Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2 (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
Afbeelding van Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.58 MB)

XML (1.75 MB)

tekstbestand






Editeurs

P. Geyl

Geerten Gossaert



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2

(1976)–Willem Bentinck–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

673
J. van Schagen aan C. Schrijver

[B.M., Eg. 1716]

Amsterdam, 10 november 1750

Met veel honeur heb ik ontfangen van mevrouw U.Ex. egtgenoot de communicatie, dat de zaaken welstaan en dat U.Ex. van gedaghten was het best voor mij te zijn om over te komen en Z.D.H. reverteert en de zaaken te volhandig wierden.

Waarop tot antwoord dient, dat tzeedert 't laatste toeval van aamborstigheyd in Den Haagh ik voorleeden donderdagh ten tweeden maalen daarvan ben aangetast, zulke ik met den doctor TronchienGa naar voetnoot1) heb geraadpleeght, welke na examinatie mijner constitutie verclaarde, dat het ongemack geensints aamborstigheyd, nemaar alle teekenen aan hem gebleeken betoonde, dat zulks 't praeludium was van eene aannaaderende mildzught, veroccagioneert door veel blocken en omwentelingen van teegenspoeden, welke onmiddelijk eene gantsche hijpocondrie konde verwecken, zoo mijn rustigh humeur en 't weghneemen van de oorzaak mijner ongesteldheijd sulkxGa naar voetnoot2) praevenieerde. Dus was Z.Eds. recipe.

In de eerste zes weeken wijnigh of niet te arbeijden, mij te diverteeren, dogh niet sterk te vermoeijen; alle twee uuren van den dagh medicijnen te gebruijken tot dat ondervonden wierd, dat de cauza movens verijdelt was. Stiptelijk heb ik zulke nagekomen en ben actueel besigh tot den uijtvoer van dat voorschrift.

En wat zal ik zeggen? Mij dunkt, dat ik voel beeterschap en ruijmer ademtoght. Oordeel nu, zoo 't U.Ex. gelieft, off ik vooralsnogh de reijs kan doen en off ik wel sal verliesen niet te supercedeeren tot aan 't hoff de handen wat ruijmer zijn en men occagie

[pagina 469]
[p. 469]

heeft na 't afdoen der dringende inlandsche zaaken plaats voor de buijtenlandsche te maaken.

Veronderstellende ten basis dat de gesondheijd de grootste rijkdom is, zoo dient om dezelve te behouden niets vernegligeerd te werden. De tijt sal inmiddels leeraren off er te hoopen off te vreesen is. Ook zult U.Ex. zeekerlijk wel sondeeren of er aandaght, lust en opmerkingh is, off dat wanhoop en verflaauwing de ijveraars bezield. 't Eenigste, dat zoude presseeren is off mijn zoon hoop heeft tot de vacante commisplaats off niet, om in 't laatste cas hem voor vast op zijn comptoir te verbinden.

Zoo dit geringe middel niet magh strecken tot dedomagement mijner groote moeijten en zwaare kosten, zoo zal ik wanhoopende veel liever succumbeeren als nogh meerder door aanhoudende sollicitatien (zonder vrught) te verliezen. In alles mij onderwerpende aan de wille Godts, welke oneijndige middelen heeft om variatien te maaken, die 't menschdom niet verwaght en des eghter hem te stade kunnen komen. Want zeeker wijsgeer zeght van zigh zelve: ‘Vermagh ik niets? Ik zet den hemel, de waarheijd en de tijd, teegens drie anderen’. Aan welke spreuk ik mij gedraage.

Nu verwaght ik met de veranderingh van windt scheepen van Curaçao, welkers nieuws U.Ex. immediaat zal werden geadviseert, 't zij die in faveur of prejuditie mogen zijn.

Gedenk mijner ten goeden en verschoon mijne reyse eenige tijt, om te praevenieren, dat ik niet verval in eene bijna universeele Hollandse provinciale ziekte, die ik gaarne in 't voorjaar na Gelderland zoude ontvlughten. Den Hemel zeegene uwen arbeijd en ijver, die onwrikbaar op waarheijd en trouw zijn gefundeert; twee zuijlen, die de eeuwigheijd verdienen zullen.

voetnoot1)
Zie Bentinck II, nr. 336.
voetnoot2)
Invoegen: niet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Briefwisseling en aantekeningen


auteurs

  • Geerten Gossaert

  • P. Geyl

  • over Frederik Hendrik van Wassenaer

  • over Charles J. Bentinck

  • over Hendr. Fagel

  • over A.A. Iddekinge

  • over Charles J. Bentinck


landen

  • over Groot-BrittanniĆ« (en Noord-Ierland)


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • 10 november 1750