Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
14. Het lenteweder (23) Ga naar voetnoot14.Schoon, maar los en ongestadig
Is het lieve Lenteweder.
Gistren lagchten al de bloempjes,
Al de kruidjes op de velden.
5[regelnummer]
Zagtjes blies het westewindje
Zijnen adem door het lover.
Lieflijk vloeide 't zilv'ren beekje
Langs, met lis bekroonde, zoomen.
Alles lagchte en alles juichte,
10[regelnummer]
Maar! hoe los en ongestadig
Is het lieve Lenteweder!
Hoor nu eens de winden loeïen!
Door dat olmenboschje loeïen!
Ga naar voetnoot13
Hoe onstuimig is het beekje!
15[regelnummer]
Zie, hoe al die schoone bloemen
Op gebogen steeltjes treuren!
- Eveneens gelijk die bloemen
Ging het mij. Ik lagchte vrolijk
Toen de blijde zon der Liefde
20[regelnummer]
Mij, van heuren trans, verkwikte.
| |
[pagina 21]
| |
Maar helaas! de zon der Liefde
Zag ik agter dikke wolken,
Dreigende onweêrswolken schuilen!
En toen stond ik, als die bloempjes,
25[regelnummer]
Troostloos op het veld te treuren.
Somtijds zag ik weenend opwaards,
Maar ik zag geen enkeld straaltje,
Van de schoone zon der Liefde,
Door de dikke wolken breeken. -
30[regelnummer]
Eerlang zal, ô lieve bloemen,
Ga naar voetnoot30
U de Lentezon toelagchen,
En dan zult gij weêr herleeven!
Maar, voor mij zal 't eeuwig stormen!
Nimmer zal de zon der Liefde
35[regelnummer]
Mijn bedrukte ziel beschijnen!
|
|