Ioden met Mahometanen, menen, dat de konste der Kabbala en den invloed der Sterren al dat gene doet datmen by ons voor toveren houd. Wel is waar, dat ook self in heidensche tyden de Mathematici, dat is Wiskonstenaars¸ met den Veneficis, Vergiftigers gelyk gerekend, en als onbetamelik verboden zijn geweest. Maar dat waren sulke, die de konst misbruikten; welke daar te voren niet alleenlik toegelaten, maar ook wel in hoogster eere was geweest. By den Kristenen is de naam van Mathematicus nu niet meer quaad; maar die van Veneficus bediedde nooit wat goeds. Dog wy spreken hier nu van saken slegs; met woorden hebben wy niet veel te doen: In 't derde Boek wil 't eerst te passe komen, dat wy van deselver en meer anderen gebruik ter dege spreken.

§. 10. Laat ons nu eens sien: waarin komen duslang alle menschen Heidenen, Ioden, Mahometanen, oude en niewe Kristenen, Roomschen en Onroomschen over een? Sy seggen allegaar. 1. Datter Geesten zijn, van God en Lichaam onderscheiden. Want al is 't datse (als geseid) ook ander slag van Geesten dromen; dat behoort tot het verschil: wy spreken hier van 't gene daar wy alle eens in zijn. 2. Dat derselver aart verscheiden is: sommigen geheel op sich self sonder lichaam bestaande, gelijk d'Engelen zijn; anderen daar een lichaam mede vereenigd is, hoedanig onse Zielen zijn. 3. Datse echter beide onsterflijk zijn. 4. Dat de Geesten die geen eigen lichaam hebben, sommige den menschen goed, en sommige quaad zijn. 5. Dat de mensche daarom wel doet, so hy der goeden, dat is der Engelen vriendschap soekt; en de bosen, dat is de Duivelen, poogt af te keeren. 6. Dat de mensche na dit leven 't grootste heil of onheil te verwachten heeft. 7. Dat insgelijks de Zielen der verstorvenen d'eene boos, en d'andere goed en heilig zijn. Al is 't nu datse sich over 't een of ander stuk niet even eens verklaren; gelijk dat in't besonder hier en daar getoond is; het blijkt nogtans, dat so veel als die saken in den grond betreft, sy daarinne met malkanderen van een gevoelen zijn. En dus vele zy in 't kort gemeld, wat onderscheid en wat eenparigheid in alle die gevoelens zy: nu staat ons na de waarheid van dit alles ondersoek te doen, daar het twede Boek met het derde ons toe dienen sal; volgens d'onderscheidinge hier voor gemaakt. 1. §. 8. Ondertusschen laat ons gaan besien, wat ons noch voor heen uit 't voorseide te besluiten sta.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken