Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De betoverde wereld (1691-1693)

Informatie terzijde

Titelpagina van De betoverde wereld
Afbeelding van De betoverde wereldToon afbeelding van titelpagina van De betoverde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

Scans (102.75 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De betoverde wereld

(1691-1693)–Balthasar Bekker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 133]
[p. 133]

Toe-eigen-brief,
Aan de heeren, Bernhardus Fvllenivs, V.J.D. Professor Mathematicus in de Hoge School tot Franeker, en Franciscus Fvllenivs, V.J.D. Burgermeester ende Raad der stad Franeker, en jegenwoordig Monster-Commissaris der Ed. Mog. Heeren Staten van Friesland.

hoogwaarde broeders,

 

DIe d' eerste geweest zijn om hunne boeken, voor't gemeene nutt geschreven, aan besondere personen op te dragen; kosen daar toe, so veel als ik verneemen kan, die hen wel de naaste waren; en der eerewaardig, om een nuttig werk met hunne namen te versieren. Ende moet elk een bekennen, dat het buiten opspraak is, so men sijne dankbaarheid daar in bewijst, datmen iemant, wienmen niet vergelden kan, ten minsten soo veel eere geeft, als het is de weldaad en de vriendschap opentlik belijden. Dit wel bedenkende, soo heb ik niemant nader dan U beiden, waarde en geliefde Broeders: om dat weldadigheid en vriendschap in de grootste maat hier tsamen gaan. Want U beider Vader, de Heer bernhardus fulenius, lofliker en saliger gedachtenisse, eerst nevens den mijnen een leerling, daar na de nasaat des beroemden mans Sixtinus Amama, en tsedert van den wijdvermaarden Metius geweest: heeft het my meer dan eens met eerbiedigheid horen verklaren, dat ik syne Ed. beneffens den Heere Jacob Alting, voor mijne grootste en getrouwste Meesters kende, welken ik vooral mijn leven moest verschuldigd zijn. Ik gedenk 'er noch so dikmaals aan, als my de Hebreeusche text te stade komt, wat ik den naam van Alting schuldig ben: maar aan die van Fullenius heb ik noch veel groter deel. Want behalven dat ik door een gron-

[pagina 134]
[p. 134]

dig onderwijs, met besonder blijk van toegenegentheid, mijn deel der Meet- en Telkonst aan den selven schuldig ben; so heeft het God voorsien, my noch aan hem, die by sijn leven my ten Vader was geweest, door 't regt van trouwe onderwijsinge; bykans tien jaren na 't verhuisen sijner edele siele, door een gewenschte Echt noch eens tot sijnen Soon te maken. De tijd van 24 jaren, die ik tsedert onder Gods genade met Uwer Ed. engiste Suster, als mijne dierbare Huisvrouw, en met uwe Ed. als veel waarde Broeders hebt geleefd; bragt onsen huise geen kleene veranderinge toe: waar af des weerelds ongestadigheid, en besondere ontsteltenis in 't gemeene Vaderland, de oorsaak was. Na 't overlijden onser Waarde Moeder, Juff. ebel van hinkena, in 't 14 jaars haars kristeliken weduwsstands, pas 18 maanden voor den hoogsten nood, ( so word de rechtveerdige wech gerukt voor 't quaad!) sagmen hare 3 Sonen, als pijlen van de hand eens helds ('t zijn Salomons woorden in den 127. Psalm) den oudsten dies tijds eersten Borgemeester ende Raad der Stad; den tweeden reeds veroorlofd tot den Predikstoel, den derden noch in de oeffening der hoge Letterschool, voor eende bende Keurlingen van 120 koppen, als Hooftman, Stedehouder, Vaandrig, d'eersten uit alle Friesche steden, den vyand moedig tegen trekken: den weg neemende door de Kerk, om uit mijn onderrigt de Bybelwetten van den Oorlog mee te dragen. Twee jaren later, een byster onweer tegen onse Kerk, en my bysonder, al te voren opgeborsten, en doe aan 't kalmen; daarna als 't Vaderland tot rust geraakte noch feller uitgeborsten: deed my hier over zee geruster haven soeken, die ik voor eerst tot Loenen vond. Daar begaf sich uwe Suster so gewillig heen, alse haren Man getrouw was, om soet en suur met hem te meugen. De Zee en scheide nochtans 't herte van so lieve Broeders niet: dan wel de Dood; die sethus, den middelsten, tot Riedt, de twede plaats van sijne Kerk-bedieninge, beliep. Dat was wanneer den Oudsten 's Vaders ampt in d'Opperschool, pas 28 jaren na deselfs verlijden, wierd bestemd: waar voor hy Stads Regeeringe

[pagina 135]
[p. 135]

verliet. Die van selfs gevallen op den Jongsten; en met een, by uitgedienden tijd, het Ouderlingschap: gaf Stad en Kerk getuigenis van der fullenii getrouwigheid. Soo aan 't gemeen, soo ook aan my, hoogwaarde en geliefde Broeders; en aan de mijnen, die ook met een de uwen zijn. Ik heb de dure panden uwer trouwe en opregte vriendschap in besit: uwe eenigste en hertelik beminde Suster, die u beiden wederom so tederlik bemint, met drie geliefde Kinderen, die so veel blijken van hunder Omen gunst genieten; welken sy ook, by vroeger sterven hunder Ouders, als Vaders te gemoete sien. Wat Vaders soek ik dan ook nu voor dit papiere-kind, dan die het van mijn vleesch en been noch wesen sullen, en al lange geweest zijn? Neemt dan, veelwaarde Broeders, dit op den hoop noch toe; al word het niet met sulken maat van liefde, als d'anderen, ontvangen, dat gy daar aan geen leed soud zien; ik houde my te vrede, so 't uwer Edd. slegs behagen mag: wien ik noch langer leven, vrede, geluksaligheid uit den grond mijns herten wensche.

Amsterdam 28/18 van Wintermaand.

 

Met deselfde woorden, meer noch min, Veelwaarde Broeders, als by den eersten druk van Leewarden, heb ik Uw. Edd. daar boven aangesproken: op dat een ieder sie, hoe verre 't van de waarheid zy, 't gene anderen, als daar in van my geseid, al willens ongelesen daar uit verteld hebben; meinende dat het ik en weet niet wat voor reden was, waarom ik dien Opdragt brief van den tweden druk had afgelaten. Waarlik was die anders geene, dan dat elk deel besonder uitgegeven, en de Toeëigening op beiden t'saam gepast is; en derhalven geen bequame plaats hebben konde so lang als het tweede niet daar by was. Doch daar af ging de druk en't vertier soo spoedig voort, dat het my, door ongemeene besigheid belet, als voorby liep. Des kom ik enigsins achterna, by 't herdrukken van de beide boeken, den voorschreven brief met uwe namen wederom daar voor te stellen. Wil ook met uw verlof (daar ik niet aan twijffele) by sulke twee Voogden van mijn Boek, als ik Uwe Edd. daarin erkenne, uwe eigene Suster tot Voogdesse kiesen: ende aan haar, terwijle sy tot uitpanninge van geprangde sinnen, met beide dochters u geselschap houd, mijne hertelike groetenis met dese veerssen doen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken