Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2 (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
Afbeelding van Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.58 MB)

XML (1.75 MB)

tekstbestand






Editeurs

P. Geyl

Geerten Gossaert



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

(1976)–Willem Bentinck–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

645
J. onder de Linden aan Charles BentinckGa naar voetnoot1)

[B.M., Eg. 1750]

Amsterdam, 14 augustus 1750

Gistere morgen is dit ingeslotene geschrift mij onder couvert van een goed vriend gezonden.

De heren Van EysdenGa naar voetnoot2), dewelke schijnen belet te zijn geweest, zullen, zo mij verzekert is, toekomende week verzoeken 't geluk te mogen hebben om Z.Ex. te spreken, teneinde haar rechtmatige klachten voor te dragen en hun memorie over te leveren.

Ook zal de eerwaarde heer Joannes BaruethGa naar voetnoot3), praedicant te Dordrecht, die mij in verscheide opzichten is gebleken een recht cordaat en ijverig patriot te zijn, bij de eerste gelegentheid de vrijheid te nemen om Z.Ex. over zeer veele zaken Z.Exs. attentie wel waardig te onderhouwden. Zijn eerwaarde nevens de heren Van Eysden zijn de aucteurs van die bewuste zamenspraak tusschen

[pagina 435]
[p. 435]

een advocaat en burgerGa naar voetnoot4), dewelke ik de eer hebbe gehad aan Z.Ex. te suppediteren.

Deze morgen is mij geschreven, dat zeker schepen, waarmede de Dordtsche patriotten niet zeer te vrede zijn, veel apparentie meende te hebbe tot het ontfangersampt, door 't overleiden van de heer StoopGa naar voetnoot5) opengevallen. Wij hopen, dat een eerlijk ongeveinst patriot met dat ampt zal werden begunstigt, dog zodanige zijn in Dordrecht zeer dunne gezaaijt, zodat men inzonderheid daar ter plaatse wel zeggen mag:

‘Als schaarsheid de waardij der dingen reijzen doedt

Dan is een eerlijk man een onwaardeerlijk goedt’.

Ik twijfel niet of ene Jan Troulja, burger te Dordrecht, doende aldaar een leerwinkel en hebbende verscheide loojereijen, zijnde een hartelijk patriot, die een zeer groote aanhang heeft onder de gemeente, zal ook tragten de eer te hebben om toekomende week Z.Ex. verscheide zaken onder 't oog te brengen, gelijk ook meergem. schipper Versteeg zijn bezwaarnissen nevens de originele documenten zal overgeven.

Deze voor de middag heeft de heer Anthonie de Jong, koopman alhier, mij komen spreken wegens zijn geinventeerde waaterschijf, dewelke in plaats van schepraden in twee molens, staande in de Diemer-meer gebruikt worden en volgens de nevensgaande declaratoiren van een zeer gewenst effect zijn bevonden. Gem. De Jong had een groote begeerte om 't geluk te hebben van Z.H. deswegens, als mede over 't werk van de Haarlemmermeer, waaromtrent hij van zommige schijnt te dissentiëren, zijnde te breedvoerig om Z.Ex. in dezen behoorlijk te kunnen mededelen, te mogen spreken.

De Loevesteinsche factie, dewelke van mijn rechtmatig ongenoegen en gevoeligheid wegens de harde verdrukkingen mij van tijd tot tijd aangedaan en van mijn standvastigheid en bestendige aankleving aan 't doorluchtigste huis van Oranje te wel overtuigt is, dan dat zij zig kan imagineren, dat ik (hoe zeer ook bekommert wegens mijn bevordering, geluk of ongeluk) ooit bij haar mijn

[pagina 436]
[p. 436]

avancement in de practijcq zoude zoeken te maken, verblijden zig thans bij uitnementheid te zien, dat ik (terwijl anderen welkers interieur Z.H. onbekend moet zijn, bevordert worden) tot nog toe aan haar verdrukkingen en konstenarijen, waar door ik bijna geheel uit de practijcq ben geraakt, blijve geëxponeert, 't geen mij om verscheide redenen nu meer dan voorheen smertelijk valt en mijn lust meer en meer uitdooft, zullende op die wijze eindelijk genoodzaakt zijn, haar dat genoegen te moete geven, dat ik uit deze stad, waarop zij lang gewerkt hebbe, zonder avancement zal moeten verhuisen, ten ware 't Zijn Doorluchtige en Haar Koninglijke Hooghede genadiglijk behagen mochten, mij door haar dierbare gunst uit mijne langdurige verdrukkingen te verlossen en mijne ernstige smeekingen verhoorende, mij in staat te stellen, om datgeen, 't welk God in mij mocht gelegt hebben tot nut van mijn vaderland en glorie van Z.H., zo veel mooglijk te kunnen besteden.

(Verzoekt Charles Bentincks ‘vermogende patrocinium en voorspraak’. Beleefdheidsbetuigingen).

voetnoot1)
Met dit stuk begint een reeks brieven over de toestand te Dordrecht (B.M., Eg. 1750, fo 1-198). Bentinck tekende bij deze bundel eigenhandig aan: ‘Papiers concernant Dordt remis à mons. le comte de Bentinck à son retour de Vienne en 1750’. Tot deze reeks behoren ook de brieven ibidem fo 144 en 161a. De advocaat Onder de Linden schijnt als tussenpersoon te hebben gefungeerd en ook de voor hem persoonlijk bestemde brieven aan Charles Bentinck te hebben gezonden.

voetnoot2)
Vader en zoon. De laatste heette Johan. Zie Bentinck II, nr. 648.
voetnoot3)
Een overtuigd Voetiaan. Hij schreef in 1771 de ‘Advocaat der Vaderlandsche Kerk’, waarin hij Pieter Burman, de leider der Santhorstianen, een vijand van het stadhouderlijk gezag en van de ‘Vaderlandsche Kerk’ noemde. Zie Bentinck II, nr. 665.
voetnoot4)
Dit zal zijn de ‘Zamenspraak tusschen enen Burger en enen Advocaat, enz.’ (1748) in Knuttel, nr. 18140. Het heeft betrekking op het op 10 oktober 1748 te Dordrecht ingediende ‘Request’ en de daarop verschenen ‘Remarques’. Zie ook Bentinck II, nr. 665.
voetnoot5)
Nicolaas Stoop, regerend burgemeester en ontvanger van de gemene landsmiddelen, overleed 4 augustus 1750. In oktober 1750 werd Johan de Back aangesteld tot ontvanger van de gemene landsmiddelen te Dordrecht. Zie Ned. Jb. 1750, p. 1325. Cursivering is in het origineel onderstreept.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Briefwisseling en aantekeningen


auteurs

  • Geerten Gossaert

  • P. Geyl

  • over Frederik Hendrik van Wassenaer

  • over Charles J. Bentinck

  • over Hendr. Fagel

  • over A.A. Iddekinge

  • over Charles J. Bentinck


landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 14 augustus 1750